Sociale Vraagstukken

290 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: copyright ok. Gecheckt 09-02-2022

Weerstand tegen migranten staat los van werkgelegenheid

De instroom van laaggeschoolde migranten is goed voor de economie, wordt vaak betoogd. Maar in bepaalde stedelijke gebieden met een industrieel verleden, zoals Rotterdam, is juist ook sprake van verdringing op de arbeidsmarkt. Maar dit verklaart niet de weerstand tegen migranten, zegt Jeroen van der Waal, socioloog aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.

Nederland kende de afgelopen decennia een aanzienlijke instroom van laaggeschoolde migranten. Hoewel het niet enkel arbeidsmigranten betreft, is het overgrote deel voor zijn levensonderhoud wel afhankelijk van de arbeidmarkt.

Conform de economische theorie worden we met zijn allen welvarender wanneer laaggeschoolde immigranten in een land als Nederland arbeidsplaatsen vervullen. Echter, de instroom van laaggeschoolde migranten leidt niet alleen tot macro-economische groei, maar ook tot verdringing op de arbeidsmarkt. Door immigratie neemt het arbeidsaanbod sterk toe, terwijl de vraag naar arbeid niet evenredig stijgt. Dit leidt tot dalende lonen van laaggeschoolden en voor hen een grotere kans op werkloosheid. Maar verschillende overzichtsstudies tonen aan dat dit verdringingseffect gemiddeld genomen zwak is, en zich slechts voordoet op de korte termijn.

Grote regionale verschillen

Het effect kan gemiddeld genomen dan wel zwak zijn, binnen landen zijn er grote regionale verschillen. Dat heeft ermee te maken dat voormalige industriesteden, zoals Rotterdam en in Limburg, inmiddels kampen met hoge werkloosheid onder de laaggeschoolde bevolking door het wegvallen van industriële werkgelegenheid. Steden als Amsterdam en Utrecht, met een meer op diensten georiënteerde economie, kennen aanzienlijk minder werkloosheidsproblemen (Van der Waal 2010b). Financiële dienstverlening, consultancy etc. scheppen namelijk veel werkgelegenheid voor laaggeschoolden in ondersteunende diensten, zoals schoonmaak, catering en beveiliging. Deze vraag naar laaggeschoolde arbeid ontbreekt veelal in de meeste voormalige industriesteden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Slachtoffers mensenhandel verdienen meer bescherming

Slachtoffers van mensenhandel verdienen meer bescherming, stelt universitair hoofddocent Conny Rijken. Zij worden nu te veel benaderd als illegalen die misbruik willen maken van verblijfsrecht, bijstand en ondersteuning. Zo een benadering verhindert een gedegen aanpak van mensenhandel.

Voor zover in Nederland de aanpak van mensenhandel hoog op de prioriteitenlijst staat betreft het de strafrechtelijke aanpak. Maar juist omdat het menselijke aspect ontbreekt, werkt zelfs die aanpak niet. Slachtoffers doen vaak geen aangifte als zij hiervoor bij de politie moeten zijn. Intussen is minister Leers ervan overtuigd dat slachtoffers maar al te vaak misbruik maken van de regels – hoewel hij toegeeft dat voor zijn donkere vermoedens geen cijfers bestaan. Zou dat de minister dan niet aan het denken moeten zetten, en doen beseffen dat de regeling juist voor de slachtoffers veel beter moet?

Leers’ prioriteit ligt bij uitzetting

Een mensenrechtelijke aanpak van de slachtoffers van mensenhandel is ook vereist volgens een nieuwe Europese Richtlijn mensenhandel van april 2011. Maar de door minister Leers voorgenomen maatregelen tegen het vermeende misbruik van de zogeheten ‘B9-verblijfsregeling slachtoffers mensenhandel’ (die recht geeft op verblijf, bijstand en ondersteuning) illustreren nog eens dat de prioriteit ligt bij uitzetting en strafrechtelijke procedures in plaats van bij het beschermen van degenen die dat nodig hebben. De maatregelen die de minister voorstelt in zijn brief (11 november, 2011, kenmerk 5716693/11), of voorstelt om te gaan onderzoeken, beogen de toegang tot de B9 te bemoeilijken en het verblijfsrecht in te perken. Een twaalftal organisaties heeft intussen de handen ineen geslagen en in een brief een schets gegeven van de gevolgen van zijn voorgenomen beleid (18 januari, 2012).

