Oud Zeikwijf

60 Artikelen
329 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Blogt sinds 1998. Allochtoon in Amsterdam. Schrijft/schreef voor AT5.nl, Nurks, Sargasso, Café Weltschmerz en Kutbinnenlanders. Führerin van het Blogbal, het Bal der Bloggers.
Leerde NLs door de Verzamelde Werken van Elsschot woord voor woord te ontcijferen. Is blij als lezers haar helpen haar Nederlands beter te maken.
Foto: Jordy Wubbels (cc)

Bonus

COLUMN - Ze stond er toen wij binnenkwamen en staat er nog, onbewogen. Een diafaan meisje, dun als een veertienjarige, met dat klein beetje lange, blonde haar dat zelfs mooie Hollandse meisjes kunnen bezitten.

We hebben onze buit bij elkaar gesprokkeld en staan in de rij voor het afrekenen. Ze heeft een vriendelijk voorkomen, de geboorte van een glimlach op de lippen. Ze is een standbeeld, dat daar is geplaatst. Wacht ze op iemand? Ze heeft geen jas aan, en ook geen tas. Ze is gekleed alsof ze zometeen naar de disco gaat: een ultrakort jurkje van zwart glitter, dat haar bevallige beentjes voorbeeldig laat uitkomen, hoge pumps aan haar voetjes. Op haar nonexistente doch aantrekkelijke boesem bungelt een tag aan een breed lint. Ze is hier op haar werk, of op een missie, of allebei. Maar die kleren? Je gaat toch niet in sexy outfit naar je werk bij de Albert Heijn?

Als een spin in haar web heeft ze op het juiste slachtoffer gewacht: een man aan het begin van de aftakeling, gewend om knap te zijn geweest, en bovenal: alleen. Als bij toverslag ontdooit ze. Ze groet hem uitbundig: ‘Halloooo!’, haar arm in de lucht, alsof ze hem lang niet heeft gezien. Iemand anders had in zijn plaats achterom gekeken. Hij niet – ze heeft hem verdomd goed uitgekozen. Met de ijdelheid van de voormalige beau twijfelt hij er geen seconde aan dat deze fee hem uit de hele klantenrij heeft gepikt. Hij glimlacht van oor tot oor als hij op haar afkoerst. Gekust wordt er niet: dat ze elkaar pas ontmoetten is een feit. Ze blijven op een gepaste halve meter van elkaar. Hun chemie explodeert in de hal van de kruidenier. Zij drukt hem aanlokkelijk glimlachend een folder in de hand, hij neemt die folder aan zonder haar ogen een seconde los te laten. Hij lacht beaat. Daar was ze. De belichaming van zijn bijkans verloren hoop, van zijn quasi-zekerheid dat hij ‘het’ nog had. Hij wist het. Hij kon nog een oogverblindende twintigjarige betoveren. Hij was hij, en niet een der onopvallende monsters die de supermarkt bevolkten.

Foto: glennsden28 (cc)

De poedel

COLUMN - De poedel was reusachtig. Een reusachtige poedel, de witte vacht gemillimeterd op vier zwarte voeten en twee zwarte oren na, die fluffy waren gebleven. Hij trotteerde fier door het park, richting het hondenkransje verderop. Elke morgen kwamen de hondenbezitters bijeen op dit gedeelte van het plantsoen om hun viervoeters uit te laten en wat te buurten met elkaar. Daar koerste hij resoluut naar toe, de reusachtige witte poedel met zwarte voeten, gevolgd door zijn mens.

Het was ’s ochtends vroeg, op mijn woon-werkverkeer. De slaap zat nog in mijn hersenen. ‘Een reusachtige witte poedel met zwarte voeten’ registreerde ik sloom terwijl ik doorfietste. Een tien minuten verderop drong zich de ietwat verontrustende observatie op ‘Met VIER zwarte voeten… en TWEE zwarte oren.’ Ik fietste iets wakkerder verder. Bij het stoplicht: ‘Verder spotless wit.’ Ik was nu klaar wakker. Dit kon niet. Moeder Natuur had een reusachtige poedel gecreëerd, dat al, maar hem bovendien toegerust met precies vier pikzwarte voetjes, alle vier precies dezelfde hoeveelheid zwart, tot precies hetzelfde streepje op de enkels? En precies dezelfde zwarte oren? Wow. Pet af voor moeder natuur.

