Waarom is de PVV tegen de FTT?
Soms zou je zo graag eens bij een fractievergadering van de PVV willen zijn – of beter: op de werkkamer van Wilders voorafgaand aan de vergadering – om te zien hoe een PVV-standpunt daadwerkelijk wordt ‘gemaakt’. Wilders peinzend met stift voor een white board vol tegengestelde principes, het gedoogakkoord geprojecteerd op een blinde muur, de werktafel bezaaid met opiniepeilingen. PVV standpunten hebben iets ongrijpbaars, altijd behoorlijk links (aow) óf rechts (hypotheekrente), soms zelfs links én rechts (zorg), maar nooit ertussenin. Zo ook het standpunt over de financiële transactie tax (FTT).
De FTT is een piepkleine belasting op de handel in aandelen en derivaten, die, ingevoerd in heel Europa, jaarlijks 57 miljard euro zou kunnen opleveren. Wereldwijd zou een belastinkje van 0,05% misschien wel 300 miljard euro opbrengen. Het lijkt een win-win situatie: een minder volatiele financiële sector en meer inkomsten voor de noodlijdende Europese overheden – je kunt er zo de ouderenzorg mee redden. Volgens een Europese peiling is 65% van de Europese burgers voor een FTT. Daar zitten een hoop Henks en Ingrids bij. Maar de PVV is tegen.
Uit kamervragen van de PVV blijkt in eerste instantie dat het standpunt van de werkgevers (VNO-NCW en MKB) wordt overgenomen. Die vrezen voor de toch al noodlijdende financiële instellingen, zoals de pensioenfondsen, en voor een structurele economische krimp van 0,53% tot 1,76%. Ook het CPB wordt aangehaald die denkt dat de FTT niet efficiënt is, tot minder belastingopbrengsten leidt, en die waarschuwt dat financiële instellingen deze makkelijk kunnen ontvluchten. Het kabinet, zo blijkt vandaag, zit ook op deze lijn.