Met ‘accreditatie’ wordt de externe controle bedoeld, die op last van de overheid wordt gehouden in het hoger onderwijs. Een opleiding die een keuring goed doorloopt, krijgt een stempeltje en is vanaf dat moment ‘geaccrediteerd’.
Een opleiding kan worden geaccrediteerd na een bezoek van een onafhankelijk panel, bestaande uit relevante deskundigen. Het panel heeft onder andere diepgaande kennis van het vakgebied, onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en ervaring met het afnemen van audits.
Het panel leest zich in, bezoekt een opleiding, spreekt met onder andere alumni, management, docenten en studenten en maakt schrijft beoordelingsrapport. Dit opleidingsbezoek heet, in het vale klerkenjargon dat gebruikt wordt in deze sector, de visitatie. Het rapport gaat naar de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO), die op basis daarvan de opleiding goed- of afkeurt.
De NVAO is de overheidsorganisatie die de uiteindelijke verantwoordelijkheid draagt. Zij voert (in de regel) niet zelf de controles uit, maar zet de spreekwoordelijke stempel (goed- of afgekeurd) op basis van het beoordelingsrapport.
Dan nu wat geschiedenis.
Voor 2003, toen het eerste accreditatiestelsel werd ingevoerd, verplichtte de overheid hogescholen en universiteiten ook al om periodieke externe controles te ondergaan. Die werden georganiseerd door de koepels van hogescholen en universiteiten (toentertijd de HBO-raad* en de Vereniging voor Samenwerkende Nederlandse Universiteiten). Instellingen hadden de kwaliteitscontroles dus grotendeels zelf in de hand.