Wie de carrière van Bernard Kouchner beschouwt, zou denken dat hij iets zinnigs te melden had over humanitaire militaire interventies. De voormalig arts is mede-oprichter van Artsen zonder Grenzen, was driemaal minister van gezondheid en eenmaal minister van Buitenlandse Zaken in Frankrijk, Europarlementariër en VN-vertegenwoordiger en hoofd van de de facto VN-interim-regering (UNMIK) in Kosovo.
Kouchner is tevens warm pleitbezorger van humanitaire interventies, militair of anderszins. Zo was hij voor de interventie in Libië (2011) en eerder zelfs voor de verwijdering van Saddam (2003).
Maar wanneer hij stevig aan de tand gevoeld wordt door Mehdi Hassan en een aantal critici in het programma Head to Head, komt hij niet veel verder dan een hoop pathos, veel grappenmakerij en de mantra dat er ook een hoop mensen sterven wanneer je niets doet.
Zijn critici werpen hem voor de voeten dat humanitaire oorlogen meestal weinig meer zijn dan een schaamlapje voor de Westerse mogendheden om militair te interveniëren wanneer hen dat uitkomt, en regeringen te installeren die hen horig zijn. Ze escaleren conflicten ook nogal eens, zoals in de Kosovo-oorlog. Er kleeft bovendien een neokoloniaal luchtje aan: derdewereldlanden interveniëren niet bij een ramp in de VS (zoals bij Katrina), altijd andersom.