Transparantie is voor overheden geen wondermiddel
Transparantie zou een wondermiddel zijn om het vertrouwen van burgers in de overheid te vergroten. Maar de ontsluiting van informatie brengt overheden in een lastige spagaat: mensen krijgen meer vertrouwen in de eerlijkheid van gemeente, maar minder vertrouwen in haar competentie, zegt universitair docent Stephan Grimmelikhuijsen.
Al jaren verkondigen politici – Barack Obama voorop – de belofte van meer overheidstransparantie. Behalve dat transparantie corruptie en misstanden aan kaak moet stellen, zou zo ook het vertrouwen van burgers in de overheid worden vergroot. ‘Onbekend maakt onbemind’, dus zal meer kennis van besluitvorming en beleid leiden tot een overheid die meer ‘bemind’ is, zo luidt de gedachte achter transparantie.
Andere politici pleiten juist voor minder transparantie. Voormalig minister Donner zorgde in mei vorig jaar voor ophef met zijn uitspraak: ‘Wetten zijn als worstjes. Je kunt maar beter niet zien hoe ze gemaakt zijn.’ Het zou volgens Donner beter zijn om overheidstransparantie in te perken: meer kennis van burgers leidt tot minder vertrouwen.
In het wetenschappelijke debat over de effecten van transparantie op vertrouwen zien we deze tweestrijd terug. Optimisten beargumenteren dat transparantie een positief effect heeft op vertrouwen in de overheid. Pessimisten zien het tegenovergestelde. Daarnaast zijn er ook nog sceptische wetenschappers die zeggen dat transparantie geen enkel effect heeft of dat het effect zo klein is dat het wordt overstemd door andere determinanten van vertrouwen, zoals ontevredenheid met een regering of zorgen over de economische crisis.