Hoe de overheid achter de buurt aanhobbelt
Kunnen we de energie in de samenleving planmatig gebruiken? Het is de vraag of dat moet. Maar als er een neo-liberale beweging gaande is in de politiek, is een kleinere overheid ons deel. Dat betekent dat in de samenleving meer zelfregulerende mechanismen moeten groeien.
Mensen hebben vaak een rode draad in hun cognitieve en sociale bestaan. “Initiatiefnemers gezocht” was de titel van het congres en de redactie van Sargasso bedacht dat ik er heen moest. Dat was goed gezien. Mijn rode draad begon met coax-kabel aan elkaar knopen in de Bijlmermeer, in de gigantische ruimtes tussen hoge flats. Dan vertelden wij elkaar dat we de relaties tussen mensen verbeterden en vielen in een cynische lachstuip: niet omdat het zo grappig was, maar omdat de ruimte zo totaal vervreemdend was. Sociaal kon je de Bijlmer niet noemen: de globalisering sloeg daar hard toe: talloze culturen en talen, massale immigratie uit Suriname en versnellende migratie de Bijlmermeer uit: richting Purmerend en later Almere. Daardoor was het lastig een sociaal bevredigend bestaan op te bouwen. Met de activisten lukte dat het beste.
Mijn werkgever had een redenering die activisme steunde: in het traditionele bestuur worden ambtelijke plannen in het geheim ontwikkeld. De bestuurder treedt er mee naar buiten en de discussie met de burgerij is dan meteen defensief, zo luidde de redenering. Moet het zo zijn? Neen, zeiden wij: waarom kan de ambtenarij niet in een open relatie staan tot de burgers? We zouden nu zeggen: “van buiten naar binnen werken”. Alleen: dat is niet zo simpel. De ambtenaar kan wel denken dat de burger zijn klant is, maar hij wordt betaald door de gemeente of de overheid die hij dient. Dat is bepalender dan de abstracte beoordeling van zijn rol.