Morele nood sociaal werkers onder radicaal rechts

door Thomas Kampen Veel sociaal werkers tonen een gespleten loyaliteit bij moeilijke morele keuzes. Hoe reageren zij als radicaal rechts beleid hun morele integriteit onder druk zet? Volgens hoogleraar Thomas Kampen helpt een robuuste kennisbasis tegen radicale invloeden en populistisch gedachtegoed. Door de komst van het nieuwe kabinet komt het sociaal werk in nieuw vaarwater terecht. De plannen van dit kabinet verhouden zich op onderdelen moeizaam tot de kernwaarden van het sociaal werk, zoals het waarderen van diversiteit en gelijke toegang tot ondersteuning. Dat zien we bijvoorbeeld aan de beëindiging van de bed-bad-broodregeling per 1 januari 2025. Gemeenten vrezen dat veel mensen daardoor op straat zullen belanden. In onmogelijke situaties ontstaat morele nood: geen enkele oplossing doet recht aan alle morele verplichtingen Als zij voor een slaapplek aankloppen bij sociaal werkers kan dat bij hen leiden tot morele nood. Volgens de regels kunnen zij uitgeprocedeerde mensen niet onderbrengen in de reguliere opvang, maar mensen tegen hun zin op straat laten slapen, strookt niet met de kernwaarden van het beroep. Dan ontstaat wat Bernardo Zacka (2017) een ‘onmogelijke situatie’ noemt: een situatie waarin beleid haaks staat op beroepsidealen. In onmogelijke situaties ontstaat morele nood omdat er geen enkele oplossing is die recht doet aan alle morele verplichtingen. Deze druk op de morele integriteit van sociaal werkers resulteert in gevoelens van frustratie, schuld en machteloosheid. In onmogelijke situaties hebben sociaal werkers volgens Albert Hirschman (1970) drie opties: exit, voice en loyalty. ‘Exit’ verwijst naar het verlaten van de organisatie of het beroep, met ‘voice’ bedoelt Hirschman het uiten van ongenoegen en het streven naar verandering van binnenuit, en ‘loyalty’ houdt in dat men ondanks onvrede trouw blijft aan de organisatie en probeert te navigeren binnen de bestaande structuren. In de Nederlandse context heeft Hoijtink (2022) het kader voor de uitstroom van sociaal werkers toegepast en Trappenburg en Van Pelt (2024) voor pendulebeleid. De driedeling van Hirschman biedt een bruikbaar kader om te laten zien hoe sociaal werkers reageren als hun morele integriteit onder druk staat van radicaal rechts beleid. Gespleten loyaliteit In Nederland zijn sociaal werkers de afgelopen jaren al geregeld geconfronteerd met verschillende beleidsontwikkelingen die hen dwingen moeilijke morele keuzes te maken. De reacties van sociaal werkers op morele nood laten een patroon van ‘gespleten loyaliteit’ zien. Sociaal werkers blijven in woorden loyaal aan de regels, maar in daden aan hun vak Een van die ontwikkelingen is de nadruk die new public management legt op efficiëntie, kostenbewustzijn en resultaatgericht werken. Werken binnen strikte budgetten en met prestatie-indicatoren botst vaak met de kernwaarden van het sociaal werk. Bijvoorbeeld wanneer een in procedures vastgelegd aantal contactmomenten geen recht doet aan wat er naar het oordeel van een sociaal werker nodig is. De manier waarop sociaal werkers hiermee omgaan is interessant. Marc Hoijtink (2022) spreekt in dit verband over ‘stil verzet’: zij bekritiseren beleid niet openlijk, maar blijven vaak het werk doen op een manier die zij moreel juist vinden. Er is sprake van gespleten loyaliteit: sociaal werkers blijven in hun woorden loyaal aan de regels, maar in hun daden aan hun vak. Dit stelt hen in staat hun werk naar eigen inzicht te doen zonder de confrontatie aan te gaan. Het verlicht de morele nood, maar bedekt ook de discrepantie tussen beleid en praktijk