Een vrijdagmiddag verhaaltje
Nietsvermoedend loop ik langs de schouwburg en loop daar ineens mijn oude buurjongen tegen het lijf. En hoewel hij op zo’n tweehonderd kilometer van Amsterdam woont, is dat niet eens zo vreemd, ware het niet dat hij in de hoedanigheid van een twaalfjarige voor mij verschijnt. Hij draagt een bal onder zijn linkerarm.
‘Kom je ook naar het stenen veldje’, vraagt hij als hij me ziet.
Ik kijk hem verbaasd aan.
‘Ehm, ken je mij?’, vraag ik stamelend.
‘Doe niet zo raar’, antwoordt hij waarbij hij me aankijkt alsof ik een flauwe grap maak. ‘Kom je nog of niet? De anderen komen ook.’
‘Waar is het stenen veldje dan?’
Mijn buurjongen zucht. ‘Ben je niet helemaal lekker of zo?’, zegt hij. ‘Achter de gymzaal van de MTS natuurlijk.’
‘Maar er is hier helemaal geen MTS, we zijn in Amsterdam hoor’, roep ik bijna uit.
‘Tuurlijk wel, hier de straat door, het parkeerterrein over en dan door het gat in het hek naar binnen kruipen. Hij wijst in de richting van de Leidse bosjes.
Bij mijn weten ligt daar geen parkeerterrein. Wie is er hier nu gek geworden, hij of ik? Waarschijnlijk ik, bedenk ik me. Ik ben aan het hallucineren of aan het dagdromen want dit kan gewoon niet. Ik doe mijn ogen dicht en schud een keer met mijn hoofd. Als ik ze weer open doe, staat hij er verdorie nog.
‘Ga weg’, schreeuw ik onbeholpen. Een paar omstanders houden stil en kijken me vreemd aan.
‘Nou nou nou’, zie je ze denken, ‘kan het niet wat rustiger tegen zo’n kind.’
Ik besluit maar om verder te lopen, dan gaat het vanzelf weg. Na twee minuten kan ik het niet laten om nog eens om te kijken. Ik zie mijn buurjongen nog steeds op de plek staan waar ik hem tegenkwam, enigszins beteuterd in mijn richting kijkend. Wanneer hij ziet dat ik resoluut verder loop, draait hij zich om en loopt in de richting waar volgens hem het stenen veldje ligt.