Weg met gelijkheid?
Tot mijn stomme verbazing hoorde ik Ehsan Jami gisteren ineens babbelen over een Nederlanderschap met proeftijd. We weten natuurlijk al dat domrechts niets op heeft met de rechtsgelijkheid die in de Grondwet is verankerd; de domrechtse gedachte is gebaseerd op het idee dat sommige mensen nu eenmaal minderwaardig zijn.
Het paspoort gereduceerd tot bewijsje van goed gedrag – u kent dat wel, zo’n A4′tje van de gemeente waarop staat vermeld dat niets gebleken is van enig strafbaar gedrag in de gemeentelijke basisadministratie. Maar zo zegt de regering het niet: ”Het Nederlanderschap is een bekroning op participatie en integratie in de maatschappij”, ronkte Donner in maart al. Volslagen nonsens natuurlijk, want mijn Nederlanderschap is mij bij geboorte cadeau gedaan en is vrijwel onmogelijk af te pakken.
Hoe anders is het met hun Nederlanderschap, als het aan de regering ligt. Zij, de anderen, de buitenlanders, moeten maar bewijzen dat ze de geschikt zijn, en denk maar niet dat ze na het doorstaan van de proeftijd volwaardige Nederlanders zullen blijken te zijn. Dat past niet in het domrechtse gedachtengoed dat bestaat uit nietszeggende brokjes statistiek die op een vrije zaterdagmiddag met een Pritt Stift aan elkaar zijn gehuisvlijt.
Het is toch zo simpel. Als de Nederlander Nguyen (om nu maar eens een andere naam te kiezen) en ik allebei een bank beroven, allebei tienduizend euro buitmaken en allebei een bankbediende een klap geven met de kolf van onze illegale shotgun, dan verdienen Nguyen en ik allebei dezelfde straf. Dat heet rechtsgelijkheid en staat niet alleen in artikel 1 van de Grondwet maar ook in artikel 7 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Er staat niet dat iedereen voorwaardelijk gelijk is voor de wet en er staat al helemaal niet dat de Nguyens van deze wereld extra straf verdienen omdat ze niet als Nederlander zijn geboren. Dat staat er niet omdat het artikel dergelijke toestanden nu juist wil voorkomen.