Kriebels, kleuters, clitoris

Drie weken geleden vond de week van de Lentekriebels plaats. Dit is een themaweek voor het basisonderwijs waarin er op basisscholen aandacht kan worden besteed aan seksuele vorming, geïnitieerd door Expertisecentrum voor seksualiteit Rutgers. Er verschenen talloze negatieve berichten over de Lentekriebels op sociale media, in de traditionele media, en zelfs in de Tweede Kamer. Deze week verschenen er berichten op sociale media over museum NEMO in Amsterdam. In één van de tentoonstellingen gaat het over seksualiteit. Het museum werd door een bonte verzameling van Moederharten en Juicekanalen uitgemaakt voor een pedofielennetwerk. In dit stuk deel ik mijn gedachten over seksuele vorming aan basisschoolleerlingen en de berichten van de afgelopen tijd. Ik ben al lang geïnteresseerd in seksuele vorming en ontwikkeling. Tijdens en na mijn opleidingen tot basisschoolleerkracht en onderwijspedagoog heb ik me gespecialiseerd in het onderwerp. Ik hoop daarom dat mijn gedachten over dit onderwerp een nuttige bijdrage kunnen vormen aan het debat rond dit onderwerp. Na het afronden van mijn master was ik druk bezig met solliciteren. Om goed voor de dag te komen ging ik naar de kapper. Zoals dat gaat, raakte ik met de kapper in gesprek over mijn werk en interesses. Hij vertelde dat hij een zoontje van 7 had en dat hij dacht dat die natuurlijk nog te jong was voor seksuele vorming, maar dat hij daar soms toch een beetje over twijfelde. Ik vroeg hem waarom hij twijfelde en hij vertelde dat hij in de zoekgeschiedenis op de iPad had gezien dat zijn zoontje gezocht had op termen als 'blote meisjes' en 'borsten'. Bij nader inzien was zijn zoon misschien helemaal niet te jong voor seksuele vorming. In de jaren dat ik als stagiair en als leerkracht voor de klas stond merkte ik heel vaak dat kinderen, net als het zoontje van de kapper, erg geïnteresseerd zijn in onderwerpen die met seks te maken hebben. De leerlingen uit een van mijn eerste stagegroepen smeekten me om hen seksuele vorming te geven. Ze hadden een lespakket van een tamponmerk zien liggen in de school. Ze wilden zo graag meer leren, maar het team op school durfde het niet aan, en ik mocht de lessen niet aan ze geven. Op andere momenten kreeg ik vragen van meisjes waarom ze ongesteld moeten worden, mijn leerlingen vonden dat een doodeng idee. Ze wisten dat het iets met bloed te maken had, maar wisten verder niet wat het betekende. Kleuters keken in een onbewaakt moment wel eens stiekem in elkaars broek, razend benieuwd naar hoe de geslachtsdelen van andere kinderen eruit zien. Ze wilden weten waar baby's vandaan komen. We doen kinderen tekort als we hun vragen niet beantwoorden en hen niet begeleiden. Tijdens de basisschooltijd maken ze enorme persoonsvormende, cognitieve en fysieke ontwikkelingen door, waarin gender en seksualiteit een rol in spelen. Kinderen ontdekken wie ze zijn, hoe ze zich voelen. Ze worden voor het eerst verliefd, ze hebben voor het eerst verkering. Toch was er deze week grote ophef, die gepaard ging met veel nepnieuws. Deze ophef ging onder andere over de clitoris. In de themaweek Lentekriebels krijgen leerkrachten de mogelijkheid om de clitoris met hun leerlingen te bespreken. Volgens verschillende mensen is de basisschool veel te vroeg om het over de clitoris te hebben. Maar waarom is dat? Uit mijn ervaring als (kleuter)juf kan ik zeggen dat veel kinderen de clitoris al precies weten te vinden. Het is niet uitzonderlijk dat jonge leerlingen in de kring op hun vuist heen en weer zitten te wiebelen, of doodgemoedereerd hun hand in hun broek stoppen. Wat is er op tegen om kinderen de naam van dat lekkere plekje te leren, en ze te vertellen dat het friemelen niet thuishoort in de klas? [caption id="attachment_344351" align="aligncenter" width="225"] 3D-model clitoris verkrijgbaar bij Rutgers[/caption] Veel mensen lijken te denken dat het bespreken van dit soort onderwerpen met basisschoolleerlingen leidt tot seksualisering. Alsof kinderen seksles krijgen op de basisschool, een soort instructie om met elkaar te gaan vrijen, een startschot om seksueel actief te worden. Op basis van onderzoek mogen we concluderen dat dat niet klopt. Kinderen en jongeren die goede complete seksuele vorming (zie kader) ontvangen