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Transparantie is voor overheden geen wondermiddel

Transparantie zou een wondermiddel zijn om het vertrouwen van burgers in de overheid te vergroten. Maar de ontsluiting van informatie brengt overheden in een lastige spagaat: mensen krijgen meer vertrouwen in de eerlijkheid van gemeente, maar minder vertrouwen in haar competentie, zegt universitair docent Stephan Grimmelikhuijsen.

Al jaren verkondigen politici – Barack Obama voorop – de belofte van meer overheidstransparantie. Behalve dat transparantie corruptie en misstanden aan kaak moet stellen, zou zo ook het vertrouwen van burgers in de overheid worden vergroot. ‘Onbekend maakt onbemind’, dus zal meer kennis van besluitvorming en beleid leiden tot een overheid die meer ‘bemind’ is, zo luidt de gedachte achter transparantie.

Andere politici pleiten juist voor minder transparantie. Voormalig minister Donner zorgde in mei vorig jaar voor ophef met zijn uitspraak: ‘Wetten zijn als worstjes. Je kunt maar beter niet zien hoe ze gemaakt zijn.’ Het zou volgens Donner beter zijn om overheidstransparantie in te perken: meer kennis van burgers leidt tot minder vertrouwen.

In het wetenschappelijke debat over de effecten van transparantie op vertrouwen zien we deze tweestrijd terug. Optimisten beargumenteren dat transparantie een positief effect heeft op vertrouwen in de overheid. Pessimisten zien het tegenovergestelde. Daarnaast zijn er ook nog sceptische wetenschappers die zeggen dat transparantie geen enkel effect heeft of dat het effect zo klein is dat het wordt overstemd door andere determinanten van vertrouwen, zoals ontevredenheid met een regering of zorgen over de economische crisis.

Foto: copyright ok. Gecheckt 10-02-2022

Een alternatieve visie op de Eurocrisis

In het dominante neoliberale discours wordt de Eurocrisis consequent voorgesteld als een probleem van ‘begrotingsdiscipline’. Daarmee wordt de aandacht afgeleid van falende financiële markten en van het echte probleem achter de crisis: scheve export-versus importverhoudingenm, zegt Alfred Kleinknecht (TU Delft), hoogleraar Economie van Innovatie aan de Technische Universiteit Delft.

De mediterrane landen hebben zwakke nationale kennis- en innovatiesystemen en geen sterke politieke instituties. In het verleden konden zij alleen concurreren door de pesetas,  escudos, drachmes en lires eens in de zoveel tijd af te waarderen. Afwaardering van je munt maakt je export goedkoper en je import duurder. Dit brengt je handelsbalans weer richting evenwicht. Sinds hun toetreding tot de Eurozone kunnen deze landen niet meer afwaarderen. Hun importoverschotten nemen daardoor voortdurend toe, evenals, als spiegelbeeld,  de exportoverschotten van vooral Duitsland en Nederland. Overigens heeft de Eurozone als geheel een vrij evenwichtige handelsbalans met de rest van de wereld. Dit betekent dat de Duitse en Nederlandse exportoverschotten nagenoeg gelijk zijn aan de importoverschotten in het Zuiden.

