Bedrijven en organisaties moeten zelf overheidsbeleid op het gebied van duurzaamheid gaan maken – ja u hoort het goed.
U kent het soort bijeenkomsten wel, waarin vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstellingen met enig spierballenvertoon laten weten wat de overheid allemaal zou moeten doen aan duurzame energie, klimaatbeleid, emissiereducties en zo meer. Teleurgesteld concludeert het gezelschap tenslotte dat nu de overheid het laat afweten de consument de duurzame wereld wel zal realiseren. Of het bedrijfsleven. Of de maatschappelijke organisaties. De overheid is immers onbetrouwbaar, faalt, is niet voorspelbaar, niet consistent, loopt achter de feiten aan, doet te weinig en te laat.
Stellen dat de overheid de laatste jaren de economie niet veel duurzamer heeft gekregen, is een open deur. Of zoals een rijksambtenaar me onlangs toevertrouwde: “Mijn oma heeft de afgelopen jaren trouw haar glas naar de glasbak gebracht; zij heeft meer voor het milieu gedaan dan onze bewindsman”.
Maar die vaststelling brengt ons niet verder. Wat waren de oorzaken achter het rancuneuze natuur- en milieubeleid dat we de afgelopen jaren hebben mogen zien? Is de stagnatie niet óók een reactie op de detailregelgeving en betutteling die het natuur-, energie-, klimaat- en milieubeleid is gaan kenmerken? Logischerwijs wordt één enkel doel bepaald (CO2-reductie) en worden één of twee hoofdinstrumenten gekozen (emissiehandel voor de grote spelers en een heffing voor de kleinere bronnen). Als doel en instrumenten voldoende scherp worden aangezet, leidt dat vanzelf wel tot de subdoelen energiebesparing, hernieuwbare bronnen, productaanpassingen, brandstofsubstitutie en zo meer. In plaats daarvan ontstond een lappendeken van subdoelen en soms uiterst gedetailleerde maatregelen, waarbij niet zelden de ene maatregel (zoals een verbod op gloeilampen), een andere maatregel (emissiehandel) tegenwerkt. In het natuurbeleid was het al niet veel anders: vuistdikke handboeken ‘natuurdoeltypen’ schrijven voor welke plantjes en diertjes waar moeten floreren, anders is het niet goed.