Republiek Allochtonië

59 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: MO* (cc)

Nederlandse Hirak-activisten: Marokko is voor ons onveiliger geworden

NIEUWS, ONDERZOEK - 60% van de Marokkaans-Nederlandse Hirak-activisten denkt dat Marokko voor hen het afgelopen jaar onveiliger is geworden. Dat blijkt uit een peiling die Republiek Allochtonië, net als vorig jaar, hield onder deze activisten. Een vergelijkbare groep (58%) zal dit jaar niet naar Marokko gaan. Dat zijn er meer dan vorig jaar, toen 46% aangaf Marokko zeker te mijden. De belangrijkste reden om niet naar Marokko is net als vorig jaar dat de activisten bang zijn om opgepakt te worden.

De protestbeweging Hirak strijdt sinds het najaar van 2016 voor de verbetering van de leefomstandigheden en mensenrechten in de Rif-regio, in het noorden van Marokko. De protesten ontstonden na de dood van visverkoper Mohsin Fikri.  In Nederland zijn er veel activisten, soms verenigd in een steun- of solidariteitscomité, die de strijd in Noord-Marokko steunen. Onder deze activisten is een peiling uitgezet die door 70 personen is ingevuld. Dat waren er iets minder dan vorig jaar, toen er 81 activisten deelnamen aan een vergelijkbare peiling.

Actief betrokken

Driekwart van de deelnemers aan de peiling heeft deelgenomen aan protestacties tegen de Marokkaanse overheid en twee derde geeft aan over de Hirak te schrijven op sociale media (facebook, twitter of LinkedIn). Een kwart van de respondenten schrijft, blogt of vlogt over de Hirak. Dat is iets meer dan vorig jaar. Tien respondenten geven aan zelf protestacties te organiseren.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Viering 50 jaar migratie onderstreept belang seculiere organisaties en behoefte migratiemuseum

ACHTERGROND - door Ewoud Butter

© Republiek Allochtoniè cover boek 50 jaar marokkaanse migratieOp tal van plaatsen in het land wordt dit jaar herdacht dat 50 jaar geleden met Marokko een wervingsakkoord werd gesloten. Vijf jaar eerder vond een vergelijkbare herdenking plaats van 50 jaar Turkse migratie. Er zijn twee zaken die opvallen: allereerst de grote belangstelling voor de migratiegeschiedenis. Daarnaast is het opvallend dat seculiere organisaties, geleid door eerste generatie migranten, de belangrijkste aanjagers van deze herdenkingen zijn.

Zelforganisaties werden ze genoemd of migrantenorganisaties. Er zijn honderden van deze organisaties geweest, meestal werkzaam op lokaal niveau, soms regionaal of landelijk. Een klein deel van deze organisaties bestaat nog steeds.

Enkele organisaties richten zich op de herkomstlanden, maar het merendeel is vooral bezig met het leven in Nederland.

Er zijn organisaties die zich op de gehele (lokale) gemeenschap richten, maar ook organisaties van en voor specifieke doelgroepen als vrouwen, jongeren, ouderen of mensen uit een specifiek deel van het land van herkomst. Daarnaast zijn er organisaties die zich op specifieke activiteiten richten (cultuur, religie, sport).

Seculiere organisaties

De invloedrijkste landelijke organisaties van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders waren de eerste decennia de HTIB (Turks Nederlands) en het KMAN (Marokkaans Nederlands). Beide organisaties profileerden zich vanaf het begin op verschillende mensenrechtenthema’s zoals democratisering in de landen van herkomst, integratie en emancipatie van de eigen achterban in Nederland, verzet tegen ‘de lange arm’ uit Ankara of Rabat, strijd tegen racisme en verschillende vormen van discriminatie etc. etc. Er werden samenwerkingsverbanden aangegaan met mensenrechtenorganisaties, met vakbonden, met organisaties van vrouwen (als de HTKB en de MVVN) en LHBTI’s. De HTIB en het KMAN speelden vanaf de jaren ’80 bovendien een belangrijke rol in de Nederlandse anti-racismebeweging.

