Die Indo-Europeanen waarover je vroeger zoveel hoorde, bestaan die eigenlijk nog wel? Niet volgens een dik boek van de archeoloog Jean-Paul Demoule dat de afgelopen weken furore maakte in Frankrijk.
Het leek mij altijd de grootste ontdekking van de taalwetenschap van de afgelopen eeuwen: dat de meeste talen uit Europa en Azië familie zijn van elkaar, en uiteindelijk afstammen van dezelfde taal, het Indo-Europees, die misschien in de Caucasus gesproken werd, of in het zuiden van Turkije. Vandaaruit zijn ze ooit, duizenden jaren geleden allerlei richtingen op getrokken en hebben de grondslag gelegd voor het Hindi, het Nederlands, het Bulgaars, het Galicisch en allerlei andere talen.
Maar waar zijn die Indo-Europeanen dan gebleven? vraagt Demoule. Er zijn geen archeologische bewijzen voor een verovering door een volk van zulke grote delen van Europa. Nergens is een spoor te vinden van de Het is onduidelijk waar ze eigenlijk vandaan zouden zijn gekomen: daar zijn allemaal theorieën over (Scandinavië, de Caucasus, Zuid-Turkije) maar die zijn geen van allen erg aannemelijk. We hebben als enige bewijs van hun bestaan het feit dat de Indo-Europese talen zoveel op elkaar lijken. En dat zou ook op een andere manier verklaard kunnen worden.