Weerstand tegen migranten staat los van werkgelegenheid
De instroom van laaggeschoolde migranten is goed voor de economie, wordt vaak betoogd. Maar in bepaalde stedelijke gebieden met een industrieel verleden, zoals Rotterdam, is juist ook sprake van verdringing op de arbeidsmarkt. Maar dit verklaart niet de weerstand tegen migranten, zegt Jeroen van der Waal, socioloog aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.
Nederland kende de afgelopen decennia een aanzienlijke instroom van laaggeschoolde migranten. Hoewel het niet enkel arbeidsmigranten betreft, is het overgrote deel voor zijn levensonderhoud wel afhankelijk van de arbeidmarkt.
Conform de economische theorie worden we met zijn allen welvarender wanneer laaggeschoolde immigranten in een land als Nederland arbeidsplaatsen vervullen. Echter, de instroom van laaggeschoolde migranten leidt niet alleen tot macro-economische groei, maar ook tot verdringing op de arbeidsmarkt. Door immigratie neemt het arbeidsaanbod sterk toe, terwijl de vraag naar arbeid niet evenredig stijgt. Dit leidt tot dalende lonen van laaggeschoolden en voor hen een grotere kans op werkloosheid. Maar verschillende overzichtsstudies tonen aan dat dit verdringingseffect gemiddeld genomen zwak is, en zich slechts voordoet op de korte termijn.
Grote regionale verschillen
Het effect kan gemiddeld genomen dan wel zwak zijn, binnen landen zijn er grote regionale verschillen. Dat heeft ermee te maken dat voormalige industriesteden, zoals Rotterdam en in Limburg, inmiddels kampen met hoge werkloosheid onder de laaggeschoolde bevolking door het wegvallen van industriële werkgelegenheid. Steden als Amsterdam en Utrecht, met een meer op diensten georiënteerde economie, kennen aanzienlijk minder werkloosheidsproblemen (Van der Waal 2010b). Financiële dienstverlening, consultancy etc. scheppen namelijk veel werkgelegenheid voor laaggeschoolden in ondersteunende diensten, zoals schoonmaak, catering en beveiliging. Deze vraag naar laaggeschoolde arbeid ontbreekt veelal in de meeste voormalige industriesteden.