met de mantel der liefde. Onrealistische verwachtingen Dat zie je ook in de omgang van sociaal werkers met het zelfredzaamheidsideaal, dat steeds dominanter is geworden tijdens de Rutte-jaren. In de praktijk betekent dit dat sociaal werkers vaak mensen moeten aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid, zelfs in situaties waarin deze mensen daar niet toe in staat zijn. Sociaal werkers realiseren zich dat het beleid hun cliënten dwingt om aan onrealistische verwachtingen te voldoen, wat kan leiden tot gevoelens van falen, frustratie en verdere marginalisering (Bredewold et al., 2018). Sociaal werkers bieden de hulp die zij noodzakelijk vinden en interpreteren dat als bijdragen aan zelfredzaamheid Ondanks hun inspanningen om cliënten te helpen zelfredzamer te worden, zien sociaal werkers vaak dat de structurele beperkingen waarmee deze mensen te maken hebben – zoals armoede of discriminatie – onverminderd blijven bestaan, wat de effectiviteit van hun werk ondermijnt en hun morele nood vergroot. Ook dat beantwoorden zij met gespleten loyaliteit; zij bieden de hulp die zij noodzakelijk vinden en interpreteren dat als bijdragen aan zelfredzaamheid. Informele zorg stimuleren Een derde belangrijke bron van morele nood onder sociaal werkers die mijn collega’s en ik tegenkomen, is de opdracht om informele zorg te stimuleren (Bredewold et al., 2018). Sociaal werkers slagen er tijdens door ons geobserveerde keukentafelgesprekken nauwelijks in om naasten meer te laten zorgen. Dat is ook niet zo gek, want vaak doen naasten al veel en kloppen zij juist bij de overheid aan omdat de rek eruit is. Informele zorg blijkt net als publieke middelen schaars. De aangevraagde hulp van de gemeente komt er daarom vaak ook wel, sociaal werkers zien dat het meestal niet anders kan. Maar niet zonder eerst te vragen of naasten nog meer kunnen doen, zodat zij niet nalaten wat beleid van hen vraagt. Het leidt tot schuldgevoelens van naasten en schaamte van hulpbehoevenden. Opnieuw zien we gespleten loyaliteit: sociaal werkers blijven loyaal aan hun vak of de cliënt, maar zijn ook loyaal aan het beleid. Al deze ontwikkelingen laten sociaal werkers balanceren tussen het naleven van beleidsregels en het behouden van hun morele integriteit. Dat leidt tot een constante dreiging van morele nood. Sociaal werkers in Nederland reageren daarop met ‘gespleten loyaliteit’: zij proberen trouw te blijven aan zowel hun professionele waarden als de beleidsregels die hen worden opgelegd. Dit kan betekenen dat zij in hun handelen loyaal zijn aan hun vak, terwijl zij naar buiten toe lijken het beleid te volgen.  Italië, Duitsland en Australië Hoe is de situatie van sociaal werkers in landen als Italië en Duitsland, waar radicaal rechts beleid direct of indirect invloed uitoefent op het sociaal werk? Hier constateren onderzoekers inderdaad morele nood onder sociaal werkers. Italiaanse sociaal werkers voelen zich gedemoraliseerd omdat hun werk openlijk wordt geminacht In Italië, waar radicaal rechts al langer in opkomst is en in 2022 de verkiezingen won onder leiding van Giorgia Meloni, heeft een aantal sociaal werkers het beroep verlaten vanwege de druk en vijandigheid die ze ervaren van lokale politici (Fazzi & Nothdurfter, 2021). Deze sociaal werkers voelen zich gedemoraliseerd omdat hun werk openlijk wordt geminacht of omdat het belang van hun werk in twijfel wordt getrokken. Dit verlies aan geloofwaardigheid en ondersteuning heeft geleid tot een kleine maar significante uitstroom van sociaal werkers uit het veld; exit. In de deelstaat Beieren zien we sociaal werkers die zich uitspreken tegen beleid