Dansen op het graf van Vogelaar
Tsja, wat doe je als politieke partij wanneer iemand uit je team er ostentatief weinig van bakt? Je houdt wat indringende gesprekken en als dat niet werkt, bijvoorbeeld omdat de betrokkene door en door overtuigd is van het eigen gelijk, dan probeer je haar zo geruisloos mogelijk af te voeren. ‘Persoonlijke omstandigheden’ of zo. Dat is simpelweg fatsoenlijk personeelsbeleid.
Soms gaat dat niet goed. Dan stuur je haar hardhandig weg. Lijdzaam kijk je vervolgens toe hoe de gevallene haar eigen graf dieper uitgraaft met rancuneuze opmerkingen in de pers. Zo wordt het heel moeilijk haar nog ergens een baantje te bezorgen.
Dan komt de Tweede Kamer, boos omdat je het in de coulissen probeerde te regelen in plaats van rollebollend over straat te gaan. De parlementariërs vinden dat ministers publiekelijk gescalpeerd dienen te worden. Als je haar in het openbaar had laten vallen, zou je uiteraard weer het verwijt gekregen hebben dat je haar moedwillig probeerde te beschadigen door haar publiekelijk te vernederen. Veel meer keus dan een wat hypocriet standpunt heb je in het debat daarom niet.
Uiteindelijk is Ella Vogelaar in het proces namelijk zwaar beschadigd geraakt, in de eerste plaats door haar eigen koppigheid, maar ook omdat haar partij er niet in slaagde die te managen – om van de aasgieren maar te zwijgen. Het debat om haar aftreden werd een politiek spelletje waarin het persoonlijke drama niemand een zier kon schelen. Alleen André Rouvoet hield de respectvolle toon vast. Dankbaar mag ze ook Pieter Winsemius zijn, die zijn niet geringe gewicht in de strijd gooide om haar erfenis veilig te stellen.