Gastauteur

2.322 Artikelen
3 Waanlinks
25 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Over die overvolle klassen

OPINIE - Onderwijsvakbonden voeren al een poosje actie tegen de overvolle klassen. De staatssecretaris vind dat de bonden overdrijven en staat dus recht tegenover hen. De discussie is echter niet consequent, vindt Hartger Wassink.

Wat me dwarszit aan de discussie over overvolle klassen, is niet dat ik vind dat klassen nog wel voller kunnen. Integendeel, ik zie en hoor ook dagelijks wat de nadelen en excessen zijn van te veel kinderen in een te kleine ruimte. Ik gun leraren ook de 24 kubieke meter die mij op de HU als gedeelde werkplek is toebemeten en die ik slechts met een of enkele gesprekspartners hoef te delen.

Waar het me om gaat, is dat ik de discussie niet consequent vind. Aan de ene kant willen leraren geen inmenging van de overheid in hun vak. Aan de andere kant wel, zodra het hun beter lijkt uit te komen. Zo blijven we ‘oud denken’ en komen we niet verder. Volgens mij worden er twee vragen door elkaar gehaald:

  • Wat is goed onderwijs?
  • Hoe verbeteren we de werkomstandigheden van leraren?

Beide zijn essentiële, belangrijke vragen, maar we moeten ze niet door elkaar halen. Een deel van de ‘volle klassen’-discussie gaat over werkdruk. Er is veel onderzoek dat laat zien, dat werkdruk bestaat uit twee componenten: de daadwerkelijke werklast én de mogelijkheden om daar mee om te gaan. Hoe minder ‘regelmogelijkheden’ en hoe minder steun leraren (en anderen) ervaren, hoe zwaarder de feitelijke werklast op hun schouders drukt. Leraren zouden dus niet om meer regels moeten vragen, want dat beperkt hun regelmogelijkheden nog verder.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Armoede, ongelijkheid en sociale vergelijking

ANALYSE - Armoede is niet alleen een financieel, maar ook een sociaal probleem, zegt Willem Visser.

Waren we arm in de jaren ’60 waarin ik opgroeide? In vergelijking met nu wel. Niet dat we honger leden, maar alles wat nu vanzelfsprekend is (televisie, geluidsinstallatie, telefoon, auto, vakantie – om maar eens wat te noemen) was destijds luxe. Maakte dat ongelukkig? Nauwelijks. Mijn ouders moesten soms iedere cent een paar keer omdraaien, maar iedereen die ik kende verkeerde in dezelfde positie. We hadden niet veel om onze vermeende rijkdom of armoede aan af te meten. In het dorp onder de rook van Rotterdam waar ik woonde waren wat notabelen, maar hun rijkdom en succes uitte zich niet in opzichtigheid of pronkzucht.

Dit alles veranderde in vrij korte tijd. Na de sobere wederopbouwjaren nam de welvaart zienderogen toe. Mijn vader kon het zich in 1969 permitteren een huis in een nieuwbouwwijk te kopen. Wij behoorden ineens tot de welvarende middenklasse. Daarmee nam het grote kijken naar en vergelijken met de buren een aanvang. Luxe goederen waar we eerst alleen maar van droomden namen bezit van de doorzonwoning. Status werd ineens belangrijk.

Ik dacht hieraan bij de presentatie van de Armoedemonitor 2013 van het SCP en CBS, die traditioneel enkele dagen voor pakjesavond plaats vindt. De cijfers logen er dit jaar weer niet om. Ik geef ze heel kort weer:

Foto: Rex Pe (cc)

De school staat in brand

BRIEF - Minister van Onderwijs Jet bussemaker wil dat er meer taaldocenten worden opgeleid en stelt daar 4 miljoen euro voor beschikbaar. In een open brief aan de minister en de staatssecretaris legt docente Nederlands Michelle van Dijk uit dat de minister en de staatssecretaris de verkeerde prioriteiten leggen.

Hooggeachte mevrouw Bussemaker, hooggeachte heer Dekker,

De school staat in brand. Er is een extreem lerarentekort, dus trekt u vier miljoen uit voor meer taaldocenten. De alarmbel luidt: wat moeten we doen? Je kunt de brandslang pakken en blussen, met je handen in je zakken gaan staan kijken. Of wegrennen.