rondom de zogenaamde Ankerzentren – centra die in het leven zijn geroepen om asielaanvragen efficiënter af te handelen en afgewezen asielzoekers sneller uit te zetten. De minister is enthousiast, maar er is ook kritiek, omdat mensen in deze centra geïsoleerd en dicht op elkaar leven zonder werk of perspectief. Toen Beieren sociaal werkers verbood om juridische en praktische informatie te verstrekken aan asielzoekers die dreigden te worden uitgezet, kozen deze sociaal werkers ervoor hun ongenoegen kenbaar te maken met een beleidsnota met de titel ‘Wir sind Sozialarbeiter, keine Abschiebehelfer!’, waarin zij pleitten voor een humanere aanpak van het asielbeleid (Anand, Borrmann & Das, 2021). Hoewel het uiten van ethische bezwaren hielp om de morele nood te lenigen, leidde dit protest niet tot substantiële beleidsveranderingen. Sommigen bieden emotionele steun, financiële hulp en soms zelfs basisbehoeften geheel buiten de reguliere kanalen om Uit onderzoek naar de rol van sociaal werkers bij deradicalisering blijkt ook gespleten loyaliteit. Vanwege de verantwoordelijkheid voor de veiligheid ervaren sociaal werkers druk om loyaal te blijven aan hun organisatie of hun cliënten, ondanks hun bezwaren tegen het beleid. In Australië bijvoorbeeld blijven sociaal werkers meewerken aan een repressief overheidsprogramma tegen radicalisering, ook al ervaren ze het als stigmatiserend en schadelijk voor moslimgemeenschappen (Latham & Briskman, 2021). Moeilijke keuzes Soms zien we ook sociaal werkers die hun trouw aan de kernwaarden van hun beroep centraal stellen, zelfs wanneer dit betekent dat ze moeten opereren buiten de officiële werktijd of in het geheim. In landen zoals Griekenland en Italië, waar populistisch beleid de toegang tot sociale voorzieningen voor vluchtelingen sterk heeft ingeperkt, voelen sommige sociaal werkers zich gedwongen om in hun eigen tijd en vaak met eigen middelen de leemte op te vullen (Teloni & Mantanika, 2015). Ze bieden emotionele steun, financiële hulp en soms zelfs basisbehoeften zoals voedsel en gezondheidszorg, geheel buiten de reguliere kanalen om. Trouw blijven aan hun vak of cliënten kan hen blootstellen aan risico’s op burn-out Dit soort loyaliteit aan het vak is echter niet zonder risico. Sociaal werkers die deze verantwoordelijkheid op zich nemen, lopen een aanzienlijk risico op emotionele uitputting en burn-out. De constante druk om te moeten compenseren voor een tekortschietende overheid, gecombineerd met de morele plicht om hun cliënten te helpen tegen de stroom in, legt een zware last op hun schouders. Bovendien worden ze vaak gedwongen om in de schaduw van het formele systeem te werken vanwege het risico op repercussies als hun activiteiten aan het licht komen. De combinatie van deze factoren kan leiden tot een situatie waarin sociaal werkers zichzelf overbelasten, waardoor hun eigen welzijn in het gedrang komt. Kortom, sociaal werkers in landen met radicaal rechts beleid staan voor moeilijke keuzes in hoe ze omgaan met de morele nood die ze ervaren. Elke keuze – exit, voice of loyalty – brengt zijn eigen risico’s en uitdagingen met zich mee. Het verlaten van het beroep kan betekenen dat ze hun cliënten in de steek laten; het uitspreken tegen beleid kan leiden tot isolatie of zelfs ontslag; en het trouw blijven aan hun vak of cliënten kan hen blootstellen aan risico’s op burn-out en emotionele uitputting. Tekort aan zeggenschap De gespleten loyaliteit is een symptoom van een breder professioneel tekort binnen het sociaal werk: het tekort aan zeggenschap van sociaal werkers over de condities waaronder zij hun werk doen. Het gevolg daarvan is