Foto: Aia Fernandez (cc)

Case Haga: overheid zet vertrouwen van Nederlandse moslims op het spel.

ACHTERGROND - Nu de stofwolken van het strijdgewoel over het Cornelius Haga lyceum enigszins zijn neergedaald, blijkt dat gemeente, politici, bestuurders, veiligheidsdiensten en nogal wat media in dit conflict flink zijn nat gegaan. Voor de vergaande aantijgingen over beïnvloeding van leerlingen (binnen en buiten schooltijd) door ‘salafistische aanjagers’, persoonlijke banden met gewelddadige extremisten uit de Kaukasus en antidemocratisch of ‘door het salafisme gedomineerd’ onderwijs kon de onderwijsinspectie de afgelopen maanden na een ongeëvenaard intensieve speurtocht immers geen of slechts indirect dan wel al jarenlang bekend bewijs vinden. Tot vervolging is ook eerder nooit overgaan: ‘Signalen, geen strafbare feiten’, meldde minister Grapperhaus. Van het creëren van een ‘parallelle samenleving’ of het tegengaan van integratie is volgens de inspectie al helemaal geen sprake.

Wat overblijft in het uitgelekte oordeel van de onderwijsinspectie is ‘financieel wanbeheer, de autoritaire, provocerende leiding van de directeur en gebrek aan deskundigheid en ervaring bij het bestuur’.

Zaken waarover in het nooit formeel naar buiten gebrachte conceptrapport uit december 2018 nog diametraal tegenovergestelde uitspraken worden gedaan. Soms zelfs zaken waar deze inspectie sowieso niet over gaat of waarvan het bewijs flinterdun is. Vandaar vorige week het door leerlingen en ouders drukbezochte kort geding van het Haga lyceum tegen de publicatie van het rapport in Den Haag. De rechter doet op 11 juli uitspraak. De kans dat deze vanaf dag één door gemeentelijke en landelijke overheden ongewenste  islamitische school voor voortgezet onderwijs in Amsterdam (opnieuw) aan het langste eind trekt, is volgens onderwijsrechtkenners groot. Nederlandse moslims voelen zich gestigmatiseerd, het vertrouwen in de overheid neemt af en verdere polarisatie ligt op de loer. Werk aan de winkel, zou je zeggen.

Foto: MO* (cc)

Riffijns Nederlandse organisaties: Rabat schendt mensenrechten in De Rif en zaait verdeeldheid in Nederland

NIEUWS - Acht organisaties hebben het kabinet en de Tweede Kamer in een brief gevraagd stelling te nemen tegen mensenrechtenschendingen in Marokko. Daarnaast waarschuwen deze organisaties dat boegbeelden uit de Marokkaans Nederlandse gemeenschap door de Marokkaanse overheid worden gebruikt om het imago van Marokko op te poetsen. Dit leidt tot toenemende spanningen tussen Marokkaanse Nederlanders. Dat schrijven zij in een persbericht dat hieronder wordt weergegeven.

“Acht Nederlands-Riffijnse organisaties, te weten Bades Foundation, Stichting Izouran, Comité Mulay Mohand, Stichting Noemidia, Rif Alert, Vereniging Symphony, Vereniging Syphax en Rifproject, hebben vandaag een brief verstuurd naar minster van BuZa Blok en de Buitenland Commissie.

In deze brief spreken wij onze afschuw uit over het in het hoger beroep handhaven van de onrechtstatelijke vonnissen voor de Hirak-activisten in Marokko en roepen wij minister Blok en de leden van de Buitenlandcommissie op politiek stelling te nemen in deze voor Nederland en Europa relevante mensenrechten- en veiligheidskwestie.

De vonnissen werden in de nacht van vrijdag 5 april op zaterdag 6 april in het holst van de nacht, bekend gemaakt.

In de Rif in Marokko geldt sinds 1959 een militair decreet, na het bloedig neerslaan van de opstand in 1958 tegen de onderdrukking van de Rif door het centrale Marokkaanse gezag. Het militaire decreet is tot op de dag van vandaag niet opgeheven.

