De Nibelungen (1/2)
Waar mijn fascinatie voor het Nibelungenlied vandaan komt, weet ik eigenlijk niet. Ik sluit niet uit dat het iets te maken heeft met het lezen van Suske en Wiske en de Ringelingenschat, waarmee weliswaar is bewezen dat kennis van stripklassieken een mens ten voordeel strekt, maar nog niet is verklaard waarom het duistere middeleeuwse heldendicht me ook later is blijven boeien. Ik ben omgereisd om de Nibelungenmusea in Xanten en Worms te bezoeken (het tweede is beter dan het eerste), hoop volgend jaar eindelijk de reis van de Bourgonden naar Wenen te maken, en heb de nieuwe vertaling van Jaap van Vredendaal meteen aangeschaft nadat ik er (kort geleden) van had vernomen. En gelezen natuurlijk.
Alles is dubbel in het Nibelungenlied. Het bestaat bijvoorbeeld uit twee delen: het verhaal van Siegfrieds dood en het verhaal van de wraak die zijn echtgenote Kriemhilde voltrekt. Er zijn ook twee lagen: enerzijds een oude kern die zich afspeelt in de tijd van de Grote Volksverhuizingen en echo’s bevat van gebeurtenissen in het Merovingenrijk, anderzijds de tot ons gekomen bewerking, die tussen 1190 en 1205 moet zijn vervaardigd. Er zijn ook twee tradities: de IJslandse Völsungensaga en het Duitse Nibelungenlied, dat weer is overgeleverd in twee versies, met een verschillende beoordeling van Hagen en Kriemhilde.