Simon Otjes

146 Artikelen
16 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Politicoloog en politiek filosoof. Promovendus bij de Universiteit Leiden. Blogt met name over Nederlandse politiek vanuit vergelijkend, historisch en filosofisch perspectief.
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Kieskompas I: Modellen van partijposities

Er is veel discussie over de betrouwbaarheid van het Kieskompas. In een drietal artikelen zullen wij deze betrouwbaarheid proberen te achterhalen. Vandaag deel één: hoe betrouwbaar is de plaatsing van de partijen in de ‘politieke ruimte’.

Ruimte van het Kieskompas

Andre Krouwel, de man achter het Kieskompas, klaagt dat de Stemwijzer ‘kiezers voorliegt’ over de standpunten van politieke partijen. Een van de grote voordelen van zijn stemwijzer is dat het Kieskompas heel transparant is over de standpunten van politieke partijen. Echter bij het interpreteren van de posities van politieke partijen in zijn Kieskompas is voorzichtigheid ook geboden.

Meteen bij het uitkomen van het Kieskompas was er zeer veel aandacht van partijen en opiniemakers over de plaatsing van partijen in de politieke ruimte (klik op het plaatje voor een grotere versie). Anja Meulenbelt spinde er heel druk op los: D66 was volgens haar maar een rechtse partij en ook GroenLinks was een aardig eind naar rechts verschoven, ten opzichte van de SP. De Dagelijkse Standaard vond dat de PVV wel heel links staat in dit Kieskompas, dichtbij de traditionele linke partijen. Ook de Trouw berichtte uitgebreid over de posities van partijen in het landschap. Echter de ruimte waarin de partijen geplaatst zijn, is niet gebaseerd op de partijposities, waardoor uitspraken de posities met een grote korrel zout genomen moet worden.

Achter het Kieskompas zit een ruimtelijke theorie van partijcompetitie: kiezers kiezen voor de partij, die het dichtst bij henzelf staat in een politieke ruimte. De verschillen tussen partijen kan in ruimtelijke termen begrepen worden: sommige partijen en kiezers zijn links, sommige partijen en kiezers zijn rechts. Rechtse kiezers stemmen volgens deze theorie op rechtse partijen. In het geval van het Kieskompas wordt zo’n ruimte opgebouwd uit allerlei stellingen waar partijen en kiezers in meer of mindere mate mee instemmen. Het centrale idee achter deze stellingen is dat deze met elkaar samenhangen. Je kan op basis van een antwoord op de ene stelling, het antwoord op een andere stelling voorspellen: iemand die voor hogere belastingen voor de rijken is, is er waarschijnlijk ook voor de kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Links, rechts en premier Cohen

Poll of polls

De peilingen, zowel de fingerspitzenprognose van Maurice de Hond als de Politieke Barometer, laten in het laatste half jaar grote veranderingen in het electoraat zien. Het Job effect domineert in de laatste weken: hiernaast (klik op het plaatje voor een grotere versie) zie je hoe in een soort poll of polls (gemiddelde van De Hond en de Barometer) de PvdA omhoog springt na maanden van relatieve stabiliteit. Cohen heeft grote kans om premier te worden denkt men. ‘Yes, We Cohen!‘ was de boodschap van het PvdA congres. Echter als je goed kijkt naar de patronen die onder de peilingen liggen, is de kans erg klein dat Cohen premier wordt.