volgens Hoijtink (2022) dat sociaal werkers zichzelf onterecht de schuld kunnen geven van de morele nood die zij ervaren. Zij denken ongeschikt te zijn voor het vak, terwijl het probleem ligt in beleid dat onverenigbaar is met beroepsidealen en een ‘professioneel tekort’ (Bredewold et al., 2018). Zonder robuuste kennisbasis is het beroep kwetsbaar voor radicale invloeden en populistisch gedachtegoed Dat professioneel tekort is geen gebrek van sociaal werkers zelf, maar een tekort aan zeggenschap over de condities waaronder zij hun werk doen. Dat wordt zichtbaar als we sociaal werk langs de vijf criteria voor professionalisering van Eliot Freidson (2001) leggen. Dan blijkt ook waarom professionalisering van belang is voor de sociaal werker die te maken krijgt met radicaal beleid. Kwetsbaar voor radicale invloeden Het eerste criterium is de aanwezigheid van een exclusieve kennisbasis, die wordt gevormd door academisch onderzoek en onderwijs. In Nederland ontbreekt het in het sociaal werk aan een sterke wetenschappelijke traditie en is er weinig academische vertegenwoordiging. Daardoor is de kennisbasis minder robuust en wordt het beroep kwetsbaar voor radicale invloeden en populistisch gedachtegoed. Het tweede criterium betreft een duidelijk afgebakend werkveld. Voor sociaal werk is dit werkveld in Nederland vaag gedefinieerd, met aanzienlijke overlap met andere beroepen zoals psychologen en verpleegkundigen. Bovendien is het beroep niet gebonden aan een beschermde titel, wat betekent dat de controle over wie de taken uitvoert, beperkt is. Dit gebrek aan afbakening ondermijnt de professionele autonomie en maakt sociaal werkers vatbaar voor invloed van andere disciplines en sturing door beleidsmakers. In Nederland hebben sociaal werkers slechts beperkte invloed op hun eigen arbeidsmarkt Toen de Nederlandse overheid er in 2022 niet in slaagde om asielzoekers menswaardige leefomstandigheden te bieden in Ter Apel, greep Artsen Zonder Grenzen in. Dat had het sociaal werk, met duidelijke afgebakende verantwoordelijkheden, mogelijk eerder en op eigen initiatief kunnen doen. Werkonzekerheid In Nederland hebben sociaal werkers, ten derde, slechts beperkte invloed op hun eigen arbeidsmarkt. Dat leidt tot werkonzekerheid en inkomensfluctuaties. Er is geen strikte licentieprocedure, en kwalificaties en carrièremogelijkheden worden voornamelijk bepaald door externe partijen zoals werkgevers en de overheid. Dit maakt sociaal werkers kwetsbaar voor de grillen van de markt. Bovendien worden sociaal werkers vaak gedwongen om van werkgever te wisselen als gevolg van aanbestedingsrondes. Dit proces zorgt voor onzekerheid onder sociaal werkers. Werkzekerheid is van belang, want sociaal werkers die zekerder zijn van hun baan en carrièremogelijkheden hoeven zich bijvoorbeeld minder af te vragen wat anderen ervan vinden dat zij in de bres springen voor asielzoekers die op straat slapen. Zij kunnen hun professioneel oordeel leidend laten zijn. De inhoud van opleidingen voor sociaal werk wordt sterk beïnvloed door de overheid en Europese regelgeving Het vierde criterium betreft de zeggenschap over de opleiding. In Nederland wordt de inhoud van opleidingen voor sociaal werk sterk beïnvloed door de overheid en Europese regelgeving, waardoor de beroepsgroep weinig zeggenschap heeft over het curriculum. Dit beperkt de mogelijkheid om het onderwijs af te stemmen op de professionele waarden en behoeften van het vakgebied. Een sterk geprofessionaliseerde opleiding zorgt ervoor dat sociaal werkers de ethische competenties ontwikkelen om beleidsverwachtingen kritisch te beoordelen in het licht van hun