Richard Kroes

115 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: ITU Pictures (cc)

Pim

COLUMN - Er zijn weinig mannen waar ik zoveel van geleerd heb als van Pim. Pim was ingehuurd door mijn baas om ons een cursus communicatie te geven. Dat bleek een wat aspecifieke aanduiding van wat uiteindelijk heel specifiek een verkooptraining bleek. Daar heb ik ook wel wat van opgestoken, maar Pim zélf, die was pas echt leerzaam.

Pim was van het type: nét iets te enthousiast en nét iets te amicaal. Het ging slechts om een fractie verschil, maar je merkt zoiets meteen. U kent ze wel, een bepaald slag managers kan er ook zo’n last van hebben. Maar hoewel het wel wat aanpassing vraagt van het lijdend voorwerp om normaal te reageren op iemand die je nét iets te vaak en onnodig bij je voornaam noemt, is daar nog wel – na enige oefening – prima mee om te gaan.

Andere eigenaardigheden van Pim bleken lastiger. Als je met hem in gesprek was, had je voortdurend het idee dat het gesprek niet helemaal normaal verliep. Je kon er de vinger niet op leggen, maar er was iets dat je ongemakkelijk in je stoel deed schuiven. Pas aan het einde van het gesprek realiseerde je je dat Pim de conversatie de hele tijd had zitten sturen om bij een conclusie aan te komen die hij vooraf al had bedacht. Dat is al irritant genoeg, maar wat gebeurde er nu precies tijdens het gesprek? Waar merkte je aan dat er wat loos was?

Foto: Steven Zucker (cc)

Ouwe troep

OPINIE - Nu ben ik archeoloog en ik zou dus eigenlijk vooraan moeten staan in de protesten tegen de vernielingen van oudheden die in opdracht van onze geliefde kalief zijn aangericht in de musea in Mosul. Maar daar sta ik niet. Het doet me bijzonder weinig. Ja, er gaat onvervangbaar erfgoed verloren en dat is – zelfs ik zie dat – ongelofelijk jammer. En toch wordt dit stukje geen vlammend protest, noch een begeesterde veroordeling van de barbarij die onder onze geliefde kalief zo welig opbloeit.

Daar heb ik een heleboel redenen voor. De eerste is praktisch: deze jongemannen lijden aan een Gilles de la Tourette-achtige aandoening die ze precies laat doen waar je ze juist van af probeert te houden. Hoe harder je protesteert, hoe harder ze zich zullen gaan toewijden aan het doen van wat niet mag. De stoere knapen van onze geliefde kalief zijn erop uit voor zichzelf de reputatie van een God noch gebod respecterende club te bevestigen en met protesten geef je ze precies aan in welke richting ze het moeten zoeken. In zekere zin zijn ze dan ook heel goed aan te sturen. Zoals ik al zei: jonge mannen zijn het, niet meer.

Mijn tweede reden is even praktisch als moreel: ik heb liever dat die losgeslagen hormonen losgaan in een museum met ouwe troep dan op een berg vol mensen. Als ik moet kiezen tussen mijn vak, beroep en levensvervulling versus een mensenleven is mijn keuze verrassend snel en makkelijk gemaakt. In de tijd die ze steken in het slopen van een lamassu, zijn ze niet bezig met het verbranden, kruisigen of anderszins slopen van mensen. Laat ze, als we er toch al niks aan kunnen doen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 22-04-2022

Troep

ACHTERGROND - Vroeger was er geen vuilophaaldienst. Wie afval had, gooide dat uit het raam, in de greppel naast de boerderij, in het varkenskot, achter de stal, maar in ieder geval niet op enkele kilometers van de woonplek zoals nu. Je had wel wat beters te doen. Onbewust van microben en infectieziekten zag de mens vroeger in deze vorm van Entsorgung geen enkel probleem.

