De stiltecoupé
Een treinreis kan het heerlijkste zijn wat er is. Je zit lekker, je leest wat, je kunt er een kop koffie bij nemen, en aan het einde van de rit ben je in een andere stad. Treinreizen kunnen ook gruwelijk zijn. Bijvoorbeeld als naast je twee mensen een gesprek voeren, zodat jij niet kunt lezen. Trouwens, met mobiele telefoons is één spreker voldoende om het bloed onder je nagels vandaan te halen.
Kortom, ik ga als het even kan zitten in de stiltecoupé. Dat lost de problemen echter niet op. Te vaak moet je mensen erop aanspreken dat het in dit deel van de trein de bedoeling is dat het enigszins rustig blijft, maar ik merk dat mijn niet geringe frustratie over het gekwaak in de regel wordt overtroffen door woede dat mensen zo onbeschoft zijn. Dus ik houd mijn mond maar. Het komt regelmatig voor dat ik, als ik een drukke stiltecoupé voor me zie, ergens anders ga zitten om de stress te vermijden: dan maar geen rust, als ik, door me niet kwaad te maken, een hartaanval vermijd.
Er is bovendien iets geks aan de hand met de stiltecoupé. Zo snel je de Randstad uit bent, wordt het luidruchtiger. Ik reis wel eens vanuit Amsterdam naar mijn ouders in Apeldoorn, en Amersfoort is dan echt een keerpunt. Daarvóór is het rustig, daarna niet meer.