ANALYSE - De politie leeft richtlijnen voor het opvragen van privacygevoelige informatie niet goed na. Daar moet minister Opstelten consequenties aan verbinden.
2,3 miljoen keer bevroegen politie en justitie het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie – de database met klantgegevens van internet- en telecombedrijven. En dat is exclusief de bevragingen van AIVD en MIVD. Politie en justitie wroeten graag en vaak in de klantgegevens. Altijd handig om te weten wie er achter een telefoonnummer of e-mailadres schuilgaat.
Probleem met deze (ontzettend lelijk woord) bevragingen is dat ze al een tijdje onrechtmatig worden uitgevoerd. Zoals in 2011 al werd geconstateerd door Justitie zelf: Toen dreigde Opstelten ‘dat de korpsen vanaf 1 mei 2011 aan alle vereisten rond bevragingen via het CIOT moeten voldoen. Anders wordt de toegang tot het CIS voor het betreffende korps tijdelijk afgesloten.’ De vraag luidt: is dat nu dan het geval? Waarschijnlijk wel, want een aantal korpsen voldoet nog altijd niet aan gestelde eisen en zit, als de minister woord houdt, al een tijdje zonder toegang tot de gegevens.
Wat is het probleem? Richtlijnen worden niet nageleefd en het digitale speurwerk in de privacygevoelige informatie (de database koppelt de e-mailadressen, ip-nummers en telefoonnummers aan de gegevens in het bevolkingsregister) gaat zonder enige vorm van verslaglegging. De politiekorpsen doen maar wat en leggen daar op geen enkele manier verantwoording voor af. Namen en nummers worden bij elkaar gesprokkeld en niemand weet of het mag. Dat concludeert tenminste het Hoofd van de Inspectie Veiligheid en Justitie, de heer Bos. Kanttekening: waar de papierwinkel op orde is, blijkt niets aan de hand. Waar dat niet het geval is, is het een ratjetoe. En zoals gezegd: dat was al eerder het geval en dat blijkt eind vorig jaar nog steeds niet in orde te zijn: