Dit keer niet tegen de politie gericht, maar tegen de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en Jeugdzorg (JZ). De laatste weken duiken er verontrustende berichten op in de media waarbij overenthousiaste JGZ- en JZ-medewerkers brave vaders en moeders er onterecht van beschuldigen dat ze hun kinderen verwaarlozen of mishandelen.
Wie wantrouwen zaait, zal wantrouwen oogsten. De JGZ en JZ lijken steeds meer samen te smelten. Daar waar het namelijk de natuurlijke taak van de Jeugdzorg is om problemen op te sporen, doen tientallen beroepsgroepen in de jeugdgezondheidszorg dat inmiddels ook. Velen daarvan werken met meldplichten en protocollen als ze ‘niet-pluis’-gevoelens hebben. Een greep uit het rijke aanbod: tandartsen, eerste hulpposten, juffen en meesters, school maatschappelijk werkers, jongerenwerkers, kraamhulpen, consultatiebureau-artsen en –verpleegkundigen, gemeentelijke interventieteams (ja de tandenborsteltellers). Er ontstaat een ronduit negatieve benadering jegens gezinnen. Wie problemen zoekt, zal ze immers vinden. Desnoods leg je een gezin net zo lang onder een vergrootglas totdat je een probleem hebt gevonden.
Een aantal voorbeelden: Eén op de tien meldingen van kindersmishandeling is onterecht, meldde Trouw begin februari in een fraai achtergrondverhaal. Nog eens vijftien procent van de meldingen kan niet bevestigd worden. Dat is dus een mix van schuldigen en onschuldigen. Dat kan gebeuren, maar al die gezinnen worden in elektronische dossiers geboekt als verdacht. Je weet immers maar nooit. Gezinnen gaan daar echter aan kapot, boekstaafde de krant.