Poll of polls stacked

Als we de uitslagen van de verschillende partijen op elkaar leggen in plaats van naast elkaar wordt het al snel duidelijk dat er een grote mate van stabiliteit is tussen blokken. Wat de PvdA in de laatste weken heeft gewonnen lijkt vooral door andere linkse partijen te zijn verloren. Maar net zo: wat de VVD wint wordt verloren door het CDA en de PVV. De Nederlandse politiek lijkt verdeeld te zijn in twee stabiele ongeveer even grote blokken. Een linker- en een rechterblok. Bij de verkiezingen van 2006 haalde dat linkse blok 76 zetels. In de prognose van De Hond en de barometer staan dit blok op 73 respectievelijk 74 zetels. Dat is in vergelijking met al het peilingsgeweld dat we voortdurend zien een redelijk rustig beeld.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Populisme & christen-democratie

Abraham Kuyper, oprichter van de ARP (Foto: Wikimedia Commons)

Eerder schreef ik al over de gelijkenissen tussen het 19e eeuwse populisme en de sociaal-democratie. Beide waren vernieuwende, democratische politieke bewegingen die een onderscheid tussen het volk en de elite centraal stelden. Op een element verschilt een man als Wilders van een politicus als Troelstra: het exclusieve, verdelende element. Het idee dat er een gevaarlijke ‘ander’ is die een bedreiging is voor de waarden van het volk. Dit was echter voor het Nederlandse politieke protestantisme, in haar begin jaren, de kern van hun politieke ideeën: zowel de Anti-Revolutionaire stroming, de CHU als de SGP zijn ooit ontstaan uit expliciet wantrouwen ten opzichte van de katholieken in Nederland.

Jarenlang waren katholieken in Nederland tweederangsburgers, die alleen maar in schuilkerken hun geloof mochten belijden. De provincies waar katholieken in de meerderheid waren, mochten zichzelf niet besturen, maar werden als generaliteitsland bestuurd vanuit Den Haag. In de loop van de 19e eeuw kwam hier verandering in: onder het patriottische en later het liberale bewind kwamen er ideeën op om katholieken als gelijke Nederlandse burgers te zien. Dus werd voorgesteld om de katholieken toe te staan bijvoorbeeld hun bisschoppelijke hiërarchie te herstellen. Dat zou betekenen dat er erkend zou worden dat Nederlandse katholieke burgers ook loyaliteit hadden richting de paus en zich naast Nederlander ook lid voelden van een katholieke gemeenschap. De anti-roomse gevoelens waren sterk in Nederland met name onder de orthodoxe calvinisten. Zij zagen Nederland als een protestantse natie waar gewetensvrijheid was doordat de macht van de katholieke kerk was ingedamd. Dus ontstond er een anti-katholieke maatschappelijke beweging, de Aprilbeweging, die zich verzette tegen de groeiende macht van de katholieke kerk in Nederland en de liberale politieke elite die onder het mom van geloofsvrijheid de katholieken hun gang liet gaan. Uit deze Aprilbeweging groeide de latere Anti-Revolutionaire Partij: Stop de ‘katholisering van Nederland’.

Uiteindelijk bleek het voor de ARP toch handig om samen te gaan werken met de katholieken: op de grote vraagstukken van die tijd, stemrecht en bijzonder onderwijs vonden deze twee stromingen elkaar wel. Echter binnen de eigen kring werd het katholicisme nog steeds als een bedreigende beweging gezien. Dat leidde tot twee nieuwe politieke bewegingen: de CHU en de SGP. De Staatkundig Gereformeerde Partij brak op theologische gronden. Het vraagstuk was de Nederlandse geloofsbelijdenis, een van de basisteksten van het Nederlandse protestantisme. Het vraagstuk was of er hierin moest staan of het de opdracht van de overheid was om “te weren en uit te roeien alle afgoderij en valschen godsdienst, om het rijk van den antichrist te gronde te werpen.” Hiermee werd gedoeld op de ‘valse’ katholieke godsdienst, die er afgodsbeelden op na hield en geleid werd door de paus, die de protestanten gezien werd als anti-Christ: de SGP zag dit als een ‘paapse schijnreligie’.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Populisme & sociaal-democratie

Pieter Jelles Troelstra, leider van de SDAP (Foto: Wikimedia Commons/Onbekend)

De komende verkiezingen zullen in het teken staan de strijd tussen de betrouwbare bestuurder Cohen en Wilders, als aanvoerder van een populistische protestpartij. De centrale tegenstelling is hier dus tussen de ietwat regenteske sociaal-democraten, die al jaren Nederland besturen, en het nieuwe populistische alternatief. In hoeverre is dit nu een nieuwe tegenstelling? Komen er niet voortdurend nieuwe populistische partijen op? Is het niet zo dat juist sociaal-democratie ooit ontstaan is als een populistische protestbeweging?

