Politiek is voor een belangrijk deel het afwegen van belangen. Wat weegt het zwaarst? Aan welke belangen moeten we prioriteit geven? Op dat punt verschillen politieke partijen en aan de hand van die verschillen bepalen kiezers straks hun keuze, althans dat mag je hopen. Een van de vragen is dan welke prioriteiten we moeten stellen als het gaat om klimaat en biodiversiteit.
Vorige maand schreef ik in deze rubriek over de ideeën van de Franse milieufilosoof Baptiste Morizot. Hij vindt dat we het dualisme, de tweedeling mens-natuur, moeten vervangen door het besef dat ‘het leven voor de mens alleen leefbaar is als het ook leefbaar is voor het weefsel van het levende als geheel.’ Natuurbescherming is volgens Morizot ook een verkeerde, in wezen paternalistische, term die uitgaat van het ‘anders-zijn’ van de natuur ‘tegenover een superieure mens, die als enige een rationeel innerlijk bezit.’ Dat mogen de ‘rentmeesters’ van het CDA zich wel aantrekken. Ecopaternalisme noemt hij het, een bron voor onterechte toeëigening en uitbuiting.
Met een afweging van belangen tussen mens en natuur zitten we volgens Morizot dus op het verkeerde spoor. In zijn boek Het levende laten opvlammen betoogt hij dat alles wat leeft een gemeenschappelijk belang heeft dat moet worden verdedigd tegen de uitbuiting voor het individuele belang van de rupsjes-nooit-genoeg onder de mensen. Voor een begrip van dat gemeenschappelijke belang gaat de filosoof terug naar het begin van het ontstaan van alle leven. Daar ontstond in de evolutie iets wat we een belang kunnen noemen dat geschaad dan wel beschermd zou moeten worden. Zelfs het kleinste organisme heeft belang bij zoiets als ruimte, vrijheid, voedsel, zou je kunnen zeggen.