Foto: Flats! (cc)

Gevaarlijke generalisaties over informeel islamitisch onderwijs leiden tot omgekeerde bewijslast

ACHTERGROND - door Roemer van Oordt

De AIVD heeft in haar jaarrapport over 2018 nogal wat oog voor ‘dreiging van een door financiële steun van buitenaf ondersteunde intolerante religieuze ideologie die op gespannen voet staat met onze democratische rechtsorde, maar zich (nog) binnen de juridische kaders beweegt’. Het onderzoek van de dienst concentreert zich nadrukkelijk op ‘aanjagers in het salafistisch spectrum’; de nieuwe, versluierende benaming van de veiligheidsdiensten voor politieke salafisten.

Veel aandacht is er in dit onderzoek voor veronderstelde mistanden in het informeel islamitisch onderwijs. De dienst trekt daarbij – net als eerder de NCTV – een opvallend grote broek aan, die zowel veel (re)acties als weerstand oproept en in de praktijk juist zal leiden tot onbegrip, polarisatie en een onterechte omgekeerde bewijslast bij talloze goed functionerende initiatieven.

Radicale invloed binnen het onderwijs

De AIVD constateert dat ‘radicaalislamitische aanjagers zich sterk weten te positioneren binnen het aanbod van het onderwijs voor jonge moslims’, zoals naschoolse lessen in Arabisch en de islam. De dienst stelt dat ‘ook voor leerlingen met een gematigde achtergrond dergelijke onderwijsprogramma’s aantrekkelijk zijn’. Dit komt volgens de AIVD mede doordat voor hen vaak weinig of geen goede alternatieven voor naschools islamitisch onderwijs beschikbaar zijn. Waar de dienst deze opmerkelijke en vergaande conclusie op baseert blijft onduidelijk. Het is nogal een klap in het gezicht van de inspanningen die er – vaak (semi)vrijwillig –  met hart en ziel door moskeeën en andere (islamitische) organisaties de afgelopen decennia in deze vorm van onderwijs zijn gestoken.

Foto: Arne Hulstein (cc)

Dertig jaar onderzoek naar de berichtgeving over moslims in de Nederlandse media (3)

ACHTERGROND - Sinds eind jaren ’80 wordt er met regelmaat onderzoek gedaan naar de wijze waarop Nederlandse media berichten over moslims. Ewoud Butter (redacteur Republiek Allochtonië) maakte een overzicht. In dit laatste deel uit een serie van drie aandacht voor de periode 2006-2018. Net als in de vorige twee delen wordt eerst de maatschappelijke context geschetst, daarna worden de onderzoeken kort besproken.

Context

In de loop van de jaren ’90 kwam het debat over de islam in Nederland steeds vaker in het teken te staan van een vermeende “Clash of Civilizations” waarbij het Westen en de islamitische wereld als elkaar uitsluitende, monolitische grootheden tegenover elkaar worden gesteld. Dit beeld wordt vooral benadrukt door politici, publicisten en bewegingen die de islam (en moslims) in Nederland als een bedreiging van “onze” (westerse) verworvenheden beschouwen, maar ook door enkele groepen orthodoxe moslims die deze verworvenheden onverenigbaar achten met hun geloofsopvattingen.

Dit beeld van een Clash of Civilizations kwam terug in berichtgeving over terroristische aanslagen en The War on Terror.

Dat beeld zagen we ook in de met regelmaat terugkerende debatten over bijvoorbeeld de gelijkheid van man en vrouw (handen schudden, gescheiden zwemmen, vrouwelijke genitale verminking, niqab), gelijke behandeling van LHBT’ers (uitspraken van imam el Moumni), de vrijheid van geloof (moslimdiscriminatie, voorstellen als Koranverbod, kopvoddentax, sluiting van moskeeën) en de vrijheid van meningsuiting (moord op Theo van Gogh, Deense cartoonaffaire, aanslag op Charlie Hebdo).