professionele opdracht, zoals wanneer verwacht zou worden dat zij mensen die niet meer in aanmerking komen voor de bed-bad-broodvoorziening op straat laten slapen. Het is essentieel dat sociaal werkers zeggenschap over hun kernwaarden hebben Tot slot benadrukt Freidson het belang van een gedeelde ideologie binnen een beroep. Hoewel sociaal werk in Nederland op papier sterke kernwaarden heeft, zoals rechtvaardigheid en respect voor diversiteit, hebben we gezien dat de toepassing van deze waarden in de praktijk onder druk staat door bijvoorbeeld prestatie-afspraken of radicaal beleid. Daarom is het essentieel dat sociaal werkers zeggenschap over hun kernwaarden hebben. Anders bestaat het risico dat kernwaarden worden gekaapt door populistische stromingen, waardoor de professionele invulling ervan verloren gaat. Leerstoel Sociaal Werk De uitdagingen waar sociaal werkers mee te maken hebben, zoals gespleten loyaliteit en morele nood, zijn symptomatisch voor een gebrek aan professionele autonomie binnen het vakgebied. De leerstoel Sociaal Werk van de Universiteit voor Humanistiek biedt de mogelijkheid om de ethische dimensies van het sociaal werk verder te onderzoeken en bij te dragen aan een versterking van de autonomie en professionaliteit van de beroepsgroep. Onze ambitie is om samen met onderzoekers, organisaties en opleidingen voort te bouwen op alle belangrijke inspanningen die de afgelopen jaren al op dat vlak zijn verricht. Dit artikel verscheen eerder bij Sociale Vraagstukken. Thomas Kampen is socioloog en als hoogleraar Sociaal Werk werkzaam aan de Universiteit voor Humanistiek. Op 17 oktober 2024 sprak hij zijn oratie uit over morele nood onder sociaal werkers. Dit artikel is eerder verschenen op 11 oktober 2024 in Vakblad Sociaal Werk. Bronnen Anand, J., Borrmann, S., & Das, C. (2021). Resisting the rise of right-wing populism: European social work examples. In C. Noble & G. Ottman (Eds.), The challenges of right-wing populism for social work: A global perspective (pp. 168-182). London: Routledge. Bredewold, F., Duyvendak, J.W., Kampen, T., Tonkens, E. & Verplanke, L. (Red.), De verhuizing van de verzorgingsstaat: Hoe de overheid nabij komt. Amsterdam: Van Gennep. Fazzi, L., & Nothdurfter, U. (2021). The multifaceted challenges of new right-wing populism to social work: The profession’s swansong or the rebirth of activism. In C. Noble & G. Ottman (Eds.), The challenges of right-wing populism for social work: A global perspective (pp. 84-97). London: Routledge Freidson, E. (2001). Professionalism: The Third Logic. Cambridge: Polity Press. Hirschman, A. O. (1970). Exit, voice, and loyalty: Responses to decline in firms, organizations, and states. Cambridge: Harvard University Press Hoijtink, M. (2022). Stil verzet. Over de uitstroom van sociaal werkers. Vakblad Sociaal Werk, 2022(4), 6-10. Zie Uitstroom sociaal werkers: stil verzet, maar oorverdovend hard – Sociale Vraagstukken Latham, S., & Briskman, L. (2021). Social workers partnering with populism. In C. Noble & G. Ottman (Eds.), The challenges of right-wing populism for social work: A global perspective (pp. 183-198). London: Routledge. Teloni, D. D., & Mantanika, R. (2015). ‘This is a cage for migrants’: the rise of racism and the challenges for social work in the Greek context. Critical and Radical Social Work3(2), 189-206. Trappenburg, M., & van Pelt, M. (2024). Exit, loyalty and focus. Dutch social workers’ responses to swing-of-the-pendulum policies. European Journal of Social Work27(4), 855–867. Zacka, B. (2017). When the state meets the street: Public service and moral agency. Harvard university press.