Natuurlijk probeert u de brand te blussen en te redden wat er te redden valt, maar gebeurt dat wel op een goede manier? Er gaat geld naar de lerarenopleidingen, naar beginnende docenten, maar er is nog niet één maatregel bedacht om het werk voor de ‘blijvers’ aantrekkelijk te houden. Wat zeg ik, aantrekkelijk? Ik bedoel burn-out-veilig. De werkdruk wordt steeds hoger en het toekomstperspectief is beperkt. Daardoor staan in het onderwijs veel mensen met de handen in de zakken. Waarom zou je jezelf overspannen werken als daar niets tegenover staat? Daarom stel ik (eerstegraads docent Nederlands) drie oplossingen voor, die nú nodig zijn om ons onderwijssysteem overeind te houden.

Foto: g4ll4is (cc)

Stel overheid aansprakelijk voor kwaliteit van surveillance

OPINIE - Er is een dilemma tussen misdaadbestrijding en privacybescherming, stelt Judith Sargentini in haar bijdrage aan dit online privacydebat. De onderliggende vraag is hoe misdaad kan worden bestreden zonder een alles-controlerende staat te creëren. Aan de orde is vooral de kwaliteit van data-analyse, want de kwantiteit is al geruime tijd succesvol onderwerp van debat. Schadevergoedingen lijken een goede remedie tegen willekeur van surveillance en vervolging.

Dictaturen als Irak bleken de veiligste landen op aarde, maar ook de meest onvrije. In een dictatuur is het hele veiligheidsapparaat gericht op het overleven van het regime. Dat dit leidt tot inperking van de vrijheid van de burger hoeft geen betoog. In een democratie gebruikt de regering het veiligheidsapparaat om de burger te beschermen tegen criminaliteit en aantasting van de rechtsstaat. In democratieën zijn waarborgen ingebouwd om de burger tegen willekeur te beschermen. Zo bestaat er in Nederland een Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten die toeziet op het functioneren van de diensten.

In Nederland is criminaliteitsbestrijding overigens een verantwoordelijkheid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het Openbaar Ministerie en de politie. Politie en OM tappen op grote schaal. Dat is al jaren bekend. Er is kennelijk een overheid die het gedrag van burgers wil sturen en controleren; er is een burger die vindt dat als je niets te verbergen hebt, je niets te vrezen hebt; en er is techniek die grootschalig data verzamelen mogelijk maakt. Recent stelde Procureur Generaal Van Nimwegen dat tappen een Pavlovreactie van OM en politie is geworden en op deze wijze geen doel dient. Vreemd is dat over zijn uitspraken geen politiek en maatschappelijk debat is ontstaan.

Het debat over Snowdens onthullingen gaat niet over deze vorm van tappen, maar over de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, kortweg ‘de diensten’, zoals de AIVD die de bescherming van de democratische rechtsstaat tot taak hebben. Regeringen vrezen dat de discussie over de diensten het werk van diensten belemmert, waardoor de rechtsstaat niet goed beschermd kan worden. Tegelijkertijd vinden delen van de bevolking dat Snowdens onthullingen juist aantonen dat juist de diensten, bijvoorbeeld met het verzamelen van metadata, het bespioneren van een bevriende regeringsleider of onrechtmatig verkregen informatie de rechtsstaat ondermijnen. Regeringen, ook de Nederlandse, zullen het vertrouwen van de burger moeten zien terug te winnen.

Er staat veel op het spel. Stel dat er een aanslag in Nederland wordt gepleegd die met onrechtmatig verkregen informatie had kunnen worden voorkomen. Hoe reageren politiek en burger dan? Nu is alleen het onderscheppen van gegevens die via de ether worden verspreid wettelijk toegestaan; het controleren van informatie die via internationale kabelnetwerken wordt verspreid, ook wel cable-sigint (signal intelligence) genoemd, is verboden. Stel dat de Commissie Dessens, die de Wet Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten evalueert, aanbeveelt om dit laatste in Nederland ook mogelijk te maken, omdat anders de inlichtingen- en veiligheidsdiensten achter de feiten aanlopen? De kans dan is dan groot dat door alle discussies voor een dergelijke aanbeveling onvoldoende draagvlak bestaat. Daardoor kan uiteindelijk het functioneren van de diensten en dus de democratische rechtsstaat geschaad worden.