worden later seksueel actief dan degenen die geen of beperkte seksuele vorming ontvangen. Ze kunnen beter bepalen of ze er klaar voor zijn. In seksuele vorming is ook absoluut ruimte voor (religieuze) levensovertuigingen van jongeren die wachten met seks tot bijvoorbeeld het huwelijk. In Nederland worden jongeren überhaupt relatief laat seksueel actief, en beginnen ze steeds later aan seks. De meeste jongeren beginnen na hun 15e met tongzoenen en na hun 18e met geslachtsgemeenschap, en die leeftijden zijn in de afgelopen 20 jaar steeds gestegen (dit en meer kun je vinden op p. 16 en 34 van dit onderzoeksverslag). Daarnaast hebben jongeren die goede seksuele vorming hebben ontvangen minder seksuele partners, gebruiken ze vaker adequate voorbehoedsmiddelen, raken ze minder vaak ongewenst zwanger, en hebben ze meer seksueel plezier. Onderaan dit bericht kun je een overzicht vinden van wetenschappelijke literatuur waarin de voordelen van goede seksuele vorming zijn onderzocht en beschreven. Goede complete seksuele vorming Met goede complete seksuele vorming bedoel ik seksuele vorming waarin een breed scala aan onderwerpen wordt behandeld. Soms wordt in de benaming ook relationele vorming toegevoegd. Dit soort onderwijs gaat niet alleen om geslachtsgemeenschap, maar juist ook om onderwerpen als grenzen aangeven, relatievorming, gevoelens, culturele normen, en erachter komen welke normen en waarden bij jou passen. Kleuters leren bijvoorbeeld dat een kusje krijgen van mama heel anders is dan een kusje krijgen van de badmeester, en dat ze 'NEE!' mogen zeggen als ze geen kusje willen. In de internationale literatuur wordt dit soort seksuele vorming comprehensive sexual education genoemd. Het gaat dan niet alleen om biologische/anatomische kennis en (gezondheids)risico's als SOA's en ongewenste zwangerschappen. Bij dit soort seksuele vorming gaat het om de cognitieve, emotionele, fysieke en sociale aspecten van seksualiteit. Het doel is om jongeren uit te rusten met kennis, vaardigheden, overtuigingen en waarden die hen in staat stellen om (op den duur) een leven te leiden waarin zij respectvolle sociale en seksuele relaties kunnen opbouwen. Dat zij op de hoogte zijn van hun rechten en dat ze zorg kunnen dragen voor hun gezondheid, waardigheid en welzijn, terwijl ze ook oog hebben voor de gezondheid, waardigheid en het welzijn van anderen (dit is een parafrasering van de definitie uit dit rapport van UNESCO Education Sector, op p. 16). Nog een zeer belangrijke reden om seksuele vorming te geven is de weerbaarheid en autonomie van kinderen. Het thema van de week van de Lentekriebels is dit jaar Wat vind ik fijn? In de lessen wordt aandacht besteed aan hoe kinderen aan kunnen geven dat ze iets fijn of juist niet fijn vinden. Wanneer ze er op latere leeftijd aan toe zijn, hebben ze meer vaardigheden om aan te geven wat ze lekker en fijn vinden in seksueel contact. Ze leren hoe ze hun grenzen kunnen aangeven en hoe ze aan een ander kunnen vragen of die toestemming geeft om aangeraakt te worden. Kinderen die dit soort lessen krijgen zijn daardoor weerbaarder tegen seksueel misbruik. Ook leren ze wat ze moeten doen als iemand over hun grenzen gaat. Ze kunnen een volwassene waarschuwen en vertellen wat er gebeurd is. Ze kunnen daar woorden aan geven omdat ze de woorden kennen. Ontzettend belangrijk dus! Wat wordt er nou eigenlijk precies verteld? Ben je benieuwd naar het materiaal dat Rutgers aanbiedt? Dat kun je hier bekijken. Het materiaal van Rutgers is overigens niet verplicht. Scholen mogen zelf kiezen op wat voor manier ze seksuele vorming geven. Zo is er ook de christelijke methode Wonderlijk Gemaakt, die een wat andere insteek heeft dan de lessen van Rutgers. Bij de schoolkeuze kun je als ouder de seksuele vormingsmethode dus mee laten wegen en iets kiezen dat past bij jouw visie als opvoeder. Het raakt mij diep om te zien hoe volwassenen uit onwetendheid of kwade bedoelingen proberen om seksuele vorming te verbannen uit het basisonderwijs. Medewerkers van Rutgers en leerkrachten worden uitgescholden en bedreigd, terwijl zij zich zo inzetten voor de best mogelijke ontwikkeling van kinderen. Ik vind het belangrijk om hierbij te noemen dat dit deels lijkt te zijn ingegeven door LHBTIQ+ fobie. Dat past in een