Aristoteles staat bekend als wetenschapper, als arts en vooral als filosoof. Zijn invloed op de wijsbegeerte is enorm geweest. In deze reeks bekijken we hem in enig detail.
Aristoteles was uiteraard niet de eerste die een plant of dier bestudeerde en boeken las. Hij was echter geen lukrake verzamelaar. Aristoteles legde met zijn manier van ordenen de grondslag voor de wetenschap van de Oudheid, en daarmee ook voor de moderne wetenschap.
Overeenkomsten en verschillen
Hij dacht als volgt: om een begrip te definiëren, hebben we eigenlijk altijd twee dingen nodig. Ten eerste een klasse waar dit begrip vanwege de overeenkomsten in thuishoort. Bijvoorbeeld: dit dier hoort in de klasse der zoogdieren, omdat het harig is en levendbarend. Ten tweede moeten we weten waarmee het begrip zich onderscheidt van de rest van de dingen in die klasse. Bijvoorbeeld: het gaat om een kat, omdat het dier een niet al te groot roofdier is, met snorharen en spitse oren. Het gaat er dus om dat we altijd een algemeen en een specifiek kenmerk moeten kennen om het dier goed te kunnen indelen ten opzichte van andere dieren, en zo te kunnen omschrijven.
Een klasse kunnen we zo breed en nauw definiëren als we willen. In plaats van zoogdieren had ik ook de klasse der levende wezens kunnen nemen, of die der katachtigen. En bij het specifieke kenmerk had ik ook kunnen zeggen dat het om een katachtige ging, of om een zwarte kat genaamd Spinoza, die woont bij mijn zus in Den Haag.
Door van groot naar klein te categoriseren, ontstaat een piramidale ordening, waarmee we alles gemakkelijk kunnen terugvinden. Dat helpt ons de wereld in haar essenties te begrijpen. De ordening is namelijk niet alleen op dieren en planten van toepassing; we kunnen alle denkbare begrippen zo ordenen.
Categorieën
Aristoteles had hiermee niet zomaar een handig systeem opgezet. Hij meende te hebben gewerkt naar analogie van het menselijk begripsvermogen. Volgens Aristoteles ordent de mens zijn waargenomen wereld door middel van categorieën, en begrijpt hij de wereld op die manier.
Aristoteles bemerkte daarbij dat er een bovengrens is in het aanbrengen van klassen. Wanneer wij gaandeweg steeds algemenere kenmerken opnoemen, komt er vanzelf een moment waarop we iets niet nóg algemener kunnen omschrijven. Wanneer we het hebben over substantie, bijvoorbeeld: ‘steen’, of kwantiteit, bijvoorbeeld ‘twee stuks’, of kwaliteit, bijvoorbeeld ‘hard’, of plaats, bijvoorbeeld ‘hier’, of tijd, bijvoorbeeld ‘nu’, dan zijn we bezig met zulke basale algemene kenmerken, dat we het niet nog ruimer kunnen omschrijven.
Volgens Aristoteles denken wij mensen altijd in die basale kenmerken: substantie, kwantiteit, kwaliteit, plaats en tijd. Vanuit deze abstracte bases kunnen wij onze wereld tot in detail ordenen. Vergelijk het maar met onze ‘wie, wat, waar, wanneer en waarom’.
Deze reeks is gebaseerd op het boek De wereld vóór God van Kees Alders. Het boek biedt een introductie tot de filosofische stromingen van de oude wereld en is hier te bestellen.