Papieren toezeggingen

Vereffening van import- en exportoverschotten gebeurt door handel in vermogenstitels zoals aandelen, onroerend goed of schuldtitels. De mediterrane landen hebben het leeuwendeel van hun importoverschotten ‘betaald’ met uitgifte van schuldtitels – papieren toezeggingen om later te betalen. Deze schuldtitels staan nu als ‘bezittingen’ op de balansen van onze banken, verzekeraars en pensioenfondsen. Mochten ze op een dag niet meer opeisbaar blijken te zijn, dan hebben vooral de banken een groot probleem. Vandaar de we ‘de Grieken’ moeten helpen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Nederland keert terug naar de Middeleeuwen

Onder het Middeleeuwse inquisitoire strafproces was geen enkele vrijspraak definitief. Als het aan de Tweede Kamer ligt, keren we terug naar dat systeem, met alle negatieve gevolgen van dien voor de zorgvuldigheid bij opsporing en vervolging. Dan wordt een vrijgesproken verdachte nooit van blaam gezuiverd, meent criminoloog Wiene van Hattum.

De Tweede Kamer heeft op dinsdag 24 januari het wetvoorstel ‘Herziening ten nadele’ aangenomen. Het voorstel maakt het mogelijk dat een definitieve vrijspraak kan worden herzien als nieuw forensisch onderzoek aantoont dat de vrijgesproken verdachte toch de dader is geweest. De regeling is bestemd voor vrijgesproken verdachten van opzettelijk gepleegde misdrijven waarbij het slachtoffer werd gedood. Deze delicten variëren van ‘hulp bij zelfdoding’ (maximumstraf 3 jaar) en ‘mishandeling de dood ten gevolge hebbend’ (maximumstraf 6 jaar) tot ‘moord’ (30 jaar of levenslang).

Wet aangepast voor nieuwe onderzoekstechnieken

Behalve nieuw technisch bewijs kan ook een naderhand afgelegde ‘geloofwaardige bekentenis’ een grond opleveren voor herziening. Om de regeling compleet te maken is de procedure eveneens bestemd voor zaken waarin is gebleken dat de vrijspraak berust op een vals deskundigenrapport of op een verklaring van een getuige die door de vrijgesproken verdachte is bedreigd, of indien de vrijspraak het gevolg is van omkoping van de rechter.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Waarom migranten echt anders zijn

Er lijkt veel consensus te zijn dat categoraal integratiebeleid zijn langste tijd gehad heeft. Professor Han Entzinger verwoordt in een interview voor Socialevraagstukken de opvatting van velen: je helpt mensen niet vooruit door ze een cultureel etiket op te plakken. Filosoof en adviseur wijkaanpak Klaas Mulder denkt daarentegen dat we de grote verschillen wel moeten blijven benoemen.

Er is een flauw grapje over een boer die zijn twee paarden niet uit elkaar kan houden. Na diverse mislukte pogingen heeft hij de oplossing gevonden: de staart van het witte paard is drie centimeter langer dan die van het zwarte.

Dezelfde verkramptheid zien we al vijftig jaar in het integratiedebat. We zoeken naar nette woorden om een verschil uit te drukken omdat we denken dat het denigrerend is om de meest in het oog springende kenmerken hardop te benoemen. Als ik als jong kind slecht bij elkaar passende kleren had aangetrokken zei mijn moeder altijd dat ik ‘voor Turk liep’. Niet zo raar dus dat het jarenlang gemeengoed was om het over ‘Turkse mensen’ te hebben. ‘Turken’, dat was grof.

We verzonnen vreemde woorden om doelgroepen te benoemen. Het waren onze etiketten die onze agenda weerspiegelen: de buitenlandse werknemer, de medelander, de allochtoon. Na 50 jaar categoraal beleid rijst de vraag of etiketten helpen om achterstanden te bestrijden. Maar wie heeft beslist dat een verschil er alleen toe doet als het achterstanden kan verklaren of oplossen, zoals Entzinger suggereert? Is de progressieve fixatie op achterstanden niet even zelf-normatief als het populistische pleidooi voor totale aanpassing? Wie achterstand heeft, wijkt af van een norm die de kenniselite zelf in stand houdt. Er is geen vierjarige die ‘achterstand’ heeft als hij later heftruckchauffeur wil worden. Pas door de doorstroomcijfers naar Havo en VWO als uitgangspunt te nemen wordt een probleem gecreëerd.