We leefden op onze eigen vuilnisbelt. En dat is leuk, want daardoor kunnen we nu nog steeds onderzoek doen naar de plekken waar duizenden jaren geleden mensen woorden. Nooit heb ik mijn vak – de archeologie – beter samengevat gezien dan in de studentikoze boektitel: The how-to-dig-holes-in-alleged-junk-containing-soil-book.

Een echte archeoloog zal u een chiquer antwoord geven op de vraag wat hij doet. Archeologen bestuderen het menselijk verleden aan de hand van de materiële cultuur. Het menselijk verleden onderscheidt de archeoloog van de paleontoloog, die oude beesten bestudeert. De materiële cultuur onderscheidt hem van de historicus, die in geschreven bronnen doet. Materiële cultuur is op zijn beurt weer een chique woord voor de spullen die mensen maken. Dat kan letterlijk alles wezen: van gemeentehuizen en Chinese muren tot koffielepeltjes en veiligheidsspelden.

Wat mensen onbedoeld maken, kan ook onderwerp van onderzoek zijn: de veranderde samenstelling van het plantaardig leven rondom een boerendorp laat zijn sporen na in de in de bodem neergelagen stuifmeelkorrels. Geen prehistorische boer die daar ooit op gekomen is. Misschien dat hij wel eens aan zijn eigen afval heeft gedacht: ‘Als de één of andere idioot hier over tweehonderd jaar zijn schep in zet, heeft-ie echt géén idee!’

Foto: Oosterwytwerd (cc)

Vooruitgang

COLUMN - Eergisteren zou mijn vader de negenentachtigjarige leeftijd hebben bereikt, als hij niet op zijn tweeëntachtigste was overleden. Hij was van ’26. Zijn jeugd besloeg een periode die ik alleen maar ken als het Interbellum en als die van de grote crisis. Daar heeft hij behoorlijk wat van meegekregen. Zijn moeder was huisvrouw en zijn vader – die geen opleiding had genoten – verdiende de kost met wisselend werk: als glazenwasser, in een bakkerij en in een waterstokerij (daar kon je heet water halen). Rond ’39 werd hij echter ernstig ziek en kon hij niet meer werken. Zowel voor als na de oorlog leefde mijn vader – hij was de jongste thuis – in een gezin dat het grootste deel van de tijd ‘steun’ trok. Nadat zijn vader ziek werd (hij overleed in ’47), was dat zelfs de enige vorm van inkomsten, totdat hij ging studeren.

Mijn vader kon – na de oorlog – gaan studeren omdat hij in aanmerking kwam voor een beurs. Destijds was dat een recht dat je verwierf door op school goed te presteren. Een vetpot was het niet: hij koos voor een opleiding aan een instituut één stad verderop, waarvan de diploma’s niet door het rijk werden erkend, omdat op kamers gaan wonen geen optie was. Voor iemand uit een arm gezin koos hij bovendien voor een hoogst onwaarschijnlijke opleiding: het conservatorium. Hij wilde het liefst organist worden en dat werd hij ook.

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-02-2022

KORT | Leegte

OPINIE - Hoe on-ge-lo-fe-lijk stom kun je zijn, met je partijgenoot aan de telefoon bespreken hoe je de burger aan het lijntje houdt, terwijl iedereen mee kan luisteren en sociale media alomtegenwoordig zijn. Nomen is in dit geval wel héél erg omen.

En het wordt nog erger: je biedt je excuses aan. Nee, niet voor het feit dat je de benadeelde burger in de maling neemt, niet voor het feit dat je de ergst denkbare vooroordelen over politici meer dan bevestigd hebt, maar voor het feit dat je daarover een publiek telefoontje hebt gepleegd, voor het feit dat je betrapt bent dus, als de eerste de beste crimineel.

En dan nóg kan het erger: wíj zijn het namelijk die op deze man gestemd hebben, en op de partijgenoten waarmee hij over het beleid inzake gaswinning in Groningen telefonisch overleg plegen moest.

Ostracisme anyone?

Foto: Gerry Lauzon (cc)

Angst

Er zijn niet bijster veel dogma’s meer waar ik nog heilig in geloof, maar het dogma dat alle agressie in wezen angst is, is er één van. En angst eindigt alleen in agressie als die niet meer gerelativeerd kan worden. De agressor is dus bang, onverdund, puur en zuiver, 100%, zeven kleuren bagger, zoals mijn oude schermleraar placht te zeggen. Die angst kan volkomen terecht en redelijk zijn. Aan een recht op je neus af suizende vuist valt weinig meer te relativeren. Geen mens die de agressie die daarop volgt onredelijk zal noemen. Misschien wel buitenproportioneel of overdreven, maar niet onredelijk.

Maar zelfs de meest bijtende cartoon suist niet recht op je neus af. Cartoons suizen zelfs helemaal niet. Toch lukt het sommige van die papiertjes met inktvlekken om zóveel dreiging op te roepen, om zóveel angst in te boezemen, dat voor enkelen relativeren niet meer binnen het bereik van hun vermogens ligt en agressie hun enige uitweg vormt. Een Parijs drietal greep naar Kalashnikovs om ‘God is groot’ roepend een dozijn medemensen, waaronder zelfs een geloofsgenoot, dood te schieten, met maar één doel: geen grappen meer over hun diepste geloofsovertuigingen, een status aparte voor hun islam en zijn profeet, ophouden met de spot, een einde aan de angst.

Foto: Tim Britton (cc)

Een kleine filosofie van de contra-kennis

ACHTERGROND - Alweer een hele tijd geleden blogde ik over mijn artikel in Kleio, waarin ik het begrip contra-kennis introduceerde. Dat artikel ging over de kruistochten, meer speciaal: over de samenwerking tussen christenen en moslims tijdens de kruistochten, en het gebruik dat er van de geschiedenis van de kruistochten wordt gemaakt door verschillende kampen in het moderne politieke spectrum.

Ik noemde daarbij de evolutieleer en de klimaatsverbetering als voorbeelden van vakgebieden waar ook contra-kennis rondwaart. In een andere post noemde ik de door het westen overgenomen kennis van de Arabieren als een laatste voorbeeld. In de eerste post probeerde ik een definitie te geven van wat contra-kennis was.

Een manier van wetenschapsbeoefening die zich afzondert in facties en primair ten dienste staat van de politieke doelen van die facties

Daar gaf ik een paar voorbeelden bij: creationisten die met eigen wetenschappers, eigen onderzoeksscholen en eigen publicaties, die ook bij voorkeur naar elkaar verwijzen in plaats van naar iemand ‘van buiten’, proberen de evolutietheorie onderuit te schoffelen; culturalisten die menen dat de moslims alleen kennis van andere volken hebben doorgegeven, kennis die bovendien ook via andere kanalen beschikbaar was, om het belang van de islam als invloed op de ontwikkeling van de westerse cultuur te bagatelliseren.

Mijn definitie dekt het doel van contra-kennis – primair ten dienste staan van eigen politieke doelen – en de organisatie – afgezonderd in op zichzelf gerichte facties – maar geeft niet goed aan wat het nu eigenlijk is. Daar ben ik ook nog niet helemaal uit, maar er zijn wel een aantal kenmerken – die ik hieronder inventariseer – die de aanpak van culturalisten, klimaatsceptici, creationisten en andere apologeten gemeen hebben en die mogelijk kunnen leiden tot een betere definitie van het begrip: contra-kennis…

Foto: Adam Rifkin (cc)

Rondzingende verhalen

ACHTERGROND - In mijn KTB-cursus – over de onderlinge verbanden tussen de bijbel, de koran en de wijdere wereld waarin beiden zijn ontstaan – gebruik ik een aan Salman Rushdie ontleende metafoor om mijn cursisten uit te leggen hoe die wijdere wereld eruit zag: een Zee van Verhalen. De bijbel vormt in die Zee van Verhalen een eigen baai, net als de koran en net als een boel andere – veel minder bekende – verhaaltradities die in het Midden Oosten een rol spelen en gespeeld hebben. Wie dat wilde, kon uit de Zee van Verhalen iets plukken dat in zijn kraam te pas kwam. Soms werd een verhaal uit een andere traditie gekopieerd. Veel vaker werd op een bestaand verhaal gevarieerd: details werden verder uitgewerkt, soms werd de hele pointe van een verhaal veranderd of zelfs omgedraaid.

