Ik heb niets tegen de ombudsman. Brenninkmeijer is vast een aardige vent, de burger heeft en klankbord en het instituut creëert werkgelegenheid voor menig sociaal wetenschapper. Wie het jaarverslag over 2006 van de Nationale ombudsman gelezen heeft, kan zich namelijk niet aan de indruk onttrekken dat het geschreven is door overwegend sociale wetenschappers. Niemand, op sociologen, bestuurskundigen en politicologen na, kan een jaarverslag met dergelijk quasi-intellectueel proza vullen en het vervolgens zonder schaamte publiceren. Zo is de ?Burger: ongedeeld, [en] één persoon?. Nee, echt? Ik zag mezelf namelijk al langer zo – als een ongedeeld persoon welteverstaan. Wellicht is werken bij de ombudsman nogal verwarrend en zijn de medewerkers zich na jaren van trouwe dienst als groep gaan identificeren met één man, de ombudsman. Een statement als de burger als ?één ongedeeld persoon? klinkt uit hun mond dan opeens ook niet zo vreemd meer.
Maar waar moet ik heen als ik wil klagen over de Nationale ombudsman? Bij wie moet ik zijn? Werkt er een ombudsman bij de Nationale ombudsman waar ik mijn verhaal kwijt kan? En ik heb wat te klagen. Het jaarverslag over 2006 dat gisteren gepubliceerd is, is namelijk van een dusdanig niveau dat een inleidend college in de politieke wetenschappen op zijn plaats lijkt. Bij dezen.
Het jaarverslag over 2006 laat volgens Brenninkmeijer een groeiende vertrouwenscrisis zien tussen de burger en de overheid. Niet eerder had de ombudsman zoveel klachten van burgers ontvangen; vooral de UWV, de IND en de Belastingdienst moesten het ontgelden. Leuker kunnen ze het niet maken, en makkelijker eigenlijk ook niet.
De oorzaak zou liggen in de overvolle agenda van het openbaar bestuur. De individuele ambtenaar doet zijn best maar wordt onder de voet gelopen door zijn massaal aanwezige collega?s. Voor menselijkheid is daarom bij de overheid geen plaats en de overheid is ?bij de uitvoering van haar taken geneigd om eenzijdig de nadruk te leggen op rechtmatig handelen volgens ‘regel is regel'”.
Deze terechte conclusie van het jaarverslag is jammer genoeg twijfelachtig beredeneerd, met oude theorieën onderbouwd en lichtelijk kort door de bocht. Dat de ombudsman toch op de juiste conclusie komt, mag daarom een klein wonder heten.
De analyse van het openbaar bestuur is herkenbaar voor de meeste burgers. Wat wij allen meemaken is echter inherent aan het ?systeem? van de bureaucratie. Geïnspireerd onder andere door de socioloog Max Weber moest een bureaucratie de burger namelijk beschermen tegen vriendjespolitiek vanuit de overheid. Clientalisme en andere overblijfselen uit de ondemocratische 19e eeuw moesten door een gezichtloos apparaat als de publieke bureaucratie voorkomen worden. Ter waarborging van de onpartijdigheid van de overheid moet deze onmenselijk zijn. Rechtmatig gaat daardoor voor een respectvolle, eerlijke of behoorlijke behandeling. Brenninkmeijer?s aanklacht is op zijn plaats, maar niet op te lossen.
Het vertrouwen in de overheid zou volgens het rapport ook afnemen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau wordt aangehaald en er wordt gesteld dat het vertrouwen sinds 2000 is gedaald tot een niveau onder de 40 procent – slechts 6 procent vertrouwt politici. Van een algemeen vertrouwen in overheid is echter geen sprake. Onderzoek uitgevoerd door de goeroe van de moderne politicologie Robert Putman, wijst namelijk uit dat ?de overheid? niet bestaat. Politici en parlementen kunnen in postmoderne landen inderdaad rekenen op weinig vertrouwen – 40 procent is ongeveer het crosscountry maximum. De kerk, de politie en het leger daarentegen zijn ook onderdeel van de overheid en worden gemiddeld door meer dan tachtig procent van de bevolking vertrouwd. Het vertrouwen in de overheid daalt wel structureel sinds 1975, maar de burger is niet per se ontevreden over de overheid. Wél over een deel van de overheid, met name dat deel dat te maken heeft met politiek en politici. Interessant voor GeenCommentaar: media doen het gemiddeld beter dan nationale parlementen, maar weer iets minder dan bijvoorbeeld de politie.
