Tijdens de tweede pyrreneeënrit gebeurde er iets unieks in de wielerwereld. Iets ongeziens, en iets dat we nooit meer zullen terugzien. Er was een aanval van Cadel Evans. Commentatoren verbaasd, wielervolgers verbaasd. Evans valt aan? Dat hebben we nog nooit gezien. En dat op de eerste klim van de dag! Op de top is het nog ruim 150 kilometer te gaan! Merckxiaans? Of chasse patate?
Cadel Evans heeft de bijnaam Mr. Hubba Bubba gekregen. Dat zit zo: hij plakt aan het wiel, als een roze kauwgumpje onder een voetzool. Hij neemt nooit initiatief en volgt alleen maar. Hij heeft deze manier van koersen tot kunst verheven. Al jaren rijdt hij op deze manier, die hij misschien ‘economisch’, ‘zuinig’ of ‘effectief’ zal noemen, maar in werkelijkheid spuuglelijk is, fraaie ereplekken bij elkaar.
Was het Cadel Evans misschien opgevallen, dat hij ondanks zijn fraaie ereplaatsen geen enkele aansprekende overwinning bij elkaar gerekend had (nou vooruit, eentje misschien: Romandië 2006)? Een etappetje misschien, hier en daar, als de enige drie meter die hij op kop reed, per ongeluk de laatste drie waren. Maar een werkelijk verdiende overwinning, die hem door iedereen werd gegund omdat hij ervoor gereden had? Als een leeuw gevochten en de woedende meute achtervolgers had weerstaan? Nope. Zou hij zich hebben gerealiseerd dat hij de geschiedenis boeken in zou gaan als die man die even vaak won als hij aanviel, de anticoureur Evans?
De werkelijkheid is anders. Het enige historische aan de aanval van Evans, was de mate van onvermogen die eruit sprak. Als coureur, en als mens. Want natuurlijk werd het een chasse patate.