Voor dat verschijnsel heeft Carel ter Linden de prachtige term ‘rijmende verhalen’ gemunt. Rijmende verhalen werden gemaakt voor een publiek dat verondersteld werd het rijm te herkennen. Een simpel voorbeeld: baby Mozes werd door zijn moeder niet voor niets in een biezen arkje gelegd. De eerste verteller van het verhaal ging ervan uit dat de toehoorder zich zou realiseren dat hier iets werd verteld dat rijmde op de ark van Noach.

Er was een – buitenbijbels – verhaal over Jezus die uit klei vogeltjes maakte en die vervolgens tot leven wekte. Iets wat natuurlijk alleen God zelf kon en dat was het punt ook. Dat verhaal werd in de koran opgenomen, maar met een twist: Jezus kon zoiets alleen met Gods verlof, zoals hij ook alleen zieken kon genezen en doden tot leven kon wekken met Gods verlof. Wie het oorspronkelijke verhaal kende, herkende de boodschap meteen: dat een mens dingen kon die alleen God kon, wilde nog niet zeggen dat hij God wás, daar zat Gods verlof nog tussen.

Foto: Alain (cc)

Twee in één

ACHTERGROND - Waar de moderne westerse mens zich maar moeilijk voor kan stellen hoe christenen kunnen geloven in de goddelijkheid van Jezus, had het vroege christendom juist grote moeite zich voor te stellen dat de Zoon Gods ook een méns was. De keuze voor óf menselijk óf goddelijk bleek voor veel gelovigen de voorkeur te hebben boven die twee-in-één-oplossing. Toch was een vorm van combineren van die twee noodzakelijk, omdat anders het idee van de verlossing door een mensgeworden God niet meer vol te houden was. Voor dat probleem zijn in de loop van de geschiedenis allerlei formuleringen gevonden.

Volgelingen van Arius meenden dat ‘de zoon’ – één van de drie goddelijke personen – een schepsel was en niet van eeuwigheid af had bestaan. Alleen de Vader was God, de zoon was goddelijk. Daarmee werd afgestapt van het al even onnavolgbare idee van de Drie-eenheid. Adoptianisten gingen nog verder: de historische persoon Jezus was een gewoon mens, die door God was aangenomen als Zijn zoon. Docetisten namen juist het omgekeerde aan: Jezus was in werkelijkheid de Zoon zelf en in zijn historische voorkomen slechts in schijn een mens. Alles wat hij deed als mens, vooral het hoofdprobleem: zijn lijden, was slechts een voorspiegeling. In werkelijkheid was hij zuiver God, onaangetast door al wat menselijk was.

Foto: Pedro Ribeiro Simões (cc)

Miskoop

COLUMN - Omdat ik momenteel een cursus aan het voorbereiden ben over islamitisch Spanje, kocht ik een tijd geleden in mijn favoriete antiquariaat een boek dat daarover leek te gaan: The Mezuza in the Madonna’s Foot van Trudi Alexy. Oral histories exploring 500 years in the paradoxical relationship of Spain and the Jews, zegt de ondertitel. Ik verwachtte iets aan te treffen over de geschiedenis van joden in Spanje na 1492, toen de katholieke majesteiten Ferdinand en Isabella besloten alle joden Spanje uit te jagen.