Laten we populisme definiëren als een politieke stroming die het volk als deugdzaam, homogeen geheel ziet. De centrale stelling van populisten is dat de (regerende) elite niet luistert naar het volk. Er zijn een nieuwe leiders nodig die naar dat volk luisteren. En een nieuwe democratische manier van politiek bedrijven. Daarnaast staan populisten bekend om hun simpele oplossingen voor complexe problemen.

Rond 1900 was de boodschap van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (een van de voorgangers van de PvdA) heel simpel: er is een liberale elite in Nederland. Deze elite heeft in politiek en in economisch opzicht al de macht in handen. Socialisten noemde deze elite de bourgeoisie. De gewone man op de straat is een hardwerkende, deugdzame arbeider. Hij wordt echter door de elite dubbel gepakt: zowel in economisch opzicht, want arbeiders worden uitgebuit door hun werkgevers, als in politiek opzicht, want de arbeiders hadden geen stemrecht.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Minder ministers

Dan hebben ze alleen teveel gebouwen... (Foto: Flickr/Haags Uitburo)

Een van de voorstellen van GroenLinks in het nieuwe verkiezingsprogramma is de reductie van het aantal ministeries van de dertien nu naar acht. Voor een politicoloog of bestuurskundige is het altijd leuk om na te denken over hoe verantwoordelijkheden rationeel zouden verdeeld moeten worden. In het volle besef dat in het openbaar bestuur beslissingen bijna nooit op rationale gronden tot stand komen. In plaats daarvan is de indeling van ministeries afhankelijk van path dependency en institutional stickiness: of in gewoon Hollands oude beslissingen worden in stand gehouden zonder dat daar rationale redenen voor zijn.

Toch zijn er zeker wel rationale elementen aan hoe verantwoordelijkheden tussen ministeries samen hangen: de bestuurders die de ministeries indeelden probeerden dat zo rationeel mogelijk te doen en in de tussentijd proberen bestuurders de bestaande structuur rationeel te gebruiken. Je zou kunnen stellen dat de huidige ministeries met elkaar samenhangen in clusters van ministers met een aan elkaar gerelateerde portefeuilles. Dat zie je terugkomen in de kabinetsformaties waarbij geprobeerd wordt om binnen zulke clusters alle partijen deel te laten nemen.

Grofweg zou je de structuur van de ministers kunnen voorstellen als in dit figuur: centraal staat de sociaal-economische driehoek met daarin de ministers van Financien, SZW en Economische Zaken. De minister van sociale zaken staat echter ook relatief dichtbij de ministers van OCW en VWS, die zo samen een cluster rond de softe publieke sector vormen. De minister voor Economische Zaken staat dichtbij de ministers van V&W en LNV, die zich bezighouden met sectoren waar de vrije markt in principe het belangrijkste regulerende principe is. Economische Zaken in mindere mate, maar Verkeer en Landbouw in grotere mate hebben veel overeen met de minister van VROM, omdat zij allemaal te maken hebben met ruimtelijke en milieu-vraagstukken. Boven in het figuur staan de ministers van BZK, BuzA, Justitie en Defensie. Tussen hun portefeuilles bestaan een opvallende relatie: de ministeries van BZK en Justitie houden zich bezig met het binnenlands bestuur, de ministeries van Defensie en BuZa met internationale samenwerking. BZK en BuZa houden zich met name bezig met de organisatorische kanten hiervan. Justitie en Defensie met de toepassing van geweld.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Wat is progressief?