De vrees dat de democratische rechtsstaat onvoldoende kan worden beschermd is een reden waarom Europese regeringen redelijk onderkoeld op de NSA-onthullingen reageerden. Naar aanleiding van een bericht in NRC Handelsblad van 23 november dat onthulde dat Amerika sinds de jaren na de Tweede Wereldoorlog afluisterde, reageerde premier Rutte met: ‘door te reageren zouden we inzage geven in onze informatiepositie. Dat zou afbreuk kunnen doen aan onze belangen.’ Zeker is dat elk land spioneert en wordt bespioneerd. Precies daarom hebben alle landen behalve inlichtingen- en veiligheidsdiensten ook afdelingen contraspionage.

Vrijheid versus veiligheid

De huidige discussie draait om de vraag welke en hoeveel informatie moet en mag worden ingewonnen. Dat is een oude discussie die te maken heeft met doelmatigheid en de balans tussen veiligheid en vrijheid. Een probleem is de technology push: als het technisch mogelijk is, is er een onbedwingbare neiging om alle data te verzamelen die voorhanden zijn, zonder naar de doelmatigheid ervan te kijken. Daarbij komt dat de hoeveelheid data die rond de wereld wordt gepompt zo groot is dat het onderscheppen van een fractie daarvan astronomische getallen oplevert. Toen bekend werd dat in december 2012 in Nederland de metadata van 1,8 miljoen telefoontjes door de NSA waren verzameld, zette minister Plasterk daartegen over dat het hier om 0,2 procent van het berichtenverkeer van die maand betrof.

Het verzamelen van metadata leidt tot de suggestie dat iedereen voortdurend wordt bespied. Maar dat klopt niet. Daarvoor is de hoeveelheid data te groot, kan een deel van het berichtenverkeer technisch niet worden onderschept, is de analysecapaciteit te klein en de gemiddelde burger te oninteressant. Ook is de suggestie onjuist dat het verzamelen van metadata de privacy per definitie aantast. Dat is pas het geval als de metadata worden geanalyseerd en wordt gekeken naar de inhoud van berichten.

Het verzamelen van die metadata lijkt mij echter een belangrijke mogelijkheid om verdachte patronen te onderkennen die nader onderzocht moeten worden. Het echte probleem lijkt niet de maatvoering of de hoeveelheid data die wordt verzameld, maar de kwaliteit van de analyse en wat er vervolgens mee gedaan wordt. Sommige experts stelden dat er gegevens beschikbaar waren op basis waarvan de aanslagen van 11 september 2001 en Boston van 15 april 2013 mogelijk voorkomen konden worden. Maar tegelijkertijd blijkt onder meer uit de studie Doelwit Europa die ik met Carla Relk schreef, dat inlichtingendiensten en politie alleen al in Europa tientallen aanslagen succesvol hebben voorkomen.

Tegelijkertijd constateert Sargentini terecht dat in databanken fouten kunnen zitten en dat de hoeveelheid namen die bijvoorbeeld in de Amerikaanse Terrorist Identities Data Environment zit te groot lijkt voor prudent inlichtingenwerk. Zo bezien kleven er ook risico’s aan zaken als de SWIFT-overeenkomst tussen de VS en de EU en het EURODAC-systeem waarin asielzoekers hun vingerafdrukken moeten geven zodat die vervolgens door de politie voor opsporingsactiviteiten kunnen worden gebruikt.

Maatvoering en kwaliteit

Maatvoering en kwaliteit van de analyse zijn twee verschillende vraagstukken. Wat maatvoering betreft, valt onmogelijk te zeggen hoeveel inlichtingen er maximaal mogen worden verzameld om terrorisme te voorkomen. Het dilemma is dat wanneer diensten hun werk goed doen, de roep klinkt dat het wel een tandje minder kan omdat de privacy gevaar loopt, maar dat wanneer het misgaat de roep klinkt om privacy ondergeschikt aan de veiligheid te maken.

Dit pleit ervoor om niet te proberen vast te leggen hoeveel data mogen worden verzameld, maar om naar de kwaliteit van de analyse te kijken. Van elke dienst of bedrijf mag worden verwacht dat die in orde is, maar dat is niet zeker. Een oplossing is om hoge schadevergoedingen uit te keren aan degenen die het slachtoffer zijn geworden van fouten. Die schadevergoedingen dienen zowel door overheden als door eventuele uitvoerende bedrijven te worden uitgekeerd. Internationale afspraken over data-uitwisselingen zouden slechts mogen worden gemaakt als tevens overeenstemming bestaat over dergelijke schadevergoedingen. Hierbij kan worden aangesloten bij een resolutie van de Algemene Vergadering van de VN die oproept slachtoffers van onrechtmatig overheidsoptreden te compenseren. Mogelijk kunnen regeringen hiermee het vertrouwen van burgers terugwinnen. Want in onze maatschappij blijken schadevergoedingen een goede buffer tegen willekeur.