De argumenten die als een verklaring voor het vermeende afnemende vertrouwen moeten dienen, zijn zoals gezegd ouderwets en sterk aan vernieuwing toe. Te beginnen met het geloof van de overheid in de heilzame werking van de civil society, zoals aangehaald in het jaarverslag. Dit begrip – waarmee normaliter het maatschappelijk middenveld bedoeld wordt – zou namelijk in staat zijn de overheid en de markt voor een groot gedeelte te kunnen vervangen en zou oplossingen kunnen bieden voor maatschappelijke problemen: de maatschappij dat ben jij! Dit ?geloof?, iets anders kan het niet genoemd worden, is geïnspireerd op Making Democracy Work van Putman, maar is reeds onderuitgehaald door Kenneth Newton. De civil society is zinloos. Burgers besteden simpelweg te weinig tijd in vrijwillige organisaties waardoor het effect van de politieke socialisatie aldaar zeer gering is.
De ombudsman schrijft verder: ?Onderzoek wijst uit dat met het wegvallen van de oude zekerheden in de – verzuilde – samenleving ook de oriëntatie van mensen verandert. In een meer postmodernistische maatschappijopvatting zijn de prestaties van de overheid belangrijk. Burgers verwachten niet meer en niet minder dan een professioneel handelende overheid.? Deze uitkomst klopt, maar jammer genoeg de redenering alweer niet.
Het vertrouwen van de overheid is alléén gebaseerd op de prestatie van de overheid. Niet op eventuele individualisering, internationalisering van de economie, de postmoderne tijd met andere normen en waarden, afnemend sociaal vertrouwen of de disintegratie van ons sociaal leven. Ik herhaal: daar is het burgerlijke vertrouwen niet op gebaseerd. ?Instead, our research provides substantial support for theories that focus on the performance of governments and political institutions to explain citizens? declining confidence in them?.
Er zijn dus mogelijkheden voor de overheid. Niets is nog verloren. De prestaties van de overheid moeten omhoog, de Nationale ombudsman heeft daar gelijk in. Afstand nemen van het ?regel is regel?-beginsel is echter bijna niet mogelijk. Het Rita Verdonk-denken is hardnekkig en de gezichtsloze bureaucratie kan niet zonder. Het is de hoeksteen van een onpartijdig openbaar bestuur. Wat wel werkt? Geen idee. Jullie wel?
Reacties (3)
Dus wat jij wilt zeggen is dat omdat het vertrouwen in de overheid is afgenomen de overheid ook daadwerkelijk minder is gaan presteren?
Ja, dat ook. Doordat het vertrouwen in een deel van de overheid (vooral kerk, politie, leger niet) is gedaald, daalt ook het prestatievermogen van dat deel van de overheid.
Het is dus een cirkel. Welke begonnen is op het hoogtepunt van het maakbaarheidsdenken, de jaren 60-70. Het openbaar bestuur is sindsdien exponentieel gegroeid en heeft veel meer taken op zich genomen. Mijn stelling is dat de overheid deze taken niet goed genoeg kan uitvoeren. Oftewel: ze belooft veel, maar kan het niet waarmaken.
Onderzoek wijst bovendien uit dat de ‘ongedeelde’ burger niet veeleisender is geworden. En als het verder niet ligt aan individualisering, globalisering etc, dan ligt het gebrek aan vertrouwen dus uitsluitend aan het prestatievermogen van de overheid.
Interessant is ook dat mensen veel vertrouwen hebben in de overheidstaken waar ze eerder niets mee te maken hebben.
Dus: pas als je naar een ziekenhuis moet, heb je in de gaten wat voor een tering bende het er eigenlijk is:-) Daarvoor was alles koek en ei…