Goud, de nieuwe bubbel
Nog nooit kostte goud zoveel: 1900 dollar per ounce. De 2000 is binnen bereik. Beleggers vluchten in het edele metaal uit angst voor dalende aandelenkoersen. Het is een irrationele vlucht. Wie nu op verdere stijging van de goudprijs speculeert en op het goede moment weer verkoopt, kan daar geld mee verdienen, maar uiteindelijk is goud een bubbel die alleen maar kan knappen.
De prijs van goud is nu bijna vertienvoudigd ten opzichte van tien jaar geleden. Dat komt in eerste instantie door een toenemende vraag, veroorzaakt door inkopen van centrale banken en consumenten in India en China, die meer geld hebben voor juwelen. Die groeiende vraag kun je stabiel noemen. Een prijs die extreem opgedreven wordt door dalende aandelenkoersen, is speculatief. Immers, zodra de economie aantrekt, worden aandelen weer aantrekkelijker en volgt een correctie op de goudprijs.
In de tussentijd hebben beleggers niets aan goud. Het keert geen dividend uit. Het kan niet overgenomen worden door een hedge fonds of andere grote partij, om na herstructurering weer aan waarde te winnen. Simpel gezegd: goud speelt een marginale rol in de reële economie, waar mensen bereid zijn hard te werken om iets te bereiken. Het is natuurlijk wel prestigieuzer om te hebben dan een gehalveerde aandelenportefeuille, maar wie nu in goud belegt, moet zich afvragen of dat prestige opweegt tegen de financiële risico’s.