Rob de Wijk is directeur van het HCCC Centre for Strategic Studies. 

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Privacy versus veiligheid is valse paradox

OPINIE - In een rechtsstaat kunnen privacy en criminaliteitsbestrijding niet zonder elkaar, vinden Jacob Kohnstamm en Paul Breitbarth van de College bescherming persoonsgegevens.

Het afgelopen decennium zijn er onder het mom van veiligheid talloze maatregelen geïntroduceerd die politie, justitie en inlichtingendiensten de bevoegdheid geven grote hoeveelheden gegevens over burgers te verzamelen. Het belang van veiligheid staat voorop, waarbij niet of nauwelijks rekening wordt gehouden met privacy en gegevensbescherming. Deze worden vooral beschouwd als een hinderlijk obstakel, zowel door de praktijk als door de verantwoordelijke politici.

Gegevens zijn best handig

Effectieve criminaliteitsbestrijding is alleen mogelijk wanneer de opsporingsdiensten kunnen beschikken over de juiste gegevens. Hier zijn in de wet talloze mogelijkheden voor opgenomen, voorzien van de nodige waarborgen. En toegegeven: soms zou het voor een politiekorps best handig kunnen zijn om ook over gegevens te kunnen beschikken die al ergens anders zijn opgeslagen. Even kijken op bewakingscamera’s of een bepaalde auto op het tijdstip van een misdaad in de buurt van een plaats delict is geweest. Of snel controleren of die ene gevonden vingerafdruk toevallig van een niet-Europese reiziger is, die bij zijn visumaanvraag al alle vingerafdrukken in een databank heeft laten zetten om de grenscontrole te vereenvoudigen. Wanneer het nodig is, kunnen die gegevens gewoon worden gevorderd. Vrije of ongelimiteerde toegang tot alle databanken is daarvoor helemaal niet nodig.

Gegevensopslag heeft een grote vlucht genomen, ‘want je weet nooit wanneer ze nog van pas komen’. In het bedrijfsleven heet dat big data: het opbouwen van grote databanken met gegevens van klanten, bekenden of geïnteresseerden, om door middel van profilering allerlei nieuwe trends te kunnen ontdekken. De consument weet daar lang niet altijd van en als hij er wél van af weet, maakt hij steeds vaker bezwaar tegen dit soort praktijken.

Maar big data is niet voorbehouden aan het bedrijfsleven. Ook de overheid verzamelt er op los. Het debat over de verhouding tussen persoonsgegevens en criminaliteitsbestrijding lijkt naar Amerikaans voorbeeld steeds meer te verschuiven van waarborgen voor verzamelen naar waarborgen voor gebruik. Dat is althans de indruk die opeenvolgende kabinetten de afgelopen jaren hebben gewekt. Zo ook de huidige bewindspersonen van Veiligheid en Justitie. Recent nog werd het plan gelanceerd om alle gegevens op te slaan van reizigers die per vliegtuig van of naar Nederland vliegen, in de hoop zo een aantal jihadisten te kunnen onderscheppen. En opnieuw: je weet nooit waarvoor die gegevens in de toekomst nog meer van pas kunnen komen.

Niet zonder meer verzamelen

De overheid hoeft echter niet alles te weten, zo werd eerder deze week ook bevestigd door de kantonrechter in Den Bosch. Het bedrijf SMS Parking werd in het gelijk gesteld in een geding tegen de Belastingdienst, die de parkeergegevens van de klanten van dat bedrijf wilde inzien om aangiften te kunnen controleren. De rechter vond dat een stap te ver.

In Europa zijn privacy en gegevensbescherming al geruime tijd erkend als fundamentele rechten. Voor het recht op privacy geldt dit sinds de inwerkingtreding van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (1953). Het recht op gegevensbescherming is recenter vastgelegd: in een verdrag van de Raad van Europa uit 1981 en in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, dat sinds het Lissabonverdrag uit 2009 bindende werking heeft. Zowel bij het verzamelen als het gebruik van gegevens zal dus voortdurend een belangenafweging plaats moeten vinden. Zijn de gegevens écht noodzakelijk om het beoogde doel te bereiken of zijn er ook andere opties? Zijn álle gegevens nodig, of kan ook met een selectie worden volstaan? En welke invloed heeft de kwaliteit van de gegevens nog op het resultaat?

