COLUMN - We wisten al lang dat mensen over de hele wereld geneigd zijn anders te praten als ze tegen kleinere kinderen praten. Ze doen dat zelfs allemaal op dezelfde manier: iedereen die zich over een wieg buigt praat vanzelf met een hogere stem en tegelijkertijd meer stembuigingen, en wat langzamer dan wanneer ze tegen volwassenen praten. Infant-directed speech (IDS) noemen taalkundigen dat.
Als mensen zoiets over de hele wereld van nature doen, ligt voor de hand om te denken dat zoiets een functie heeft. Vreemd genoeg wordt dat pas sinds een paar jaar serieus onderzocht. Het recente Utrechtse proefschrift van de taalkundige Mengru Han onderzoekt het voor het Chinees en het Nederlands.
Appen
De bevindingen zijn misschien nog niet eens zo verrassend. Moeders blijken gevoelig te zijn voor de woordenschat van hun kinderen. Als ze ervan uitgaan dat hun kind een woord niet kent, zijn ze eerder geneigd om er een IDS-vorm aan te geven. Bovendien blijken kinderen van twee jaar oud nieuwe woorden ook een beetje makkelijker te leren wanneer ze die aangepaste vorm hebben. IDS is dus een natuurlijke manier om taal leren gemakkelijker te maken.
Dat roept allerlei vragen op, en vooral dat maakt dit soort onderzoek wat mij betreft interessant. Op een bepaald moment houden we kennelijk op met die IDS. Nieuwe woorden leren is iets wat voor de meeste mensen in de Westerse samenleving hun leven lang doorgaat – al is het maar om te kunnen blijven meepraten over de nieuwste technologieën –, en toch heeft niemand van ons het woord appen geleerd doordat het op een kinderachtige manier tegen ons werd gezegd.
Wonderlijk
De vraag is dan waarom dat zo is. Mijn vermoeden is dat mijn studenten het bijzonder irritant zouden vinden als ik nieuwe vaktermen op college langzaam en op hoge toon zou uitspreken. Je associeert dat met kinderachtigheid, maar je kunt je net zo goed afvragen waarom dat dan zo is. Waarom willen mensen die ouder zijn dan 3 of 4 er ineens niet meer aan?
Je zou daarnaast willen weten of dat kinderachtig praten ook werkt bij volwassenen. Het is daarom jammer dat Han zich heeft beperkt tot kinderen van 24 maanden en geen controlegroep genomen heeft van 24 jaar. Het zou wonderlijk zijn als de hyperarticulatie van die IDS het niet voor iedereen makkelijker maakt om een nieuw woord goed te kunnen verstaan. Maar als dat zo is, is het dan juist weer extra wonderlijk dat volwassenen het niet onderling vaker doen. (Alleen verliefden doen het, maar die leren elkaar behalve koosnaampjes geloof ik weer niet zoveel nieuwe woorden.)
Deze column verscheen eerder hier.
Reacties (13)
Bij 24-jarigen komt dan soms het verschijnsel voor dat ze alle zinnen, ook stellende, met een vragende (want stijgende) intonatie uitspreken. Hetgeen bij anderen enorm op de zenuwen kan werken; maar dat is voor een volgend onderzoek.
Zou het niet gewoon zo zijn dat kleine kinderen daar duidelijker op reageren dan op de gewone uitspraak? Volgens mij doen mensen ook automatisch iets soortgelijks tegen mensen waarvan ze weten dat die iets moeilijk verstaan (anderstalig, dovig) en tegen een huisdier.
@2: Ooit in de tram een geboren Amsterdammer een verwoede poging zien doen om een Japanse toerist de werking van de strippenkaart uit te leggen. De arme oosterling werd zo ongeveer omver gebruld, maar begrijpen deed hij het niet.
@3:
Hebben ze daar nog strippenkaarten in omloop ;-)
@2: Als ik tegen zo’n kotter op een volwassen manier zeg dat het gedonder nu echt afgelopen moet zijn reageren ze daar toch echt heel duidelijk op.
@5:
Mag men aannemen dat “koter” i.p.v. “kotter” bedoelt?
Of praat je tegen boten?
;-)
Waarom we als volwassenen niet overdreven praten ? Uit zuinigheid. Die geeft meteen ook kleine vrijheden aan geslaagde historische klankveranderingen.
Karel van het Reve verwonderde zich eens over het “gek” praten van kinderen.
Verder zou een charmant onderzoek naar modi-tempi in de speeltaal van kinderen in de verschillende talen hierover gaan: “Dan was ik de moeder en Tine de baby en jij was de vader…” Klinkt dat als conjuctief irrealis in het Frans, zijn daar ook leeftijdsfases in de taalfrases ?
Ik heb altijd ‘normaal’ tegen mijn kinderen gepraat (en die van anderen). Ook toen ze nog in de wieg lagen. Wel heel veel repetitief en simpel werk, qua vocabulaire, maar ook op mijn gewone toonhoogte. Ik weet ook nog wel dat andere (grote) mensen daar van op keken. Die vonden het maar raar. De baby’s in kwestie vonden er niet zo veel van.
@7: “was” wordt ook door volwassenen gebruikt in plaats van “zou zijn”.
@2: Dat heet PDS: Pet Directed Speech. Verschilt maar heel weinig van IDS.
@3: Is ook onderzoek naar gedaan: harder praten tegen iemand die jouw taal niet goed begrijpt, blijkt te helpen omdat het beter afsteekt tegen achtergrondgeluid (moet de aangesprokene jouw taal natuurlijk wel een béétje begrijpen)
@6: Je hebt gelijk; het is één T.
Een kotter is overigens geen boot maar een schip.
@10: Toen ik 32 jaar geleden de opleiding psychiatrie deed geleerd dat iedereen 3 rollen in zich heeft: 30% kind, 30% ouder en 40% volwassen. Zou het ook gewoon kunnen dat bij het praten tegen kinderen het eigen kind weer naar boven komt? Kinderachtig praten gebeurd ook regelmatig tegen ernstig zieken en bejaarden.