Op mijn weg terug zag ik hem weer. Het kon niet ontgaan dat hij door had dat hij bijzonder was. ‘I am special,’ zag je hem denken, terwijl hij dolvrolijk met opgeheven hoofd op de weide draafde. De overige honden eerbiedigden hem. Hij was de ster van het speelveld.

Foto: federico novaro (cc)

Recensie: Orlando

[Recensie: Orlando. Gezien: zondag 8 september 2013, Stadsschouwburg Amsterdam.]

RECENSIE - Op de vloer liggen grote planken die open en dicht kunnen, bedrukt met iets dat op het scherm wordt geprojecteerd: een reusachtige, kunstzinnige caleidoscoop. Het decor en de kleren geven het tijdsbestek aan – Orlando leeft honderden jaren, moet u weten. In 1500 is het ouderwets op het scherm, met een puzzel van perkament en oude kaarten, het moderniseert gaandeweg.

De actrice, een Vlaamse met een godzijdank zelfs voor mij verstaanbaar accent, draagt aanvankelijk een stug jakje boven haar lange jurk: ze is een man. Na een eeuw of zo gaat het vest uit en komen de zijden mouwen te voorschijn: ze is nu een vrouw.

Orlando is een verhaal over gender. Het is natuurlijk meer dan dat. Het is filosofie, poëzie, geschiedenis, talent en ontplooiing daarvan. Het is zoveel. De stijl van de prachtige vertaling/bewerking (van de actrice zelf, Katelijne Damen) klopt, hoor ik van de Amerikaanse schrijfster die mij vergezelt. Zij heeft het origineel van Virginia Woolf gelezen. Ik niet: ik heb alleen in de jaren ’80 of ’90 de mooie verfilming ervan gezien, met Tilda Swinton in de hoofdrol. Zij vertelt mij ook dat het verhaal op het leven van de auteurs grote liefde Vita Sackville-West is gebaseerd. Zoals in dat trieste moment aan het einde, wanneer Orlando’s huis een museum is geworden. Als vrouw mocht Vita het familiekasteel niet erven – dat kregen haar broers. Idem wanneer Orlando terugkeert in Engeland na haar verblijf in Constantinopel en bij de zigeuners: ‘The chief charges against her were (1) that she was dead, and therefore could not hold any property whatsoever; (2) that she was a woman, which amounts to much the same thing.’

Foto: Tormod Sandtorv (cc)

Menopauze

COLUMN - De menopauze is een bitch. Vraag maar aan Oud Zeikwijf.

Ik zit thans in mijn vijftigste levensjaar. Wat gek genoeg betekent dat ik nog vijftig moet worden. Mijn leeftijdgenoten weten wat dat inhoudt: je krijgt te maken met het fenomeen menopauze. ‘Ik niet, ik ben een man,’ hoor ik u tegenwerpen. Maar dan bent u een man zonder vrouw. Of zonder zussen, vriendinnen noch vrouwelijke collegae. Alle andere mannen rond de vijftig lijden ook massaal onder dit ziektebeeld.

Oeps. Ik zei ziekte. Dat mag niet. Net zo min als zwangerschap een ziekte mag zijn, van de heren doktoren. Zelf heb ik me zelden zo beroerd gevoeld als in de zevenentwintig maanden dat ik zwanger was. En idem met die vermaledijde menopauze. Het is ook niet zo dat het pas met je vijftigste begint. Nee, zoiets heeft een aanloop nodig. Van pak ‘m beet tien jaar. Al iets van vijf jaar krijg ik de gekste hormonen toebedeeld. Het doet wat met je.