In onze optiek draagt deze belangenafweging bovendien bij aan een effectievere criminaliteitsbestrijding. Wanneer voortdurend nieuwe hooibergen worden gebouwd en bestaande hooibergen worden opgehoogd, wordt het – zelfs met moderne technieken – bijna onmogelijk om daar nog spelden in te vinden. Beter is het om eerst een selectie te maken van het soort gegevens dat nodig is voor de opsporing en dan pas te beginnen met verzamelen. Dit principe staat ook wel bekend als dataminimalisatie of ‘select, before you collect’.

Daarnaast is er meer transparantie nodig over de gegevens die worden verzameld en de doelen waarvoor dit gebeurt. Burgers moeten niet worden verrast; niet door bedrijven en niet door de overheid. Door meer transparant te zijn over welke gegevens waartoe worden verzameld, is het ook eenvoudiger om begrip voor nieuwe opsporingsmaatregelen te creëren en deze na verloop van tijd te evalueren.

Tot slot nog dit: de vraag naar de effectiviteit van massale opslag van gegevens wordt in de praktijk zelden gesteld, laat staan onderzocht. Iedereen kan immers potentieel een gevaar voor de veiligheid opleveren en dus: verzamelen maar. Geleidelijk dreigt zo de onschuldpresumptie uit ons rechtssysteem te verdwijnen. Judith Sargentini vraagt zich in de aftrap voor deze polemiek af of privacy en criminaliteitsbestrijding wel hand in hand kunnen gaan. Wat ons betreft kunnen zij in een rechtstaat niet zónder elkaar. Het wordt tijd dat dit ook in het publieke debat wordt erkend.

Dit debat is een coproductie van De Helling en Sargasso.

Jacob Kohnstamm en Paul Breitbarth zijn voorzitter respectievelijk medewerker van het College bescherming persoonsgegevens.

Foto: Daniël Bleumink (cc)

Morele verantwoordelijkheid

COLUMN - Het bericht over de Rotterdamse vrouw die tien jaar dood in huis had gelegen zette Marieke van Rooij aan het denken.

Vorige week werd er in Rotterdam een vrouw gevonden die tien jaar dood in haar huis had gelegen, een even bizar als verdrietig bericht. In een reflex dacht ik na het lezen: wie is hier verantwoordelijk voor? Gek eigenlijk, want al zou er een verantwoordelijke gevonden worden, is het misschien belangrijker eens na te denken of dit in mijn eigen omgeving zou kunnen gebeuren. Oftewel, ben ik moreel verantwoordelijk voor mijn buurvrouw die ik nog nooit heb gezien?

Een beroemd gedachte-experiment om na te denken over morele verantwoordelijkheid is het trolleyprobleem, bedacht door de Britse filosoof Philippa Foot in 1967. Het trolleyprobleem stelt mensen voor een fictief moreel dilemma. Stel, je staat van een afstandje te kijken naar een trein die recht op vijf mensen af rijdt. De vijf personen staan op het spoor en kunnen niet weg. Je staat naast een hendel en door die over te halen, verandert de trein van spoor. Echter, op het nieuwe spoor staat een nietsvermoedende voorbijganger. Wat doe je? Er zijn twee opties, niks doen en er komen vijf mensen om of de hendel overhalen waardoor één persoon overlijdt. De meeste mensen kiezen voor het hypothetisch overhalen van de hendel. Dat worden er minder als die onfortuinlijke eenling een dikke man is die op het spoor geduwd moet worden en helemaal anders ligt het als een chirurg vijf mensen kan redden door één patiënt te doden.

Foto: g4ll4is (cc)

Individuele privacy: een onvolledig concept?

ANALYSE - Het individualistische privacybegrip is achterhaald en onvolledig geworden. Het wordt tijd voor een nieuw, relationeel privacyconcept, vindt onderzoeker Victor Toom.

Privacy is recent veel in het nieuws geweest, ook dit weekend met de onthulling dat de AIVD mogelijk onrechtmatig op internetfora inbreekt. Goed initiatief dus van Judith Sargentini om een discussie te entameren over dataverzameling, misdaad- en terrorismebestrijding en – het onderwerp van deze bijdrage – privacy.