Foto: Arne Hulstein (cc)

Dertig jaar onderzoek naar berichtgeving over moslims in Nederlandse media (2)

ACHTERGROND - Sinds eind jaren ’80 wordt er met regelmaat onderzoek gedaan naar de wijze waarop Nederlandse media berichten over moslims. Ewoud Butter (redacteur Republiek Allochtonië) maakte een overzicht. In dit deel II aandacht voor de periode 1996-2006.

In het vorige deel werd kort beschreven dat er vanaf de Rushdie-affaire in 1989 steeds meer aandacht van de Nederlandse pers voor hier woonachtige moslims kwam. Vanaf dat moment verschenen ook de eerste onderzoeken naar de wijze waarop over moslims door de Nederlandse pers werd bericht. In dit tweede deel kijk ik naar een selectie van het onderzoek dat tot en met 2006 werd gepubliceerd.

Context: Clash of Civilizations (*)

In de jaren ’90 nam de aandacht voor de islam en moslims in Nederlandse media verder toe. Dat gebeurde niet alleen in de buitenlandrubrieken, zoals ten tijde van de Eerste Golfoorlog en de oorlog in voormalig Joegoslavië, maar ook op de pagina’s met het binnenlandse nieuws en op de opiniepagina’s.
Vanaf de jaren ’90 werd in de publieke discussie ‘de islam’  steeds meer tegenover ‘het westen’ gesteld, waarbij beide beschavingen vaak als uniforme, statische eenheden werden voorgesteld.

Deze tegenstelling vormde ook een belangrijk onderdeel van het in 1993 door de Amerikaanse politicoloog Samuel Huntington gepubliceerde artikel Clash of Civilizations (Botsende Beschavingen) dat later werd uitgewerkt in het boek The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order. Volgens Huntington zou het einde van de Koude Oorlog tot gevolg hebben dat geopolitieke conflicten niet langer zouden voortkomen uit ideologische botsingen, maar uit culturele en religieuze verschillen. Huntington zag vooral een botsing tussen enerzijds het (christelijke) Westen en anderzijds de islam. Hij schreef onder andere: “Als moslims beweren dat het Westen oorlog voert tegen de islam en als westerlingen beweren dat islamitische groeperingen oorlog voeren tegen het Westen, dan mogen we de conclusie trekken dat er inderdaad zoiets als een oorlog gaande is.”

Foto: Arne Hulstein (cc)

Dertig jaar onderzoek naar berichtgeving over moslims in Nederlandse media (1)

ACHTERGROND - Sinds eind jaren ’80 wordt er met regelmaat onderzoek gedaan naar de wijze waarop Nederlandse media berichten over moslims. Ewoud Butter (redacteur Republiek Allochtonië) maakte een overzicht. Deel I.

Tot aan het begin van de jaren ’90 was de Turkse Nederlander Mehmet Pamuk ongetwijfeld de bekendste Nederlandse moslim. De immer in archaïsch Nederlands formulerende Pamuk was geen bestaand persoon, maar een van de vele typetjes van Kees van Kooten in de programma’s die hij jarenlang samen met Wim de Bie voor de VPRO maakte. Behalve ‘Mehmet Pamuk’ verschenen er in die jaren zelden moslims in de Nederlandse media. Wanneer er destijds werd geschreven over bijvoorbeeld Turkse en Marokkaanse ‘gastarbeiders’ in Nederland, samen de grootste groep Nederlandse moslims, dan ging het zelden over hun geloof. Over moslims werd zo nu en dan vooral geschreven op de buitenlandpagina’s van de kranten of, in een verder verleden, op de pagina’s over de ‘overzeesche gebieden’.

De wijze waarop in Nederland moslims al eeuwenlang werden afgebeeld, was amper onderwerp van onderzoek of debat.

De internationale discussie die naar aanleiding van Edward Saids boek Oriëntalism (1978) was losgebarsten over de vaak karikaturale wijze waarop in het Westen ‘moslims’ en ‘de Arabische wereld werden afgebeeld als ‘de inferieure Ander’, drong nauwelijks door tot de Nederlandse media, ondanks inspanningen van bijvoorbeeld de werkgroep Media en Racisme (later Media en Migranten) van de Nederlandse Vereniging van Journalisten.