Door: Foto: Thirdman, via Pexels.

Ouwehand geen lijsttrekker Partij voor de Dieren?

Het bestuur van de Partij voor de Dieren heeft besloten Esther Ouwehand niet meer voor te dragen als lijsttrekker, wegens meerdere meldingen van vermeende integriteitsschendingen.

Het bestuur houdt zich op de vlakte om wat voor soort beschuldigingen het gaat (yeah that’s gonna work), maar het moge duidelijk zijn dat de timing niet heel handig is. Of juist wel handig, afhankelijk van wat het doel is.

Zwengel de complotmolen maar aan!

Foto: LaVladina (cc)

Geheim

COLUMN - Met het in ontvangst nemen van je diploma in de gezondheidszorg teken je een onzichtbaar contract: het contract van geheimbewaarder. Patiënten komen naar jou toe met hun vertrouwelijke informatie, en praten daar vrijelijk over. Ze verwachten dat je je taak serieus neemt en je verdiept in de informatie: graag zien ze dat je je ingelezen hebt in hun dossier met wat er de afgelopen tijd gebeurd is. En terecht.

Wat samenvalt met die verwachting is dat je dit geheim houdt. Je verteld aan niemand dat dit deze patiënt was, met die geboortedatum, die daar woont: niets van dat alles.

Natuurlijk vertel ik thuis verhalen over patiënten aan mijn wederhelft, om mijn dag te bespreken, om mijn hoofd leeg te maken. Heel normaal. Alleen vertel ik daar dan geen details bij die de privacy van de patiënt kunnen schaden.

Genoeg binnenpretjes heb ik al gehad over de jaren heen, gniffelen om een grappige naam of combinatie van voornamen en daarmee initialen: het even opkijken als het een (semi) bekende Nederlander is waar je zorg voor mag dragen. Iedereen is mens, ieder heeft een lijf, die soms wat onderhoud nodig heeft. Wij zijn daarin de onpartijdige hulpverlener die dit mag ondersteunen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 11-02-2022

Hoe voorkomen we een nieuwe WODC affaire?

OPINIE - Één op de zes ambtenaren wordt onder druk gezet tot niet-integer handelen. De WODC affaire zou daarom wel eens de kanarie in de kolenmijn kunnen zijn. Het is dus wachten tot een nieuwe affaire zich aandient. In deze gastbijdrage doet Gjalt-Jorn Peters een voorstel hoe een nieuwe affaire kan worden voorkomen.

Onderzoek is een methode om iets te leren. Overheidsbeslissingen en -beleid moeten gebaseerd zijn op feiten, dus overheden en semi-overheden moeten vaak onderzoek doen om verstandig te handelen. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (het WODC) zou zulk onderzoek moeten doen voor de overheid. Echter, in 2014 is onder andere door een moedige klokkenluider de klok geluid over WODC-onderzoeken die niet tot feitenkennis, maar tot mogelijk schadelijke misinformatie leidden doordat er politieke belangen meespeelden. Ironisch genoeg gold hetzelfde voor het onderzoek dat vervolgens is ingesteld. In deze tekst doe ik een voorstel om te voorkomen dat dit in de toekomst weer gebeurt. De hoofdpunten:

  • Gebrek aan transparantie kan leiden tot ineffectief en zelfs schadelijk beleid;
  • Open Science principes zijn praktisch gratis en eenvoudig te implementeren;
  • Open Access, Preregistratie, Open Materialen en Open Data besparen geld en voorkomen beïnvloeding van onderzoek;
  • Als onderzoek door en voor (semi-)overheden altijd volgens Open Science principes plaatsvindt, verbetert dat beleid, bespaart dat geld, en redt het levens.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Hedgen en deugd-als-semantiek

COLUMN - Goed doe je; deugd is een daad. Maar soms lijkt deugd semantiek – geen daad, maar een woordenbrij waarin naar een betekenis en overtuiging wordt gestreefd. Dat levert soms heel pijnlijke situaties op waarin de ondervraagde zich semantisch probeert te ontworstelen aan een verantwoordelijkheid die voortkomt uit diens gedrag. Een prachtig voorbeeld is het korte interview met minister van Nieuwenhuizen die als minster vertrekt om te gaan lobbyen voor energiebedrijven.