Mijn nieuwe aanwinst bleek een miskoop, maar en wel hele gelukkige. Over Spaanse joden die ervoor kozen in Spanje te blijven, hetzij als converso, het zij als marrano (jood in het geheim) trof ik wel wat aan, maar bedroevend weinig. Het boek gaat voornamlijk over Joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog via het Spanje van Franco een veilig heenkomen zochten en daar in groten getale ook in zijn geslaagd. De auteur was er – als kind – één van.

Zij schetst in haar boek een beeld van de vluchtroute via Spanje door middel van interviews met gevluchte Joden, met mensensmokkelaars en hulpverleners. En passant probeert ze een antwoord te geven op de vraag hoe het mogelijk was dat de bevolking van een land met zo’n enorm vijandige houding tegenover Joden hen toch hielp toen dat nodig was en daarvoor zelfs druk weerstond van bondgenoot Nazi Duitsland om zich anders op te stellen. Dat antwoord komt niet heel goed uit de verf, maar de verhalen zijn een genot om te lezen.

Foto: lets.book (cc)

Extra ecclesiam

ACHTERGROND - Wetenschapsfilosoof Maarten Boudry vraagt in de Belgische krant De Morgen van 13 september aan gematigde moslims voortaan geen beroep meer te doen op de koran wanneer ze hun afkeuring van gewelddadige geloofsgenoten willen onderbouwen. Hij richt zelfs een ‘smeekbede’ tot hen, omdat ze op die manier het uitgangspunt delen van hen die ze bestrijden.

U speelt niet alleen op het schaakbord van de jihadi’s, met hun spelregels, het is alsof u zichzelf drie pionnen toebedeelt en uw tegenstander tien koninginnen.

Bij elk dispuut halen fundamentalisten immers het boek boven dat u beiden eerbiedigt als goddelijke autoriteit, en weten zij de beste papieren voor te leggen.

Aldus Boudry. Het is een iets vriendelijker formulering van een oud thema: de koran als islamitische Mein Kampf, waarin ondubbelzinnig en tot in detail alle gruwelijkheden zouden zijn voorgeschreven die moslimzeloten overal ter wereld plegen. Wie met behulp van datzelfde boek anderen tot vreedzaam gedrag wil aanzetten, faalt natuurlijk al bij voorbaat. Dat idee is het gevolg van een denkfout waar atheïsten en andere seculieren de laatste tijd steeds vaker met een forse klap in tuinen: ze luisteren alleen naar fundamentalisten.

Die lezen heilige teksten namelijk letterlijk – ‘wat er stáát’ – en dat is makkelijk te volgen. Ze beroven de teksten doorgaans ook van hun context, of voorzien ze van een totaal nieuwe. Seculieren zijn van die context vaak in het geheel niet op de hoogte en gaan dus maar af op wat ze verteld wordt. Het verhaal van de fundamentalist is ook goed verifieerbaar aan de hand van die bronnen die eenvoudig toegankelijk zijn voor de absolute, en dus ook de seculiere leek. Beide groepen hebben – met andere woorden – geen kaas gegeten van exegese en theologie en de veel ingewikkelder verhalen van gediplomeerde exegeten en theologen kunnen ze maar nauwelijks volgen. Boudry hoort bij de groeiende groep seculieren die slechts één interpretatie van de heilige schrift aanzien voor wat er in diezelfde schrift ook echt ‘stáát’.

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-02-2022

KORT | Nuttige archeologie

NIEUWS - Ik heb er al eens eerder over geblogd: het werk van mijn collega Ivar Schute, die zich heeft gespecialiseerd in de archeologie van de Tweede Wereldoorlog. Hij werkt al een tijdje mee bij een internationaal project in Sobibor en dat project begint nu spraakmakende vruchten af te werpen: de gaskamers zijn gevonden.

De pogingen van de Duitsers destijds om het kamp – na de opstand en ontsnapping van gevangenen – in de vergetelheid te laten geraken, zijn uiteindelijk vruchteloos gebleken.

Vorige Volgende