Foto: Citra Pramadi (cc)

Wanneer een school niet meer de naam wil dragen van ‘de Slachter van Banda’

Veel ophef dinsdag op sociale media en woensdag in De Telegraaf over de aankondiging van de Amsterdamse J.P. Coenschool om van naam te willen veranderen. Er wordt gesproken over een ‘beeldenstorm’ en ‘geschiedvervalsing’. Is dat zo?, vraagt Ewoud Butter zich af.

Het begon met een artikel op de website Napnieuws.nl waarin directrice Sylvie van den Akker liet weten dat de Amsterdamse J.P. Coenschool in de Indische Buurt haar naam gaat veranderen.

Kritiek op de naam kwam de afgelopen tijd eerst van ouders en later ook van leerkrachten, vertelt Van den Akker. Het hele team staat achter de naamverandering.

Aan De Telegraaf liet Van den Akker weten dat een andere reden is dat de school de ‘eerste Unesco-school’ is in Amsterdam. ‘We vinden dat Coen daar niet bij past. (…) Hij heeft natuurlijk veel mensen vermoord. Daar voelen wij ons niet meer senang bij.’

Jan Pieterszoon Coen was de vierde gouverneur-generaal van Oost-Indië en wordt vaak gezien als de grondlegger van de Nederlandse heerschappij in de Indische archipel. Hij stichtte de handelspost Batavia, het latere Jakarta. J.P. Coen staat ook bekend als ‘De Slachter van Banda’. Historiek schrijft hierover:

In 1621 trad Coen hard op tegen de Bandanezen die onder druk van de Engelsen hun specerijen-contract niet nakwamen. Hij reisde met een grote vloot naar de Banda-eilanden. Hoewel de bevolking vluchtte ontkwamen slechts weinigen. Naar schatting overleefden slechts zeshonderd van de 15.000 Bandanezen de aanval. Bekend is dat de VOC tijdens deze volkerenmoord Japanse samoerai-beulen die in dienst waren van de VOC, opdracht gaven tientallen dorpshoofden te onthoofden. Jan Pieterszoon Coen, die het monopolie op de handel in nootmuskaatnoten en foelie veilig had gesteld, kreeg door deze gebeurtenis de bijnaam: Slachter van Banda.

Foto: © Rijksoverheid Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Wouter Koolmees copyright ok. Gecheckt 06-09-2022

Wouter Koolmees, de 15e minister voor integratie

ACHTERGROND - door Ewoud Butter.

Sinds 1981 zijn er 15 kabinetten geweest met een minister die verantwoordelijk is voor het integratiebeleid. Wouter Koolmees is de derde D66 minister die deze verantwoordelijkheid heeft. De VVD leverde de meeste ministers. Een overzicht.

Het begin van het Nederlandse integratiebeleid

De geschiedenis van het Nederlandse integratiebeleid zou je op verschillende momenten kunnen laten beginnen: in de 16e of 17e eeuw of aan het begin van de vorige eeuw toen er honderdduizenden vluchtelingen naar Nederland kwamen, na de dekolonisatie van Indonesië, of vanaf de jaren 60 toen regeringen van VVD en de partijen die later het CDA zouden vormen (KVP, CHU, ARP) wervinsgakkoorden sloten met  Italië en Spanje (1960 en 1961), Portugal (1963), Turkije (1964), Griekenland (1964), Marokko (1969), Joegoslavië (1970) en Tunesië (1970).

Je kunt de geschiedenis ook starten met de Nota inzake buitenlandse werknemers die in 1970 door minister van Sociale Zaken Bauke Roolvink (ARP/CDA) naar de Tweede Kamer werd gestuurd of met de uitgebreidere Nota Buitenlandse Werknemers, Memorie van Antwoord die in 1974 ten tijde van het kabinet Den Uyl door minister Jaap Boersma (ARP) naar de Tweede Kamer werd gestuurd. In deze nota werd na de oliecrisis gekozen voor een restrictievere koers en werd een begin gemaakt met een structurelere aanpak van integratie.