Privacy wordt wettelijk gedefinieerd als de ‘bescherming van de persoonlijke levenssfeer’. Het gaat dus over individuen. En precies daar wringt de schoen, want gegeven de praktijken van massasurveillance en datamining voldoet de bescherming van individuele persoonlijke levenssfeer niet meer; inderdaad, naast bescherming van het individu vraagt deze tijd om een privacy die óók de gedeelde levenssfeer waarborgt – een relationele privacy. Om dit nieuwe privacybegrip te kunnen enten, zal ik hieronder kort bespreken hoe datamining wordt ingezet om criminaliteit en terrorisme te bestrijden.

Het in de gaten houden van mensen, groepen of objecten – surveillance – is een sinds mensenheugenis bestaand mechanisme en is onder andere gericht op het opsporen van illegale activiteiten. Op het eerste gezicht weet iedereen wel ongeveer wat misdaad of criminaliteit is: iets wat bij wet verboden is, waarvoor je straf verdient en waartegen de politie op moet treden. Klip en klaar. Maar tijdens de opsporing van delicten is onderscheid maken tussen een misdrijf en wettelijke geoorloofde activiteiten veel weerbarstiger; criminelen kennen de mazen van de wet, verstoppen (illegale) activiteiten in bonafide bedrijven of werken ‘achter de schermen’ – ze weten de wet in hun eigen voordeel te gebruiken. Het is op voorhand dus niet mogelijk te zeggen wat crimineel gedrag is, waar het zich afspeelt en wie ervoor verantwoordelijk is.

Foto: Amsterdamized (cc)

Sinterklaas en de NSA

ACHTERGROND - Wat hebben Sinterklaas en de NSA gemeen? Ze houden allebei in de gaten of we ons wel goed gedragen. Misschien kan het verhaal van Sinterklaas en zijn ‘Grote Boek’ ons helpen om de onthullingen van klokkenluider Edward Snowden te begrijpen, denkt Jelte Timmer.

Met 5 december op komst kon ik het niet laten om iets te schrijven over het ‘Grote Boek van Sinterklaas’. Het Grote Boek is iets waar ik laatste tijd gek genoeg weinig meer over hoor – misschien ook een vertekend beeld door mijn leeftijd – maar wat uitermate goed in de huidige tijd lijkt te passen. Waar het Grote Boek een verhaaltje was om mij als klein kind in de gekte van het Sinterklaas feest een beetje tot normaal gedrag te manen, hebben de onthullingen van Edward Snowden in de afgelopen maanden duidelijk gemaakt dat het idee van een bestand waar in wordt bijgehouden wat iedereen uitvreet helemaal geen raar sprookje blijkt te zijn.

Ondanks de onthullingen van Snowden blijkt het nog moeilijk om vat te krijgen op de bezigheden van de NSA. Alexander Klöpping probeerde afgelopen maandag bij De Wereld Draait Door bijna wanhopig de relevantie van het werk van de klokkenluider aan radio-dj Giel Beelen duidelijk te maken. Die gaf aan liever door de overheid te worden bespioneerd dan door Google en Facebook. Voor veel mensen is het onduidelijk wat er nu precies het probleem is met veiligheidsdiensten: we wisten toch al dat we in de gaten werden gehouden, we hebben er niet direct last van, en we kunnen er bovendien weinig tegen beginnen.  Maar misschien kan Sinterklaas ons in deze moeilijke tijden helpen meer grip op de discussie te kringen. Ik pak het Grote Boek er even bij.

Foto: Rita Willaert (cc)

Eerst schild, daarna zwaard

Wetgeving moet eerst schild en daarna zwaard zijn, vindt strafrechtadvocaat Jozef Rammelt in reactie op Judith Sargentini. Wetgeving beoogt de verhoudingen tussen burgers onderling en tussen overheden en burgers te reguleren. Dit is echter niet het geval in Nederland. 

De verhouding tussen burgers betreft het reguleren van verhoudingen tussen gelijken – iedere burger is immers gelijk aan de ander – terwijl de verhouding tussen overheden en burgers er een is van een fundamentele ongelijkheid. De overheid legt regels op en die moeten worden nageleefd. Worden zij niet nageleefd, dan staat daarop onherroepelijk een sanctie in welke vorm dan ook. In het betoog van Judith Sargentini gaat het over deze laatste relatie. De vraag dient zich aan of de overheid bij de regulatie het recht op privacy en gegevensbescherming van de burger geheel of gedeeltelijk terzijde mag schuiven, of dat deze rechten gerespecteerd moeten worden bij het opstellen van wetgeving.