Foto: copyright ok. Gecheckt 28-09-2022

Verwelkom de filantroop

Met de gestage toename van de ongelijkheid in Nederland, rukt de liefdadigheid op. Hoogopgeleiden, ouderen en veelverdieners zullen de komende jaren naar verwachting meer geven aan de nationale kunst- en cultuursector. Maar hoe gewenst is dat eigenlijk?

Naast de grotere particuliere rijkdom en de toegenomen ongelijkheid speelt ook de terugtredende overheid een rol bij de opmars van de liefdadigheid. Doordat de overheid kort op subsidies, worden meer organisaties, initiatieven en mensen afhankelijk van particuliere giften en donaties. Denk bijvoorbeeld aan de kunstensector.

Als het aan staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Halbe Zijlstra ligt, neemt de mecenas de rol van de overheid over. Of Zijlstra zich niet rijk rekent is de vraag. Er is geen mecenas die erom zit te springen om de gaten in de rijksbegroting te stoppen. Donateurs zijn vaak wel bereid om projecten te financieren maar willen niet voor de lopende kosten van iets opdraaien. Desalniettemin wint filantropie terrein.

Armoede in Nederland bestaat niet, dus is de armenzorg overbodig
Tot twintig jaar geleden was liefdadigheid een besmet begrip; het werd geassocieerd met paternalisme, bevoogding en willekeur. Liefdadigheid, zo was toen de algemene gedachte, was iets uit de 19de eeuw en had te maken met de groteske armoede in de opkomende industrie- en handelssteden als bijvoorbeeld Londen, Manchester en Amsterdam. De Britse schrijver Charles Dickens was de bekendste chroniqueur van deze voor vele Europese arbeiders en werklozen uiterst miserabele periode. Met de algemene bijstandswet van 1965 hadden we dat hoofdstuk toch wel afgesloten.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De professional vertrouwt op zijn ambachtelijkheid

Professionals in het sociaal werk laten zich steeds meer in een wetenschappelijk keurslijf stoppen. Dat ze dit laten gebeuren hangt samen met een gebrek aan professioneel zelfvertrouwen.  Sociale professionals vergeten dat ze als ambachtslieden ook moeten vertrouwen op hun gevoel, zegt gastredacteur en pedagogisch werkster Nathalie Grahame.

Om elk misverstand te voorkomen, ook ik vind dat de methodes en technieken van het sociaal werk wetenschappelijk onderbouwd moeten zijn. Alleen op die manier kan de professionaliteit van de beroepsuitoefening worden gewaarborgd en kan er zicht worden verkregen op het effect van gepleegde interventies. Waar het mij om gaat, is dat sociaal werk betrekking heeft op een wereld die niet of slechts ten dele maakbaar is.

Daarnaast wordt er aan het ‘verwetenschappelijkte’ sociaal werk regelmatig meer zekerheid toegeschreven dan gerechtvaardigd is. Te vaak wordt voorbijgegaan aan het feit dat hulpverlening uiteindelijk niet meer is dan een tussenkomst in een socialisatieproces. Een proces dat de hulpverlener, weliswaar zo goed en zo gefundeerd mogelijk, wil beïnvloeden, maar nooit volledig kan sturen. Deze sturing ligt per definitie buiten het bereik van de hulpverlener.