Eerst is er de strijd om de hedge waarin de minister met linguistische slagen om de arm een hypothetische situatie schetst waarin sprake zou kunnen zijn (<< dit is dus zo’n hedge) van belangenverstrengeling, om tegelijkertijd een regelcomplex op te tuigen om die verstrengeling te voorkomen. Een iconisch voorbeeld van lege taal – hier wordt een niet-bestaande situatie beschreven waartegen de minster vervolgens daadkrachtig is opgetreden. Een soort omgekeerde stroman, zo u wilt.

Foto: Opgelet, onderstaande tekst kan sporen van ironie bevatten

KRAS | Integriteit

Het moet afgelopen zijn met de corruptie op Sint Maarten, sprak de staatssecretaris stoer, terwijl hij een half jaar na dato aankondigde dat Nederland gaat bijdragen aan de herbouw van het door orkaan Irma getroffen eiland. Integriteit voorop! En daarom sturen we een wegens onduidelijk gedoe met geld in opspraak geraakte politicus om te kijken of onze centen netjes besteed worden.

Bedenk, voordat u direct in homerisch gelach uitbarst, dat onze regering in dit soort zaken niet over één nacht ijs gaat. Ze zouden natuurlijk ook een stijle Grunninger kunnen sturen die van iedere cent een bonnetje wil zien, maar dat gaat niet werken. Als de corruptie op Sint Maarten tot Limburgse proporties wordt teruggebracht is dat ook al mooi.

Foto: Tom Roeleveld (cc)

Integriteit in het parlement: voorstel voor een nieuwe procedure

ANALYSE - Een bijdrage van Prof.Mr. Erik Jurgens.

In De Hofvijver van 29 januari 2018, waarin meerdere interessante bijdragen staan over de toetsing van de integriteit van politici en bestuurders, vraagt Paul Bovend’eert om een procedure binnen de beide Kamers van het Parlement bij vermeende schending van integriteit.

In een artikel in het Tijdschrift voor Constitutioneel Recht, januari 2018, doet hij verslag van zulke regelingen bij enige buitenlandse parlementen.

Ik val hem graag bij, vanuit samen twintig jaar ervaring in elk van beide Kamers. Niet alleen omdat op schending van integriteit sancties moeten staan, maar ook omdat volksvertegenwoordigers zich moeten kunnen weren tegen valse beschuldigingen. Beschuldigingen gaan immers in het huidige media-tumult vaak een eigen leven leiden, tot schade van de betrokkenen, ook al blijken ze onwaar.

De Grondwet waakt terecht krachtig over de onafhankelijkheid van de gekozenen. Van oudsher gold die waakzaamheid met name inbreuk daarop door regeringen. Sinds de parlementaire democratie de norm is geworden heeft het parlement het laatste woord over de regering. Pogingen tot inbreuk op zijn onafhankelijkheid uit die hoek kunnen de Kamers krachtig afweren. De inbreuk komt nu vooral van elders.

De leden “stemmen zonder last”, zo beveelt de Grondwet indringend, in art 67, lid 3. Maar aanvaarden leden wel een last, dan is daarop geen enkele sanctie. Zo spraken sommige fracties af om – bij het raadgevende referendum inzake het Oekraïne-verdrag van de EU – hun stem over de goedkeuring daarvan te laten bepalen door de uitkomst van die volksraadpleging. Daarmee aanvaardden zij dus een last om op een bepaalde wijze hun stem uit te brengen…

Doneer!

Sargasso is een laagdrempelig platform waarop mensen kunnen publiceren, reageren en discussiëren, vanuit de overtuiging dat bloggers en lezers elkaar aanvullen en versterken. Sargasso heeft een progressieve signatuur, maar is niet dogmatisch. We zijn onbeschaamd intellectueel en kosmopolitisch, maar tegelijkertijd hopeloos genuanceerd. Dat betekent dat we de wereld vanuit een bepaald perspectief bezien, maar openstaan voor andere zienswijzen.