De huisarts kon alleen zeggen dat het iets met het ouder worden te maken moest hebben. Want de tests gaven niets bizars aan. Dus ben ik gaan googelen. Van ‘Ask Jerilynn‘ leerde ik dat je heel goed in de zogenaamde perimenopauze kon zitten zonder dat je hormoonwaarden dat aantonen. Na een paar jaar googelen vond ik eindelijk wat die gekke hormonen die ik voelde konden zijn, en die volgens de tests geen FSH of LH waren, de twee ijkpunten van de menopauze. Wat was het geval? Na je vijfenveertigste gaan je eileiders weliswaar met prepensioen, maar je lichaam zet alles op alles om toch nog die verdomde oestrogeen aan te maken. Op. Alle. Mogelijke. Manieren. Vetcellen, bijvoorbeeld, die kunnen dat ook, oestrogenen maken (daarom zien mollige vrouwen er IRL lekkerder uit dan graatmagere modellen, maar niet op de foto! Want op de foto ruik je de oestrogenen niet). Dus, hop! Worden perimenopauzale vrouwen allemaal dik. Klieren die tot dusver een heel ander takenpakket hadden worden op het matje geroepen bij de baas: of ze voortaan ook oestrogenen aan kunnen maken. ‘OestroWAT?’ ‘Oestrogenen, en voorts een beetje.’ Maar je heet Bijnier, je bent geprogrammeerd om schatjes als cortisol en adrenaline te produceren. Dat kan niet goed gaan.

Foto: kroszk@ (cc)

Letter to the foreign biker

COLUMN - Dear tourist, welcome to our beautiful city of Amsterdam. You have just finished hiring a bicycle. Before you go ahead and tour the streets, seeking art, drugs or a combination of both, let me give you a bit of explanation about the rules for bicycle traffic as understood by the local authorities.

– You have the right to do anything you like, as long as you are sitting on your bike. As soon as you dismount, you become a normal mortal again.
– Pedestrians have no rights whatsoever. Ignore them completely.
– Cars are inanimate objects. Act as if they don’t exist. You will be just fine.
– Signaling which way you want to turn is uncool. Bikers in Amsterdam convey their intentions telepathically. So please refrain at all times from sticking your arm out to the right, if you plan to turn right. Don’t do it either if you plan to turn left (indicating the wrong direction is even more uncool.) People will wait patiently to cross the street till they get the telepathic message you are giving off. Beware of other tourists, though: they are less fully telepathic and may cross the street even though you have just sent a powerful mind message that you wanted to go that way. Run into them. They are obsolete remnants of a bygone society.
– In Amsterdam there are no such things as pavements. What you may take for a pavement or sidewalk is in fact another kind of cycling lane.
– A round dark-blue sign with two white human figures on it indicates that this will be the perfect lane to attain top speed.
– A green bicycle on a traffic light means that all vehicles coming from your left side have priority.
– On an ordinary cycle path you should not expect to be able to cruise easily. Every time you try to do this, a young woman will track you down, come along and pass you. Then, tired from the exhausting effort of catching up with you, she will slow down right in front of you. You then have two choices: either you decide to stay behind her, in which case you will have to slow down too, or you can choose to pass her, in which case you will have to accelerate. Neither option will allow you to conserve the velocity of your own choice.
– After overtaking another biker, make sure you pull back as quickly as possible in order to have him hit the brakes. It is done regularly and works miracles on the average speed.
– Only scooters have more rights than cyclists. They will pass you at any time, even if their vehicle is too wide for the bicycle lane. They will especially pass you while you wait at the traffic lights, only to stop right in front of you with their motor running. Consider purchasing a dust mask.
– If the rental offers scooters, take one. You will be the king of the road. You will have a wonderful network of cycling lanes all to yourself (besides a few bikers, of whom you will not have to take any notice at all). You will be allowed to park on the pavements, in front of doors and everywhere you fancy.
– When you check your phone messages, make sure you slow down and lurch from side to side across the bike lane so the people behind you will know what you are doing.
– At the rental, the only cycle left is equipped with those awful back-pedal brakes, while you are accustomed to hand brakes only… Take it. You won’t need the brakes anyway.
– In short, the basic principle is to go as fast as you can, looking neither right nor left.

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-02-2022 copyright ok. Gecheckt 09-02-2022

Zomergasten recensie | Johan Simons

RECENSIE - In de vierde aflevering van Zomergasten 2013 ontving presentator Wilfried de Jong theaterregisseur Johan Simons.

Wij Amsterdammers mogen van de VPRO Zomergasten op het witte doek bekijken. In de Uitkijk, met een natje en droogje van het huis. Ik heb even geaarzeld of ik dat niet zo doen. Maar met een hel verlichte laptop op het pluche in een verder donkere zaal gaan zitten, leek me toch geen goed idee.