Foto: Bron rechtenvrije foto'sTweede Kamer. copyright ok. Gecheckt 25-08-2022

De kabinetten Rutte I, II en III over immigratie en integratie

ACHTERGROND - Door Ewoud Butter

Net als dat bij Rutte I en Rutte II het geval was, bevat het regeerakkoord van Rutte III op het terrein van immigratie en integratie veel maatregelen waarvan het de vraag is of ze politiek of juridisch haalbaar zijn. Een overzicht.

CDA en VVD bepalend voor het Nederlandse immigratie en integratiebeleid

Het CDA en de VVD, de twee grootste partijen die Rutte III vormen, hebben sinds de regering De Quay, die begin jaren 60 de eerste wervingsakkoorden sloot met Italië en Spanje, de grootste stempel op het Nederlandse immigratie- en integratiebeleid gedrukt.

Het derde kabinet Rutte wordt het 23e kabinet na 1959. Hiervan nam het CDA (of haar voorgangers) zitting in 20 kabinetten en de VVD in 16 kabinetten. Op grote afstand volgen de PvdA (8 kabinetten) en D66 (7 kabinetten). Het CDA leverde 17 keer de premier, de PvdA drie keer (Den Uyl en twee keer Kok) net als de VVD (drie keer Rutte).

Wat waren de belangrijkste maatregelen uit de regeerakkoorden van deze drie kabinetten Rutte?

Rutte I (VVD, CDA met gedoogsteun PVV, 2010- 2012)

In het gedoogakkoord ‘Vrijheid en verantwoordelijkheid’ werd onder andere fors bezuinigd op het integratiebeleid, werd aangekondigd dat diversiteitsbeleid zou worden stopgezet evenals de export van kinderbijslag naar landen buiten de EU. Aan de aanpak van discriminatie, in het regeerakkoord van het laatste kabinet Balkenende (CDA, PvdA, ChristenUnie) nog een speerpunt, werd geen woord meer gewijd en ook voor het tegengaan van radicalisering was geen aandacht meer. Wel werden onder andere de volgende maatregelen aangekondigd:

Foto: Tribes of the World (cc)

De Saoedis, onze ongemakkelijke vrienden

COLUMN - In dezelfde week dat Ahmed Marcouch (PvdA) pleitte voor een verbod op salafistische organisaties, bezocht zijn partijgenoot Ahmed Aboutaleb namens de gemeente Rotterdam Saoedi-Arabië om er geld te verdienen. Een omstreden bezoek. Niet alleen omdat in Saoedi-Arabië de mensenrechten op grote schaal worden geschonden, maar ook omdat vanuit dat land het wahabisme wordt geëxporteerd en terrorisme wordt gefinancierd.

Saoedi-Arabië kondigde twee weken geleden aan met 33 andere soennitische islamitische landen een militaire alliantie’ te hebben gevormd die terrorisme wil bestrijden. De alliantie zal worden geleid vanuit de Saoedische hoofdstad Riyad. Met de oproep lijken de Saoedis te voldoen aan een eerdere oproep van de Verenigde Staten om de militaire actie tegen IS op te schroeven.

Op het initiatief werd met scepsis en zorg gereageerd. Niet alleen omdat het kan leiden tot spanningen tussen soennieten en sjiieten (Iran), maar ook omdat het een middel kan worden om in verschillende landen politieke tegenstanders aan te pakken.

Zo heeft de leider van de coalitie, Saoedi-Arabië de neiging iedere opvatting die het bewind niet bevalt als ‘terroristisch’ te betitelen. Volgens Human Right Watch wordt terrorisme in artikel 1 van de in 2014 uitgebreide terrorismewetten onder andere gedefinieerd als het oproepen tot atheïsme of het bekritiseren van de islamitische fundamenten waarop het land is gebaseerd.

Vorige Volgende