trend die de afgelopen jaren is opgekomen, waarbij mensen worden uitgemaakt voor groomers en pedofielen omdat zij over seksuele en relationele onderwerpen praten met kinderen. Dat is een omkering van zaken: juist zwijgen over dit soort zaken vergroot de kans op misbruik. Het is bovendien een tactiek om LHBTIQ+'ers in een kwaad daglicht te stellen. Als lid van een klankbordgroep heb ik het afgelopen jaar mee mogen werken aan de nieuwe toolkit Astra van het COC, die gericht is op de basisschool. Deze methode biedt een laagdrempelige manier voor groep 3 en 4 om kennis te maken met gender-, seksuele- en familiediversiteit. Ook de medewerkers van het COC hebben in de afgelopen maanden te maken gehad met bedreigingen en online haatcampagnes. Het is bedroevend en beangstigend dat de reacties zo heftig zijn en dat sommige mensen op basis van gevoelens en desinformatie belangrijke onderwerpen uit het onderwijs willen laten schrappen. Seksuele vorming voor kleuters klinkt misschien heel heftig, maar de lesinhoud past bij hun ontwikkeling en is gebaseerd op decennia aan onderzoek. Ik hoop dat ook mensen geweest zijn die het materiaal van Rutgers eens bekeken hebben, of die de berichten van leerkrachten en andere professionals gelezen hebben. En dat zij dan hopelijk tot de conclusie gekomen zijn dat seksuele vorming voor kinderen zo gek nog niet is. Meer lezen? Voor ouders en leerkrachten is het boek Kleine mensen, grote gevoelens van Sanderijn van der Doef een absolute aanrader. Hierin wordt de seksuele ontwikkeling van kinderen tussen 0 en 12 jaar omschreven, en er worden tips gegeven hoe je dit als opvoeder zo goed mogelijk kan begeleiden. Een kleine greep uit onderzoeksliteratuur over de positieve effecten van goede seksuele vorming vind je hieronder. Dit is absoluut geen complete weergave, maar een kleine en ietwat willekeurige selectie uit de onderzoeksliteratuur die ik ken.   Connell, C., & Elliott, S. (2009). Beyond the birds and the bees: Learning inequality through sexuality education. American Journal of Sexuality Education, 4, 83–102. https://doi.org/10.1080/15546120903001332 Fine, M., & McClelland, S. I. (2006). Sexuality education and desire: Still missing after all these years. Educational Review, 76, 297–338. https://doi.org/10.17763/haer.76.3.w5042g23122n6703 Ketting, E., & Visser, A. P. (1994). Contraception in the Netherlands: The low abortion rate explained. Patient Education and Counseling, 23, 16–23. https://doi.org/10.1016/0738-3991(94)90032-9 Ketting, E., & Winkelmann, C. (2013). New approaches to sexuality education and underlying paradigms. Bundesgesundheitsbl, 56, 250–255. https://doi.org/10.1007/s00103-012-1599-8 Krebbekx, W. (2019). What else can sex education do? Logics and effects in classroom practices. Sexualities, 22(7–8), 1325–1341. https://doi.org/10.1177/1363460718779967 Manheim, M., Felicetti, R., & Moloney, G. (2019). Child sexual abuse victimization prevention programs in preschool and kindergarten: Implications for practice. Journal of Child Sexual Abuse, 28(6), 745-757. https://doi.org/10.1080/10538712.2019.1627687 Robinson, K. H., & Davies, C. (2017). Sexuality education in early childhood. In L. Allen & M. Rasmussen (Eds.), The Palgrave handbook of sexuality education (pp. 217–242). Macmillan Publishers. UNESCO Education Sector. (2018). International technical guidance on sexuality education. An evidence-informed approach. UNESCO Education Sector. https://www.who.int/publications/m/item/9789231002595 Weaver, H., Smith, G., & Kippax, S. (2005). School‐based sex education policies and indicators of sexual health among young people: A comparison of the Netherlands, France, Australia and the United States. Sex Education, 5(2), 171–188.   https://doi.org/10.1080/14681810500038889 Antoinette Kroes is lerarenopleider en onderzoeker in het hbo. In de afgelopen vijf jaar deed ze promotieonderzoek naar de socialisatie van vooroordelen. Daarvoor werkte ze als basisschoolleerkracht. In haar werk en onderzoek houdt ze zich bezig met onderwerpen als (on)gelijkheid, vooroordelen, stereotypen, leerkrachtverwachtingen, gender en seksuele vorming/ontwikkeling. Je kan meer over haar lezen op haar website.

Door: Foto: Tracy (cc)

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.