Progressieve samenwerking. Dat is het nieuwe buzz-word:

De beoogd lijsttrekker van de SP, Emile Roemer, wil praten met de PvdA en GroenLinks over progressieve samenwerking.

Cohen wil graag een progressieve coalitie.

Een van de minst bruikbare politieke termen in het Nederlands is de term ‘progressief’. Het betekent grofweg vooruitstrevend, veranderingsgezind. Maar er zijn vier problemen met het idee dat dit een nuttige politieke term is:

Ten eerste, alle partijen streven naar verandering. Een partij is een organisatie die dingen in de maatschappij wil veranderen. Alle partijen hebben programma’s met voorstellen voor verandering. De verhalen dat het CDA of de SP tegen verandering zijn is onjuist. Ook het CDA heeft voorstellen voor verandering, een heel programma vol: koolcentrales bouwen, arbeidsparticipatie verhogen, de kenniseconomie versterken en de veiligheid van dorpen en steden verbeteren. En juist ook de SP wil mensen gelijker maken door de belastingen te verhogen en de hypotheekrenteaftrek af te schaffen. Iedere partij wil dus verandering, anders zaten ze niet in de politiek.

Het is, ten tweede, echter de vraag of verandering altijd verbetering is. Maar dat is een politieke vraag. Als Rouvoet zegt dat de CU wil dat mensen meer tijd hebben voor hun gezin en minder voor hun carriere, dan is dat in de ogen van de VVD misschien achteruitgang (“terug naar de jaren ’50”), maar de ChristenUnie ziet dat als een stap richting een betere samenleving. Een D66’er ziet een hervorming van de AOW misschien als een vooruitgang, voor een SP’er is dat een teruggang naar de periode van de jaren ’30 waar ouderdom voor veel mensen armoede betekende. Wat voor- of achteruitgang is, is niet objectief vast te stellen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Minder kamerleden

Wordt het in de Tweede Kamer nog rustiger (Foto: Wikimedia Commons/Sysifus)

Naast een reductie van het aantal ministeries, wil GroenLinks het aantal kamerleden reduceren van 150 naar honderd. En de Eerste Kamer afschaffen. Daarmee zou het aantal politici dat de regering controleren reduceren van 225 naar honderd.

Ik wil twee opmerkingen maken bij het voorstel om het aantal kamerleden te reduceren: het relatief lage aantal kamerleden dat Nederland al heeft in vergelijkend perspectief en het effect op de diversiteit van de kamer.

Er is een sterke lineaire correlatie tussen het aantal kamerleden in het Lager Huis dat een land heeft en het aantal inwoners. Zoals in dit figuur te zien is, geldt voor alle landen in de Europese Unie: kleine landen hebben kleinere Lagere Huizen en grotere landen hebben grotere Lagere Huizen. Alleen in de kleinste Europese landen hebben kamers die kleiner zijn dan 102 leden: Estland, Letland, Slovenie, Malta, Luxemburg en Cyprus hebben allemaal minder dan drie miljoen inwoners. Bij de middelgrote landen is er grote variatie: de kleinste Lager Huizen zijn in Litouwen, Belgie en Nederland. Maar Hongarije, een land met net meer dan tien miljoen inwoners heeft 386 Kamerleden in hun unicamerale parlement. Bij de middelgrote landen valt überhaupt op: als zij eenkamer stelsel hebben hebben ze gemiddeld meer kamerleden in het Lager Huis dan als zij een twee kamerstelsel hebben (208 tegen over 169). Daarna is de relatie lineair: grote landen krijgen steeds grotere kamers. Gemiddeld vertegenwoordigt een lid van een Europees Parlement zo’n 49,252 stemmer. Als we dat in Nederland ook zouden doen zou het aantal kamerleden niet verlaagd moeten worden naar honderd leden, maar verhoogt naar 322 leden (meer dan een verdubbeling). Als we kijken naar landen met een unicameraal stelsel en meer dan drie miljoen inwoners zouden we zelfs aan 529 leden moeten denken (wat meer dan een verdrievoudiging is).

