Steven Pinker over het gebrek aan vrouwelijke hoogleraren
ACHTERGROND - Slechts 17 procent van het aantal hoogleraren in Nederland is vrouw, en daarop trekt minister Jet Bussemaker eenmalig vijf miljoen euro uit zodat honderd vrouwelijke hoofddocenten kunnen worden bevorderd tot hoogleraar.
Maar hoe komt het dat het wetenschapswereldje voornamelijk een mannenbedoening is? Komt dat door een onbewuste samenzwering van mannen onder elkaar? Het welbekende glazen plafond?
Cognitief psycholoog Steven Pinker heeft daar zo zijn eigen ideeën over. Hij had een twee uur durende discussie met ontwikkelingspsycholoog Elizabeth Spelke over de vraag waarom er zo weinig vrouwelijke hoogleraren zijn in de bètawetenschappen.
Mannen- versus vrouwenpopulaties
Om te beginnen is het zo dat als je populaties mannen en vrouwen op tal van terreinen met elkaar vergelijkt, er dan statistisch gezien significante verschillen voordoen, en die verschillen worden groter bij de ‘outliers’. Ook vertonen mannen meer en extremere ‘outliers’; kort gezegd, meer idioten maar ook meer genieën.
Daarnaast blijkt dat als je mannelijke en vrouwelijke deelnemers aan bètatopklasjes in het middelbaar onderwijs bevraagt wat hun doelen in het leven, de mannelijke studenten veel vaker opgeven dat het vergaren van status, geld, succes, een voltijdbaan en iets nieuws uitvinden belangrijk voor hen is. De meisjes daarentegen gaven overwegend aan dat familie en vriendschap, betekenis en zingeving in het leven belangrijk voor ze is en dat ze de voorkeur geven aan een deeltijdbaan.