COLUMN - Oersterk was hij. Nog maar elf, maar minstens zo groot als ik. Door zijn verleden zat hij vol frustraties. Zijn moeder had borderline. De ene keer stootte ze hem af, de andere keer wilde ze hem fijnknuffelen. Om vervolgens weer boos te worden als John dat niet wilde.
Drie keer wees ze iemand aan als Johns vader. Maar drie keer gaf ze later toe dat het toch niet om zijn vader ging. Nadat zijn moeder opgenomen was in een psychiatrische inrichting, ging John naar een crisispleeggezin. Om vervolgens in mijn groep te belanden, omdat er geen blijvend pleeggezin was voor een jongen van zijn leeftijd.
Keer op keer afgewezen, duldde John niemand in zijn buurt.
Zijn passie was rugby. Hij telde de dagen af tot de volgende training. Ook daar kenden ze zijn kracht. Zijn reputatie ging hem soms vooruit. Ik herinner me nog een wedstrijd waarbij een tegenstander al uit voorzorg opzij sprong toen hij zag dat het John was die met de bal aan kwam rennen.
In de groep was het over het algemeen een lieve, rustige jongen. Maar soms kwamen zijn frustraties naar boven en dan vlogen de stoelen door de kamer.
John had, net als ieder kind, behoefte aan genegenheid. Aan een arm om hem heen, of lekker op de bank tegen je aan hangen. Zodra je hem aanraakte, werd hij boos en riep dan: ‘Ik ben geen klein kind!’ Maar het viel op dat hij andere kinderen, die wel genegenheid zochten, vuil aankeek en vervolgens negeerde. Of, als wij uit het zicht waren, nét even een duwtje gaf.
Uiteraard werd John aangesproken op zijn gedrag, maar de oorzaak ervan was natuurlijk minstens zo belangrijk.
Nog voor Johns eerste woede-uitbarsting zag hij mij eens stoeien met een groepsgenoot. John wilde dat ook, dus daagde hij mij uit. Hij moest er echter zelf zo bij lachen dat hij al zijn kracht verloor. Ik duwde hem op de bank en gaf hem zogenaamd de kieteldood. John gierde het uit.
Zo ging dat vaker. Later, bij het idee alleen al, gaf hij zich al bijna over.
Los van het feit dat John leerde dat lichamelijk contact ook positief kan zijn, had het nog een voordeel. Zoals later zou blijken.
Op een dag komt John boos uit school. Stampend loopt hij na een regenbui met natte schoenen de huiskamer binnen. Hij blijkt een onvoldoende voor een toets te hebben gehaald en de stoom komt uit zijn oren. Hij wil op een stoel ploffen. Micha van tien, die op zijn looproute staat, krijgt een duw. Owen, de veertienjarige broer van Micha pikt dit niet en stormt op John af. Dit dreigt verkeerd af te lopen. Meestal is er een collega in de buurt, maar nu niet. Praten heeft even geen zin, ze moeten eerst uit elkaar, even afkoelen. Ik spring ertussen, zeg dat ze allebei even op hun kamer rustig moeten worden. En dat we later verder praten.
John gaat meteen. Owen woont nog niet zo lang in onze groep. Hij kijkt een beetje verwonderd, alsof hij denkt ‘Luistert hij naar háár?!’ Dan zegt John: ‘Ik zou maar gaan, want ze is echt heel sterk.’ Owen is te verbaasd om iets te zeggen en gaat naar zijn kamer.
Ik heb de afgelopen jaren een aantal agressietrainingen gevolgd. We leerden verschillende manieren om situaties niet te laten escaleren. Deze zit er nooit bij, maar vind ik toch wel een van de mooiste.
Alle cliëntnamen zijn gefingeerd.
Roselinde van Berkel is pedagogisch medewerker bij TriviumLindenhof, een jeugdzorginstelling in Zuid-Holland. Ze is auteur van het boek Sannah! en schrijft voor Sargasso over de jeugdzorgpraktijk van binnenuit.
Reacties (9)
Wat is de jeugdzorg toch vreselijk belangrijk.
Daar heb je helemaal gelijk in.
Zorg voor de jeugd is heel erg belangrijk, basis voor een leven. Basis voor een toekomst (zien), basis voor ruimte en anderen daardoor ruimte kunnen geven.
@1 @2 ?
Wat is de jeugdzorg toch vreselijk belangrijk? Sorry dan heb je het echt niet begrepen. Ik vind de jeugdzorg juist een rotte appel, die relatief grote delen van onze samenleving vergiftigt.
bij de jeugdzorg en bij william schrikker groep zijn de kinderen niet belangrijk maar de bonnus die wsg en bjz krijgen voor elkkind die wsg en bjz bij de ouders weg hallen en ook niet te vergetten de macht die wsg bjz heeft als wsg en bjz ouders de oudelijkegezag af nemen zonde reden zo als wsg bij mij heeft gedaan wandt nu denk wsg voogd dat ze de macht over mijn dochter heeft maar vergeet het maar ook al heb ik het ouderlijk gezag niet meer blijf gewoon door gaan met vechten tot mijn dochter niet meer in de instelling opdebies landgraaf woondt waar mijn dochter door de beleiding gepest wordt en ook blijf ik gewoon door gaan dat wsg voogd uit de baan is wandt wsg voogd is niet goed voor mijn dochter hun maken mijn dochter hellemaal kapot dat moet eens afgelopen zijn dat hun zo met onze kinderen om gaan
@4: Interpunctie is ook belangrijk.
@0: Dank voor deze verhalen. Ik hoop dat je er in 2015 (en daarna) mee doorgaat deze met ons te delen.
@4 Wat is toezicht op een goede Jeugdzorg toch verschrikkelijk belangrijk.
eerste plaats heb je geen goede jeudzorg en ook geen goede william schrike groep wandt hun kijken niet in het belang van het kind kijken alleen hoeveel bonnus punten hun krijgen voor elk kind die hun bij de ouders weg hallen en dan worden de kinderen ook nog niet op een goede plek geplaats wandt de kinderen worden door de inselling beleiding mis handeld en dat noemen hun in het belang van het kind
@7 hoe zou het dan wel moeten?
william schrikkergroep en jeugdzorg moeten eens beter naar de kinderen luisteren dan hebben wsg en bjz geen broblemen met de kinderen meer