En dan diversiteit. Een reden om een groot parlement te hebben is omdat minderheden daar beter in vertegenwoordigd worden: meer parlementariers betekent dan meer ruimte voor vrouwen en meer allochtonen. Maar ook ruimte voor Friese of boerenvertegenwoordigers. Als we kijken naar de verkozen kandidaten per partij (zonder voorkeursstemmen en ministersbenoemingen) is dit echter niet helemaal waar. Het aantal vrouwelijke kamerleden is onder deze restricties bij 150 leden 55 (37%). Bij honderd leden zou dat 38 leden zijn. Een verbetering. Er zouden meer vrouwen in een kleinere kamer zitten. Bij etnische minderheden is de verhouding net anders: elf kamerleden met een niet Nederlandse achtergrond bij 150 leden (7%) en vijf leden bij een kamer van honderd leden. Daarbij valt het aantal kamerleden met een diverse achtergrond dus iets naar beneden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Europese ruk naar rechts?

Vlag EU (Foto: Flickr/opendemocracy)

Nu al de kandidaten voor de Europese Commissie bekend zijn, kunnen we iets zeggen over de politieke koers die Europa gaat voeren in de komende jaren. De SP zegt dat Europa een ruk naar rechts maakt. Dat is maar zeer ten dele waar.

In het bijgevoegde figuur kun je de verschuiving in de samenstelling van de Europese Commissie tussen 1999 en 2009 zien:

* Blauw is de conservatieve Europese Volkspartij;
* Geel is de liberale Europese Liberale, Democratisch en Hervormerspartij;
* Rood is de centrum-linkse Partij van Europese Socialisten;
* Zwart is de Euroskeptische Alliantie van Europa voor Naties;
* Groen is zijn de Europese Groenen;
* Grijs zijn onafhankelijken en partijlozen.

Samenstelling EC (Simon Otjes)

Tussen 1999 en 2004 bestaat de Europese Commissie voor iets meer dan 50% uit socialisten. Daarnaast is rond een kwart conservatief. Er is een euroskeptische en een groene commissaris. In 2004 verandert de samenstelling van de commissie, vanwege de toetreding van de 10 nieuwe lidstaten. Daardoor vallen de socialisten naar 23%, gaan de conservatieven naar 30% en de liberalen naar 17%. Daar komt de uitslag van de Europese verkiezingen van 2004 bovenop. De socialisten verliezen die verkiezingen. Eind 2004 is het liberale smaldeel van de commissie uitgebreid tot 28%. Daarmee is deze delegatie groter dan de socialisten. Terwijl in het parlement de liberalen ongeveer drie keer zo klein zijn als de socialisten. In 2008 is de liberale delegatie gegroeid tot 33%. Daarmee zijn de liberalen het grootste smaldeel in de commissie.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De onsamenhangendheid van Francisco van Jole

Gisteren stond er op GC een stuk van Francisco van Jole: ‘De Leegte van Links‘. Van Jole is druk bezig om de nieuwe opinieleider van links Nederlands te worden, dankzij zijn site joop.nl, waarop allerlei linkse opiniemakers bloggen. Het stuk is een reden om ons grote zorgen te maken over de toekomst van links, niet vanwege de leegte van links, die Van Jole observeert, maar vanwege de onsamenhangendheid van Van Jole’s betoog.

De conclusie van Van Jole is: “Idealen zijn bij de progressieve partijen naar de achtergrond verdwenen.” De argumentatie om daar te komen is vrij opmerkelijk.