Van Johan Simons had ik nooit gehoord, dacht ik. Tot ik in mijn vooronderzoek stuitte op een vroeg regiewerk van hem: Bacchanten. Die was ik potverdorie gaan zien! Begin jaren tachtig, in Carré. In mijn herinnering was het een dansvoorstelling (een moderne, übersaaie, zoals modieus in die tijd), maar nu lees ik dat het om toneel ging. Even van mijn stuk (‘Heb ik de verkeerde voorstelling voor ogen? Laat mijn geheugen me in de steek?’). Iets later kom ik erachter dat Johan Simons een dansopleiding heeft genoten. Ik haal opgelucht adem. Dat scheelt. De dementie heeft nog even niet toegeslagen.

Johan Simons blijkt regisseur te zijn van voornamelijk toneel, maar ook enkele opera’s. Hij heeft de beroemde theatergroep Hollandia opgericht en is tegenwoordig de leider van het Duitse theatergezelschap Münchner Kammerspiele. Hij werd in 1946 geboren, wilde zendeling worden, vertrok in 1968 of all years naar Parijs om danser te worden, heeft de slagzin ‘durf te denken’ hoog in het vaandel staan, bezit een eredoctoraat van de Universiteit van Gent en heeft de Dr. J.P. Van Praag-prijs ontvangen, de ’tweejaarlijkse prijs die het Humanistisch Verbond uitreikt aan iemand die zich op geheel eigen wijze inzet voor een menswaardiger samenleving.’

Vooraf had hij had aangekondigd dat het wel snor zat, dat Zomergasten. Het leek immers op regisseren, alleen stond hijzelf nu in het middelpunt, in plaats van de acteurs.

Foto: Tolstoj achter de ploeg, door Ilja Repin. via Wikimedia. copyright ok. Gecheckt 10-11-2022

Klassiekers | Anna Karenina

RECENSIE - Oud Zeikwijf recenseert Anna Karenina van Lev Tolstoj, ‘de raakste roman over de liefde.’ Let op: spoiler alert.

Merkwaardig hoe een wezen zoals ik, dat geen ogenblik onbenut laat om met Dostojevski, Gontsjarov of Gogol te dwepen, driekwart van haar leven kon slijten zonder van Lev Tolstoj te hebben gehoord. Deze lacune, die waarschijnlijk kwam doordat ik de auteur vanaf mijn vroegste jeugd met Tchechov verwarde (die mij sinds een gruwelijk saaie uitvoering van La Ceriseraie in een Maison de la Culture in Frankrijk nimmer had aangesproken) explodeerde in al haar onwaarschijnlijkheid in mijn gezicht bij het zien van een biografische verfilming van zijn leven.

Kon het? Kon het zo zijn dat er ergens nog een klassieker te koop stond – sterker nog, een heel oeuvre! – die mij zou kunnen vervoeren zoals ze dat deden toen ik in de twintig was? Bijna 50, ik had het corpus van de voor mij interessante romans in een trits talen gelezen en zat al jaren op zwart zaad, bookwise speaking. Ik was een mens dat niet meer las. Een gewezen boekenworm. Nieuwere dingen waren soms best aardig… de Nederlandse bijna nooit. De calvinistische zuinigheid die mij elke dag van mijn ballingschap uit het vrolijke Frankrijk een last is, komt nergens zo cru over als in de literatuur. ‘Alleen primitieven bedienen zich van epitheten!’ riep een hedendaagse schrijver tegen mij. Of heb ik het ervan gemaakt terwijl hij simpel zei: ‘Jij gebruikt teveel bijvoeglijke naamwoorden.’ Hoe het ook zij, toen het besef was neergedaald dat er inderdaad wat voor mij te lezen stond, mailde ik slavist Wouter van den Berg de vraag waarmee te beginnen. Het werd Anna Karenina, in de vertaling van Lourens Reedijk.

Foto: Robert Hiscock (cc)

Melk

COLUMN - Melk is goed voor elk, vindt Oud Zeikwijf. Kijk maar naar Japan.

Er is een hetze tegen melk gaande. Was het motto in de 20ste eeuw: melk de witte motor, en werden wij door het voedingscentrum aangespoord om minimaal een halve liter per dag binnen te werken, anno 2013 is dit omgeslagen in een collectieve ban op melk.

Melk mag niet meer.

