Er zijn maar weinig musici die zullen ontkennen dat het gregoriaans de basis vormt van de westerse muziek en nog minder die zullen ontkennen dat het gregoriaans er een belangrijke rol in heeft gespeeld. Vandaag als voorbeeld het Alleluia (dat is het gezang dat men voorafgaand aan de evangelielezing aanheft) van de dagmis van Kerstmis.
Dies sanctificatus illuxit nobis: Venite gentes, et adorate Dominum. Quia hodie descendit lux magna super terram. Alleluia.
Een geheiligde dag heeft ons verlicht: komt, volken en aanbidt de Heer, want heden is een groot licht over de aarde neergedaald, alleluia.
Om te beginnen hoe men tegenwoordig wel denkt dat het gezang geklonken heeft vóórdat het een ‘oorspronkelijk gezang’ werd.
Dit is een reconstructie van hoe het geklonken zou kunnen hebben in de fase dat men nog niet van ‘gregoriaans’ kon spreken.
Dan het ‘oorspronkelijke gezang’, zoals de westerse traditie het al eeuwen kent, gebaseerd op een moderne interpretatie van de oudste manuscripten (uit de negende eeuw) die ook iets noteerden van de melodie.
Een iets oudere, conservatievere reconstructie, de verschillen met de vorige zijn goed te horen. Dit is het gregoriaans zoals de meeste mensen het kennen.
Een opname uit 1955 van de monniken van Solesmes, die aan de basis stonden van de revival van het gregoriaans eind 19e eeuw. Veel gregoriaanse koren zingen nog steeds naar ‘de school van Solesmes’.