Zo vertelt hij over een bijeenkomst van de PvdA waar Wouter Bos een vraag krijgt van een kritisch PvdA lid. Bos reageert gloedvol: “de zaal hing aan zijn lippen. Niet omdat het spannend werd vanwege een conflict maar omdat Bos met passie idealen uitdroeg.” Vervolgens schrijft Van Jole: “Dat is het probleem van de politiek op dit moment. Er worden geen idealen meer uitgedragen.” Van Jole net heeft laten zien hoe het belangrijkste gezicht van linkse politiek op dit moment, de vice-premier, vol met idealen het debat aan gaat binnen zijn partij. Ik zie niet hoe je daaruit kan stellen dat idealen niet meer worden uitgedragen door politici. Daarnaast vind ik het absurd om te stellen dater een probleem van de politiek is. Daarmee ontken je de complexiteit van de samenleving.

Vervolgens stelt Van Jole dat ‘Wilders een revolutionair is’. En dat er van dat revolutionaire ‘een enorme aantrekkingskracht’ uitgaat omdat het ‘dromen en daadkracht’ combineert. In mijn ogen is Wilders geen idealist. Hij houdt volk geen ideale samenleving voor, maar alleen maar waarschuwingen over wat er gaat gebeuren en nachtmerries over wat er kan gebeuren. Wilders is tegen: tegen islamisering, tegen hervorming van de verzorgingsstaat, tegen klimaatbeleid. Hij heeft geen gloedvol betoog over waar Nederland naar toe moet, alleen maar een verhaal over wat er niet moet gebeuren. Dat trekt geen mensen aan die willen dromen, maar mensen die bang zijn voor nachtmerries.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De explosie van de Partij van de Arbeid

De peilingen (zowel Maurice als de Barometer) laten schokkende beelden zien: de rechts-radicale PVV staat op een eenzame hoogte, terwijl de PvdA, jarenlang de grootste partij van links nog nooit zo klein is geweest. De PvdA top is in rep-en-roer. Nog geen maand nadat PvdA prominent Van der Laan voorspelde dat de PVV zou imploderen, lijkt de PvdA geimplodeerd. Van 41 in 2003, naar 33 in 2006 naar dertien in 2009.

Implosie? Nee, een explosie! De PvdA is geëxplodeerd. Over het hele politieke spectrum liggen stukjes PvdA. En al met al is het linkse blok de ‘Generaal Pardon coalitie‘ ongeveer even groot als in 2006. Met Generaal Pardon coalitie bedoel ik de zes partijen die samen in 2006 voor het generaal pardon stemden. Dat gaat van net links van het centrum tot radicaal links. De linksheid die ze delen gaat, is wat links in het post-Fortuyn tijdperk inhoudt: solidariteit met asielzoekers, sociaal want asielzoekers zijn de meest zwakke, stemloze mensen in huidige samenleving, maar ook progressief, open voor de rest van de wereld. De Generaal Pardon coalitie bestaat uit zes partijen (zetels volgens Maurice):

  • Partij van de Arbeid tot 2006 de grootste centrum-linkse partij. Is van 33 naar dertien zetels gevallen.
  • Democraten ’66 staat links van het midden op veel thema’s (milieu, migratie) maar neigt soms toch ook wel naar rechts (toekomst van de verzorgingsstaat). Vernegenvoudigt (!!).
  • GroenLinks links op milieu, migratie, ethiek en economie. Verdubbelt (bijna) en is even groot als de PvdA.
  • Socialistische Partij verdedigt de ‘linkse’ status quo van de verzorgingsstaat, maar is op het gebied van integratie en veiligheid niet altijd even links. Verliest negen van haar 25 zetels.
  • ChristenUnie links op milieu, migratie en sociaal, maar niet zo links waar het gaat om ethische thema’s. De enige partij in de coalitie die wint. Wel geteld één zetel.
  • Partij voor de Dieren groen, maar stiekem ook de meest linkse partij in het parlement. Staat al jaren op twee zetels.
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Opstand CNV-jongeren tegen beoogd voorzitter

Logo CNV

Jesse Klaver (23) is de enige kandidaat om voorzitter te worden van CNV-jongeren, de jongerenvakbond van het christelijk-sociale CNV. Tot 1 augustus blijft Klaver voorzitter van DWARS, de jongerenorganisatie van GroenLinks.