De angstige professional
Geregeld wordt aan de huidige professional gerefereerd als een angstige professional. Hij zou zich kritiekloos voegen naar de manager, de wetenschapper en de politicus en slechts doen wat hem gevraagd wordt.
Hij neemt geen initiatief en durft niet langer te vertrouwen op zijn inschattingsvermogen. Mijn ervaring is dat dit beeld vaak klopt. Ter illustratie wil ik mijn eigen beroepspraktijk aanhalen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Het einde van het integratiebeleid

Door te kijken naar allochtonen, Turken of Marokkanen los je geen achterstanden op, stelt Han Entzinger, die met een invloedrijk WRR-rapport ooit de term ‘allochtoon’ muntte. Het is tijd om de etnische bril af te zetten. ‘De focus op ‘allochtonen’ suggereert dat cultuur de oorzaak van problemen is’. Dit stuk is geschreven door sociologen Marcel Ham en Jelle van der Meer.

Het kabinet dat ‘Nederland terug gaat geven aan de Nederlanders’ is muisstil over integratie. Hoogleraar integratie- en migratiestudies Han Entzinger, al meer dan dertig kritisch volger van het integratiedebat, schreef direct na het aantreden van deze regering een opiniestuk waarin hij vaststelde dat het regeerakkoord de retoriek van mislukte integratie combineert met niet meer dan met symbolische maatregelen. Nu het kabinet ruim een jaar regeert, ziet Entzinger zijn observatie bevestigd. De facto is het landelijke integratiebeleid afgeschaft en daar heeft hij gemengde gevoelens over. De overwegingen van het kabinet – integratie is eigen verantwoordelijkheid – zijn niet de zijne, maar tegelijk is Entzinger niet rouwig over het verdwijnen van het integratiebeleid zoals we dat zijn gaan kennen: een fixatie op de aanpassing van specifieke etnische groepen. Hij acht de tijd rijp voor een mentale reuzenstap: afschaffing van het denken in etnische categorieën, oftewel het einde van het begrip ‘allochtoon’. Dat kan de weg vrijmaken voor goed integratiebeleid.

Foto: copyright ok. Gecheckt 02-03-2022

Waarom politici soms feiten ontkennen

Wetenschappelijke kennis mag dan onderhevig zijn aan inflatie, toch komt het soms voor dat onderzoekers onderwerp worden van politieke strijd. De vraag is hoe onderzoekers daarmee om moeten gaan. Op dit moment zijn het vooral de niet-deskundigen die uitmaken wat de ‘waarheid’ is: beleidsmakers en het brede publiek, zegt Sjoerd Karsten, bijzonder hoogleraar Beleid en Organisatie van het Beroepsonderwijs aan de UvA.

Stelt u zich eens voor: u heeft zojuist van een specialist gehoord dat uw ziekte niet te genezen valt. Hoe groot is de kans dat u voor een ‘second opinion’ gaat naar een andere specialist? Hoe groot is de kans dat u (eventueel na het tweede oordeel) gaat ‘shoppen’ in het alternatieve circuit? Nu echter het geval, dat u bij de eerste specialist te horen heeft gekregen, dat alles in orde is. Gaat u dan nog te rade bij een andere specialist? Waarschijnlijk niet. Met andere woorden, er moeten verschillende doktoren aan te pas komen om een  overtuigend bewijs te leveren als er iets mis is, maar een enkele volstaat om overtuigd van te zijn van een blijde boodschap.

Een soortgelijk gevoel overkwam mij het afgelopen jaar als beleidsonderzoeker. Samen met mijn collega Henk Blok van het Kohnstamm Instituut leverden we vorig najaar een rapport af over het thuisonderwijs in Nederland; of liever gezegd hoe het kinderen vergaat met een vrijstelling van de leerplicht vanwege richtingbezwaar, zoals dat in het officiële jargon heet. Het gaat om ongeveer driehonderd kinderen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 23-11-2022

Flexibilisering arbeidsmarkt vooral goed voor hoogopgeleiden

Flexibilisering van de arbeidsmarkt heeft twee nadelen. Laagopgeleiden profiteren er niet van en de loyaliteit met het bedrijf wordt minder. Het zou goed zijn als het bedrijfsleven haar verantwoordelijkheid zou nemen door op de arbeidsmarkt een nieuwe koppeling te creëren tussen flexibiliteit en zekerheid, zegt socioloog en Amerikanist Erik de Gier.