In de rijke historie van Sargasso – een van de oudste blogs van Nederland – vind je onder meer de introductie van het liveblog in Nederland, het munten van de term reaguurder, het op de kaart zetten van datajournalistiek, de strijd voor meer transparantie in het openbaar bestuur (getuige de vele Wob-procedures die Sargasso gevoerd heeft) en de jaarlijkse uitreiking van de Gouden Hockeystick voor de klimaatontkenner van het jaar.

Verband tussen ‘waarden’ van banken en hun betrokkenheid bij schandalen

Er bestaat geen letterlijk verband tussen de ‘waarden’ waaraan banken zeggen te hechten en wat ze daadwerkelijk doen. Maar de manier waarop ze hun waarden formuleren zegt wel degelijk iets over hun gedrag, toont een nauwgezette academische studie aan.

“Integrity” appeared to be the most common value among the 25 banks, followed by “customer focus.” Nonetheless, over the past 6 years, 15 out of the 25 studied banks were involved in one or more scandals. Scandals can be systematic or caused by rogue employees, and benefitting the firm or their customers—in the latter case, providing an interesting interpretation of the customer focus value. Additionally, we found that courage or its synonyms were barely mentioned among banks’ corporate values, potentially providing an additional explanation for the fast size of the financial crisis. Finally, we found that banks that had inclusive social principles such as respect, solidarity, and equality did not face large-scale scandals.

Foto: Opgelet, onderstaande tekst kan sporen van ironie bevatten

KRAS | Contextualiseren

Juristen hebben doorgaans geen antenne voor integriteit. Tijdens hun opleiding wordt er immers ingeramd dat de wet de scheidslijn is tussen betamelijk en onbetamelijk. Hun vak is duwen en trekken aan die scheidslijn. De rest is irrelevant. Wanneer je integriteit condificeert in regels komen ze er nog wel uit, maar anders dolen ze in het duister. Wat de fok, dat mag niet? – waar stáát dat dan?

Enfin, er is dus weer eens een integriteitsdingetje op het Ministerie van Justitie (en Veiligheid, maar dat is iets totaal anders). Beetje druk op een onderzoeker gezet om bruikbare resultaten uit een rapportje te kunnen halen. Gewoon, wat contextualiseren. Politici van de tutter. Ministerie schiet in standje verbaasd. Ik geloof in de oprechtheid daarvan. Integriteit? Echt – geen flauw idee.

Foto: Guy Renard (cc)

Corruptie en agenten met migratie-achtergrond

ANALYSE - In onderzoek van het WODC naar corruptie binnen vier rechtshandhavingsorganisaties (politie, douane, marechaussee, FIOD) is naar voren gekomen dat ambtenaren met een migratie-achtergrond vaker dan hun autochtone collega’s betrokken zijn bij ernstige integriteitsschendingen in relatie tot georganiseerde misdaad. Het gaat vooral om politieagenten. Terwijl 7 procent van de agenten een migratie-achtergrond heeft, heeft 40 procent van de bij corruptiezaken betrokken agenten die achtergrond.

Dat er in 2012-2016 256 signalen van corruptie en 80 ernstige zaken waren, en dat dat mede komt door de reorganisatie, is op zich al groot nieuws. De media leggen in hun berichtgeving de nadruk op de oververtegenwoordiging van ‘allochtone’ agenten. Ik bespreek hier enkele kanttekeningen bij de verklaring die hiervoor door de onderzoekers wordt gegeven.

Waarom die oververtegenwoordiging?

De onderzoekers schrijven in het rapport (p.62-64) dat het mogelijk is dat hun oververtegenwoordiging het gevolg is van “overmatige aandacht binnen de diensten die belast zijn met onderzoek naar integriteitsschendingen voor gevallen waarbij functionarissen met een migratie-achtergrond zijn betrokken.” Dit noemen ze selection bias.

Hoewel het niet volledig kan worden uitgesloten, denken de onderzoekers echter dat “we hier niet te maken hebben met een selection bias.” Zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve data zouden hiertoe voldoende aanwijzingen geven.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Volgende