Het witte goedje is niet meer goed voor je, nee, het is juist slecht. Je krijgt er kanker van. “Ja maar de kalk?” zult u vertwijfeld roepen. Hoe komen we aan kalk? Wel, beste lezer, onze huidige lichamen blijken de kalk niet meer uit melk te kunnen opnemen. Bovendien drinken koeien geen melk, en hebben toch sterke botten. Kalk moeten we dus, net als koeien, uit groente halen.

Toen ik in de jaren ’80 in Amsterdam landde, heerste hier een verwoede mode van de macrobiotiek. Macrobiotiek, dat is voornamelijk de leer van het niet eten. Werd je uitgenodigd om bij iemand thuis te dineren, deed je er goed aan om geld mee te nemen voor een patatje op de weg terug. Want bij je gastheer of -dame kreeg je een dun plakje aubergine, een hoopje daikonraapsel, een sliert wortel, een kwart forel, en dat was het dan. We waren dan ook collectief graatmager.

Foto: mystic_mabel (cc)

Deals met de Belastingdienst

OPINIE - Zzp’ers die voor PostNL pakketten bezorgen worden uitgebuit, en dus staakten ze. Het bedrijf eet van twee walletjes: personeel in dienst nemen is duur, dus bezuinigen ze op de sociale lasten door zzp’ers in te huren. Die ze vervolgens als personeel behandelen. Wel de lusten en natuurlijk niet de lasten.

Wie ooit personeel nodig heeft gehad weet dat enkel zzp’ers inhuren geen sinecure is: de zzp’er is bij wet gebonden om meerdere opdrachtgevers te hebben. Uit ervaring weet ik: met twee opdrachtgevers kom je er niet. De Belastingdienst eist dat je een waaier aan verschillende opdrachtgevers toont, anders word je onherroepelijk als zijnde in vaste dienst beschouwd. Maar bij PostNL hoeven ze dat niet, die zzp’ers, meerdere opdrachtgevers hebben. Ze hoeven zelfs geen VAR te tonen. In 2012 openbaarde Zembla een convenant met die strekking tussen de Belastingdienst en PostNL. Tegenlicht toonde eerder dit jaar dat multinationals deals sluiten met de belastingdienst.

Ik ben altijd een trouwe belastingbetaler geweest. Zoals Paul Teule betoogt, krijg ik daar een “warm en solidair gevoel” van. Kréég ik, moet ik bijstellen. Want zelfs iemand als ik krabt zich twee keer achter de oren bij het lezen van zulke berichten. De Belastingdienst? Deals met multinationals, met PostNL? Terwijl kleine bedrijven krom liggen onder de sociale lasten van werknemers? Lasten die, in de gevallen die ik onder ogen kreeg, meer dan twee keer het bedrag dat een werknemer elke maand op zijn rekening krijgt? Waarvan elk personeelslid meer kost dan wat de werkgever zelf verdient? Kleine bedrijven die lang zelf zzp’ers waren, omdat ze die sociale lasten niet konden opbrengen? Die nooit met vakantie gingen om bij gebrek aan personeel zelf de toko te laten draaien? Die het streng verboden was om zzp’ers in te huren zonder VAR, of met te weinig andere opdrachtgevers?

Foto: Frank de Kleine (cc)

Fraude

COLUMN - In de meivakantie moest ik van nr.2 met hem naar Gamemania om te getuigen dat hij zijn oude games mocht verkopen. Het baliejongetje keurde de schijven, scanned ze en vroeg naar mijn ID. Terwijl ik het stukje plastic overhandigde kreeg ik een helderheidsmoment.

“Wat ga je met mijn ID doen?” vroeg ik.

“Uw BSN-nummer in het bestand noteren” sprak hij, alsof dat de normaalste zaak van de wereld was.

“Maar ik geef nooit mijn BSN-nummer. Waar heb jij die voor nodig?”

“Voor de handel.”

“De handel?”

“De handel.”

“De handel in BSN-nummers zul je bedoelen!”

Mijn zoon raakte in onderkoelde paniek, ik stak mijn ID-kaart weer in mijn portemonnee en pakte de stapel games weer in. Op weg naar buiten voelde ik in mijn zoon een onbedwingbare drang om mij keihard te schoppen. Ik was hem een uitleg schuldig. Dus vertelde ik.

Ergens in de jaren nul had ik bericht gekregen dat ik me bij het UWV-kantoor moest melden. Er was fraude gepleegd en ik was verdachte numero uno.