Bij effectieve misdaadbestrijding ontkom je er eenvoudig niet aan om het recht op privacy en gegevensbescherming geheel of gedeeltelijk terzijde te zetten. Hetzelfde geldt voor de opsporing van een strafbaar feit. Dat kan niet anders, maar de regels die zijn opgesteld over hoe die rechten geheel of gedeeltelijk voor een bepaalde periode terzijde geschoven moeten worden, dienen door de handhavers van de wet strikt opgevolgd te worden. Zowel de reden van het tijdelijk terzijde zetten van deze rechten, als de wijze waarop dit geschiedt, dienen aan een integrale controle van een rechter onderworpen te zijn. Dat is, denk ik, in Nederland vrij aardig geregeld in het wetboek van strafvordering. De vraag dient zich echter aan of de staat preventief mag gaan surveilleren zonder dat daarvoor een directe reden aanwezig is.

Camera’s op iedere hoek van de straat die iedere beweging die u maakt registreren. Vastleggen welke winkel u bezoekt, welk vervoermiddel u gebruikt, hoeveel boodschappen u bij de kruidenier naar buiten sleept, noem maar op. Registratie op parkeerzuilen met welke auto u waar en hoelang parkeert. De registratie van de verplaatsingen die u met uw mobiele telefoon in uw tas maakt als u rustig door de stad loopt. Als u bij uw bank de pinautomaat gebruikt wordt er een foto van u gemaakt. Het kan allemaal niet op.

Minister Opstelten kwam onlangs met het onzalige idee om iedere vliegreis die u in de toekomst gaat maken te registreren. Als reden werd uiteraard een effectieve terrorismebestrijding weer eens in de strijd gegooid. Dat plan werd niet door een meerderheid in de Nederlandse politiek omarmd en dat is maar goed ook.

Ik stel u een andere vraag dan Judith Sargentini stelde en wel de volgende: bent u werkelijk van mening dat u nog enige vorm van privacy heeft in deze technische maatschappij, terwijl u de meest brave burger op de wereld bent? Ik stel vast dat dit niet het geval is, want waar u zich ook bevindt, uw aanwezigheid wordt overal en 24 uur per dag op enigerlei wijze geregistreerd. Als u zich onbespied waant tijdens een boswandeling vrees ik dat u op een paar honderd meter traceerbaar bent via uw mobiele telefoon. Het zwaard heeft de overhand gekregen ten koste van de schildfunctie van wetgeving. Dat is niet alleen het geval in de Verenigde Staten, maar ook in de rest van de wereld en heel zeker ook in Nederland.

Nederland is koploper bij het aantal door justitie afgeluisterde telefoon gesprekken. Hoezo privacy?

Het zwaard wordt dagelijks geslepen met als argument naar de burgers toe dat deze maatregelen hun veiligheid vergroten, en indien zij braaf zijn, zij helemaal niets te vrezen hebben. Dat is pure onzin. Data kunnen fout worden verwerkt en opgeslagen, met alle gevolgen van dien. Data kunnen in de verkeerde handen komen en voor heel andere doelen gebruikt worden dan waarvoor zij oorspronkelijk verzameld en opgeslagen werden. In hoeverre worden de door de overheid verzamelde data eigenlijk effectief beveiligd? Voor mij een vrij prangende vraag waarop ik vooralsnog geen antwoord heb. Ieder beveiligingssysteem is toch tegenwoordig te kraken? Wordt het dan te koop aangeboden aan de hoogste bieder op Marktplaats?

Ik vrees dat de trend van toenemende massasurveillance zal voortduren en er geen mogelijkheid meer is het tij te keren. Dit is een sombere vaststelling.

Dit debat is een coproductie van De Helling en Sargasso. 

Foto: Marleen Hoftijzer copyright ok. Gecheckt 23-11-2022

Gedoneerde studieboeken rotten weg in Ambon

REPORTAGE - De Universiteit van Wageningen doneerde 40.000 studieboeken aan de Christelijke Universiteit Ambon. Maar ze worden zelden gebruikt. ‘Wat hebben we nou aan boeken die we niet kunnen gebruiken, we kunnen ze toch niet eten?’

