RECENSIE – Dat er iets unieks gaande was, dat had iedere burger rond 1900 wel in de gaten. De vraag was: wát gebeurde er? Waar ging de samenleving naartoe? Als er inderdaad een nieuwe tijdperk aanbrak, wélk dan wel? Er leek geen richting te zijn. Het leek wel alsof vrijheid de enige norm was, en afwijken van wat er al was, het enige ideaal. Een lezer van het keurige blad ‘Vragen van den dag’ formuleerde het op de volgende theatrale wijze:
‘De maatschappelijke beweging van het einde onzer eeuw! Welk een chaos! Nooit komt men gereed met het vormen van een oordeel; hoe vlijtig ook onderzoekend, steeds zal men in het scheppen van een definitieve meening verhinderd worden door het ontdekken van nieuwe idealen die aandacht vragen, die belangrijker weer schijnen dan veel die voorafgingen.’
Het waren ‘Vertigo Years’, zoals de auteur Philipp Blom zijn boek over dit tijdvak noemde. De wetenschap werd oppermachtig; de welvaart steeg enorm; de steden barstten uit hun voegen; het in eeuwen niet veranderde platteland viel ten prooi aan een agrarische revolutie.
En toch spreken historici niet van een nieuw tijdperk. Soms lijken ze daarover te speculeren: een halve eeuw geleden schreef historicus Jan Romein een boek over deze jaren, getiteld ‘Op het breukvlak van twee eeuwen’. Maar meer dan een chronologische breuk was dat bij Romein niet. Alles en iedereen raakte gevangen in een geweldige versnelling – maar breuk – nee. Als er een breuk aangewezen moet worden, dan plaatsen historici die veel eerder, bij de Franse Revolutie, of juist vlak daarna, bij de Eerste Wereldoorlog. Daartussen lag die lange negentiende eeuw.