Hij glijdt. Een mens glijdt.
Het was het Nationaal Clubkampioenschap 2008, een ploegentijdrit in Groningen. Mijn eigen wielermentor smakte neer en terwijl ik hem op een haar na ontweek zag ik zijn ogen wegdraaien. Marco L., de sterkste man van Zwolle en verre omstreken, gereduceerd tot een bewegingsloze, spierwitte, glijdende symbioot van carbon en mens. Ogen wijd opengesperd, maar zonder pupil. Eng. Macaber.
Het vreemde is, dat ik gelijk wist dat het ernstig was. Een diepe, menselijke overtuiging: dit is mis. Geen gewone valpartij, behang eraf. Snel terug op de fiets, en de gaskraan open. Klote, een dekbedhoes die aan je benen plakt, pluizend in het wondserum. Nee, deze is anders. Dit is mis.
Hetzelfde had ik vanmiddag, toen ik de 37-jarige Jens Voigt als een mud aardappelen tegen de grond zag smakken. Head first – levenloos. De vader van drie dochters, hij moet een gelukkig man zijn. Er werd hem eens gevraagd wat hij na zijn wielercarrière wilde doen. Jens lachte en zei hartelijk: ‘Een ijssalon uitbaten.’
Harde Jens, de man van staal. Hij maakt van het Criterium International zijn exclusieve jachtterrein. Als hij gaat stampen, trapt hij niet zijn fiets vooruit over het asfalt, maar trapt hij de wereld onder zijn fiets door. De tanden bloot, in een blik van overgave en verbeten pijn, ieder in zijn wiel als een dolle martelend. Altijd geven, overal sleuren: geen coureur een betere belichaming van grinta – die illustere term die niet valt uit te leggen. Grinta, je hebt het of niet. Voigt heeft het.