‘Soms is het niet goed om spullen zoals eten en schoolboeken aan andere landen te schenken,’ zegt Lieuwe Anema (62). ‘Óf er wordt gevochten om de spullen, wat eindigt in oorlog, óf de spullen worden niet gebruikt omdat ze niet weten hoe ermee om te gaan.’ Hij begon in 2007 aan een plan om 40.000 studieboeken vanuit Nederland naar Ambon te brengen. Niet alleen blijken de meeste studenten de Engelstalige boeken niet te kunnen lezen, de studieboeken gaan over opleidingen die ze op Ambon achteraf niet hebben. ‘Ik had niet verwacht dat het zo’n rompslomp met zich mee zou brengen. Als ik dit van te voren geweten had was ik er nooit aan begonnen. Al krijg ik geld toe, ik doe het nooit meer. Het heeft me jaren van mijn leven gekost,’ aldus Anema.

In 2007 werden alle deelbibliotheken van de universiteit Wageningen opgeheven. Veel studieboeken werden overbodig en werden ter beschikking gesteld aan andere universiteiten. Anema pikte dit nieuws op en kwam met een idee. Anema, die meer dan de helft van het jaar op Ambon woont, stelde voor een groot deel van de studieboeken over te plaatsen naar Ambon. ‘Door ruzies tussen moslims en christenen zijn er afgelopen jaren veel bibliotheken afgebrand en zijn studieboeken hard nodig,’ dacht hij. Hij ging om tafel met Edwin Kisman, directeur van de Deventer-Maasstichting, om te onderhandelen over het verschepen van de boeken. De stichting geeft beurzen en subsidies op het gebied van onderwijs in Indonesië.

Foto: copyright ok. Gecheckt 11-03-2022

Schei toch uit met je excellentie!

OPINIE - Er begint een jachtige sfeer te hangen op scholen. Vakanties worden ingekort en examens zwaarder gemaakt. De ambitie om leerlingen, leraren en scholen excellent te laten presteren duurt voort. Zijn we op de goede weg? Jacqueline Boerefijn pleit voor meer aandacht voor geluk.

Excellentie is een term die het risico loopt tot op de draad versleten te zijn nog voor een substantieel deel van onze scholen het predicaat in bezit heeft. Verplichte eindtoetsen, publicatie van Cito-scores en lokale, landelijke en internationale rankings veroorzaken onzekerheid en angst. Ook een school die zich heeft vrijgekocht met het predicaat ‘excellent’, kan volgend jaar gewoon lager op de ranglijst terecht komen. De route die op dit moment uitgestippeld wordt richting de gewenste excellentie is een riskante.

Past het onderwijs wel?

Niet lang geleden ging 60% van de Nederlandse leerlingen naar het VMBO, en 40% naar havo/vwo. Nu is het andersom. Welke factoren hebben hier in meegespeeld? Is de intelligentie toegenomen? Is het onderwijs beter geworden? Zijn de ouders veeleisender? Wordt er massaal getraind voor cito-toetsen? Ik vrees vooral de laatste twee. Ik heb stellig de indruk dat veel leerlingen een te hoge Cito score behalen, die niet past bij hun kwaliteiten. Deze leerlingen stromen te hoog in in het voortgezet onderwijs, lopen daar op hun tenen en halen met kunst en vliegwerk de gewenste eindstreep. Of niet.

Foto: Marion Doss (cc)

The benefits of being dumb in politics

What is the best kind of political leader? One that is highly intelligent, or one that is sincere and reflective, Paul Frijters wonders.

It is natural to think of our political leaders as either superhumanly clever and benevolent when we agree with them, or else dumb as dishwater and evil when we don’t agree with them. Yet, if one takes our own group-loyalty out of the picture, we can ask the simple question what kind of mental qualities are likely to thrive in our Western political environment.

The political environment we have is highly competitive and combative, with constant media scrutiny and constantly shifting political factions. This gives rise to particular psychological demands and pressures: anyone who can’t keep their story straight or buckles under the relentless psychological pressure put on by the opponents from both within their own political parties and outside, is dead on arrival in politics. Hence the minimum requirement is to be very tough mentally and to have a pretty good memory and ability to keep a straight story.

This is of course why so many politicians are lawyers, for the legal profession trains people to be careful with words and to keep a line of argument, irrespective of whether they agree with it or not. So successful politicians certainly need to be in, say, the top 5% of their population in terms of smartness. This tallies well with the estimates of Simonton for the IQ of US president who assigned scores by analysing the intellectual content of their written and spoken works. He puts the average US president at an IQ of 142, with Clinton close to the top, easily 20 points ahead of Bush Junior. This indeed puts even the dumber US presidents in the top 5% of their population.

Vorige Volgende