Al geruime tijdbhebben overheid en sociale partners ingezet op een vergaande flexibilisering van de arbeidsmarkt. De op deze site gevoerde discussie over ‘flexicurity’ is daar een voorbeeld van, net zozeer als de debatten over het langer doorwerken van oudere werknemers en de aanzienlijke versobering van het stelsel van sociale zekerheid. Eén van de doelen is dat werknemers tijdelijke baanzekerheid inruilen voor levenslange werkzekerheid. Dit laatste is paradoxaal en lijkt onhaalbaar als we kijken naar de prestaties van het activerende arbeidsmarktbeleid in de afgelopen twintig jaar. Intussen is wel het aantal werknemers met een flexibel contract gestegen tot ongeveer een derde van het totaal aantal werknemers. Diegenen die daarvan in verhouding tot andere categorieën werknemers het meest profiteren zijn jongere hoogopgeleide werknemers.

Het tegenovergestelde is het geval bij de lager opgeleiden en de onderkant van de arbeidsmarkt. Zij hebben doorgaans de minst aantrekkelijke baantjes, de slechtste werkomstandigheden en de minste mogelijkheden om zichzelf te verbeteren op de arbeidsmarkt. Uit recent onderzoek blijkt telkens weer dat zich op de arbeidsmarkt een proces van tweedeling voltrekt ten nadele van de laagst opgeleiden, de bijdrage van Will Tinnemans op deze site is er ook een voorbeeld van. Uiteindelijk zal deze ontwikkeling ook gevolgen hebben voor de  middengroepen. Als gevolg van voortgaande flexibilisering nemen ook hun zekerheden af. Een voorbeeld hiervan is de sterke groei van het aantal ZZP’ers in de afgelopen jaren.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Beleid tegen illegalen heeft tegendraads effect

De criminalisering van mensensmokkel door de overheid staat in scherp contrast met het beeld dat de illegale migranten ervan hebben. Voor de een is het een vorm van georganiseerde misdaad, voor de ander een manier om toegang te krijgen tot beter betaald werk. De overheid gaat aan deze werkelijkheid voorbij, stelt Richard Staring, hoogleraar ‘Mobiliteit, toezicht en criminaliteit’ aan de Erasmus School of Law, Erasmus Universiteit Rotterdam.

De afgelopen jaren hebben uitzonderlijke gevallen het beeld van de overheid over mensensmokkel gedomineerd en het beleid op deze terreinen mede gestuurd. Denk aan het Dover-drama met Sister Ping, de Sneepzaak of de Marokkaanse slaaf op de Dappermarkt. Deze extreme zaken zijn beeldbepalend voor de komst, het verblijf en de gedwongen terugkeer van illegale vreemdelingen geworden. De overheid ziet mensensmokkel als een serieuze en ernstige vorm van georganiseerde misdaad die het migratiebeleid en de integratie van de gevestigde allochtonen ondermijnt.

Migranten daarentegen beschouwen het als een al dan niet betaalde dienst om familieleden bij zich te krijgen. Waar de overheid bang is voor de aanzuigende werking van versoepelingen in het migratiebeleid, doen de illegale vreemdelingen een informeel beroep op familieleden die toevallig in Nederland wonen. Waar de overheid illegaliteit criminaliseert, ziet de illegale vreemdeling zijn status als een min of meer vanzelfsprekende consequentie van zijn aanwezigheid zonder verblijfsdocumenten. Het is moderne slavernij met al zijn uitbuiting tegenover een sociaal arrangement met specifieke economische arbeidsverhoudingen met geaccepteerde en normatief begrensde uitbuiting. Kortom, rond de komst, het verblijf en de terugkeer van illegale vreemdelingen is er sprake van een kloof in betekenisgeving tussen de overheid en de migranten.

Vorige Volgende