Afghaanse opstandelingen zijn niet ineens modelburgers
Sinds de herfst van 2010 proberen de Afghaanse regering en de internationale troepen, via het Afghan Peace and Reintegration Program (APRP), opstandelingen in de Afghaanse samenleving te re-integreren. In ruil voor het neerleggen van de wapens zouden de opstandelingen gegarandeerde veiligheid en banen krijgen. Tien maanden later, zo blijkt uit een vorige maand verschenen rapport van het Peace Research Institute Oslo, vallen de resultaten van dit programma vies tegen.
De schrijver van het rapport is Deedee Derksen. Zij was tijdens de Nederlandse missie in Uruzgan Afghanistancorrespondent voor de Volkskrant en schreef naar aanleiding daarvan het kritische boek Thee met de Taliban. In het rapport, Peace from the bottom-up?, legt Derksen uit waarom de resultaten van het APRP zo beperkt zijn.
Een van de belangrijkste problemen is te herleiden tot een meningsverschil. Het APRP werd opgezet om gelijktijdig, in parallelle processen, zowel de strijders met lagere rangen te re-integreren als de belangrijkste leiders van de opstandelingen in onderhandelingen tot verzoening met de Afghaanse regering te brengen. President Karzai stond achter deze opzet, maar de internationale troepen, onder leiding van de Verenigde Staten, blokkeerden dit. Zij wilden veel liever eerst alleen de lagere strijders re-integreren. Zij zagen dit als drukmiddel om de leiders van de opstandelingen tot de onderhandelingstafel te dwingen om een vrede op Amerikaanse voorwaarden te accepteren.