In zijn nieuwe boek ‘Een tijd voor Empathie’ betoogt bioloog Frans de Waal dat op het niveau van het organisme, emoties als empathie een veel belangrijkere rol spelen dan werd aangenomen.
Dat dieren het vermogen hebben om zich in te leven in de gevoelens van anderen, en misschien zelfs in staat zijn tot het geven en ontvangen van liefde, is een stelling die al een flinke poos op veel weerstand stuit. In de ontwikkelingspsychologie ging men er tot diep in de jaren 60 nog van uit dat zelfs mensen in hun primaire levensfase tot op het bot ongesocialiseerd en zelfzuchtig zijn. En op het niveau van het individu zijn organismen dat altijd, zo is het axioma. Richard Dawkins schreef er zelfs een belangwekkend boek over: ‘Onze zelfzuchtige genen.’
De Waal durft dus af te wijken van een min of meer vaststaand denkbeeld. In een interview met de Volkskrant dat vandaag te lezen valt in het katern Kennis zegt hij: ‘We zijn allemaal opgegroeid met het idee dat de natuur een bloedig slachtveld is, waar concurrentie de crux is. Daar passen medeleven, troosten, genegenheid, solidariteit en vriendschap nu eenmaal niet zo makkelijk in.’
Waarom is het voor veel mensen zo moeilijk te geloven dat hun gevoelens ten aanzien van Fido of Tijger wel eens zouden kunnen worden beantwoord? Of beter nog, waarom is het zo moeilijk om te geloven dat dieren niet alleen maar agressieve concurrenten van elkaar zijn, verwikkeld in een eeuwige strijd waarbij alle middelen zijn geoorloofd om te overleven? Want met de ‘dierlijke’ emoties als agressie hebben geen moeite. Waarom zou empathie dan zijn voorbehouden aan mensen?