Op opgegeven dag en tijdstip had ik de 1 genomen. De reis duurde anderhalve week. Ik zat toen in mijn tropenjaren: net een gruwelijk groot werkpand volledig op de pof en op het hoogste punt van de vastgoedmarkt gekocht, dat mijnheer OZ en ik met ons tweetjes naast onze gewone werkzaamheden moesten omtoveren tot iets grandioos en unieks – geld voor personeel was er niet. Een thuisfront om u tegen te zeggen: een puber, een kleuter en een peuter, die laatste twee nog hangend in mijn rokken. Een inkomen van duizend gulden voor ons vijven, die onlangs in euro’s waren omgetoverd, een operatie die die rug zo ongeveer gehalveerd had. Terwijl het één voor mij onbekende stukje Nieuw-West na het andere langs het tramraam voorbij schoof dacht ik aan alles wat ik in deze verloren tijd had kunnen doen, en aan alles wat zich terwijl ik reed opstapelde, en dat ik bij terugkomst op mijn boterham zou vinden. Ik kreeg steeds meer de pest aan het UWV.

Foto: Jessica Paterson (cc)

De Alliantie: hart voor wonen

COLUMN - RINNNNNGGG!

– Hallo, wie is daar?

– ALLIANTIE! [Op de toon van POLITIE!]

– Komt u binnen.

[Door rechtszaken met de Alliantie weet ik dat je ze altijd binnen moet laten. Tenminste, dat drukte me mijn advocaat op het hart. ‘Laat ze altijd binnen,’ zei hij, ‘je bent er niet toe verplicht, maar laat ze in godsnaam altijd binnen.’ Dat doe ik dus zonder  morren, al kon dit bezoek niet slechter vallen. Het is de meivakantie, de werkster is twee weken niet geweest. Overal een centimeter dik stof, onbeschrijfelijke bende omdat wij de vakantie aangegrepen hebben om voltijds in de tuin aan het klussen te slaan – Mijnheer OZ maakt schuttingen, ik Soft Building-meubilair van piepschuim in steigerdoek en visnet ingepakt). De tuin lijkt hierdoor op Bosnië in mindere tijden. Hopen zware vieze visnetten als loopgraven, stapels hout, gereedschap, zaagsel, een anker voor een schip van 500 ton met ankerbol en ankerboei, een barbecue en een vuurkorf die ik beide nooit heb gebruikt maar die (afdankertjes van iemand anders) eruit zien alsof wij elke avond te boel zitten te verroken. Ikzelf: ongewassen, haar in drie kleuren van uitloop, boven op mijn hoofd haastig bijeengeraapt door een klem, fleecetrui onder de kattenharen, joggingbroek. Een tokkie. Alleen de kratten lege flessen en de asbakken vol peuken missen nog.]
Foto: Jenny Bradford (cc)

Ruim baan voor carrièremoeders

COLUMN - Oud Zeikwijf schopt de bal terug naar minister Bussemakers veldhelft.

Het grootste dilemma dat ik ervoer tijdens het schrijven van Dilemma’s, waarin ik een lans breek voor de wens van de Nederlandse moeders om in deeltijd te werken, was of ik het moest schrijven of niet. Het wel schrijven zou koren op de molen zijn van conservatieven die moeders maar al te graag achter de koters willen plakken (en hen, als ze hun houdbaarheidsdatum hebben overschreden, het liefst inruilen voor een nieuw – lees: jong – exemplaar). Maar niets antwoorden aan de kortzichtige en egoïstische oproep van minister Bussemaker zou de stem van het merendeel van de Nederlandse moeders negeren, die keer op keer laten zien dat ze niet gediend zijn van zulk dwingelandij, van moeders die én willen werken, én zelf willen zorgen voor hun kinderen.

We hadden het dus over het merendeel van de Nederlandse moeders. De (toch wel omvangrijke) rest, onder wie ikzelf, voelt er niets voor om minder te werken om op baby’s te passen. Je moet het kunnen, en je moet ertegen kunnen. Je moet het ook willen. Tegen je zin thuis gekluisterd terwijl je studiegenoten met rasse schreden de maatschappelijke ladder beklimmen lijkt me geen zinvol bestaan. Niet dat een bestaan perse zinvol moet zijn. Persoonlijk ben ik van mening van niet, maar dat is een andere discussie.

Vorige Volgende