De voordracht van Klaver heeft echter tot onrust geleid in (bevindelijk) christelijke kringen. Een handvol leden van CNV-jongeren heeft al protest aan getekent tegen de voordracht, zo meldt het ‘christelijk-betrokken’ Nederlands Dagblad. De reden hiervoor is dat Klaver breekt met de weg die CNV-Jongeren in de laatste jaren is ingeslagen: Klaver wil ‘minder het accent leggen op’ het christelijke karakter van de jongerenvakbond en een sterkere nadruk leggen op milieu. Dat stelde hij in een interview met het datzelfde Nederlands Dagblad.

De huidige jongerenvakbondsvoorzitter Klaas Pieter Derks, zelf afkomstig uit het christelijk-sociale PerspectieF, heeft juist geprobeerd het christelijke karakter van de jongerenvakbond te benadrukken. In hetzelfde interview zegt Jesse ‘Sotomayor‘ Klaver: “Hoewel ik respect heb voor christenen die dat belangrijk vinden, zeg ik nooit dat ik christen ben of dat ik dat niet ben. Ik geef mijzelf geen label.” Een uitermate diplomatiek antwoord. In plaats daarvan benadrukt hij de mix van culturen waarin hij is opgegroeid en hoe hij bidt tot zijn voorvaderen.

De keuze voor de, laten we zeggen, niet orthodox gereformeerde Klaver lijkt opmerkelijk. Maar is misschien ook wel veelzeggend over de koers die de CNV-jongeren willen inslaan. Van de twee grote vakbonden in Nederland (CNV en FNV) is de CNV niet alleen de christelijke, maar ook de meer pragmatische en progressieve. Zo richtte het CNV als eerst een jongerenvakbond op om op te komen voor arbeidsrechten van jongeren in tijden van vergrijzing. (Opvallend trivium: het FNV is de eerste Nederlandse vakbond met een aparte bond voor 50plussers, ik bedoel maar.)

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

CDA & de respectloze samenleving

Simon Otjes is associated blogger voor GeenCommentaar. Het onderstaande artikel verscheen eerder op zijn eigen weblog.

Na een voorstel van het CDA-kamerlid Sander de Rouwe, wil CDA-minister Camiel Eurlings het doorsnijden van een rouwstoet verbieden, zo schrijft de Volkskrant. Het moet (weer) verboden worden om met je auto tussen twee auto’s van een rouwstoet terecht te komen, die de lijkwagen volgt naar het crematorium of begraafplaats. Zo’n verbod zegt, aldus Eurlings, ‘veel over de mate van respect in de samenleving in den brede.’ Maar dat is niet zo: een verbod en respect staan haaks op elkaar.

Respect is een innerlijke gemoedstoestand, die kan leiden tot handelingen. De overheid kan moeilijk die innerlijke toestand veranderen, je dwingen je anders te voelen. Dat kan alleen jij zelf. De overheid kan alleen maar bepaalde handelingen verbieden of stimuleren. En dat is precies wat De Rouwe en Eurlings willen: een verbod op het doorsnijden van een rouwstoet. Daarmee worden dus wel bepaalde handelingen aanbanden gelegd, maar de geestestoestand van mensen wordt niet beinvloed. Of ze nu respect hebben voor de overledene en de nabestaanden of niet iedereen moet stoppen. Dat roept de vraag op wat dit nog met respect te maken heeft: als mensen niet in een rouwstoet gaan doorsnijden omdat dat verboden is, omdat ze straf vrezen, doen ze dat dus niet uit respect.

Vorige Volgende