Deze week werd bekend dat 2024 te boek staat als een van de warmste jaren sinds de metingen zijn begonnen. Ook maakte het World Weather Attribution (WWA) project bekend dat grote schade door klimaatverandering geen dreiging is, maar al dagelijkse realiteit bij de huidige 1,3 graad opwarming. Tijd dus om vaart te zetten achter duurzame energie, want verbranden van fossiele energie is een van de belangrijkste oorzaken van klimaatverandering. Sinds het ondertekenen van het nationale klimaatakkoord heeft de landelijke overheid zich in Brussel hard gemaakt voor ambitieuzere doelstellingen voor 2030. Deze hogere doelstelling (55% in 2030) is ook vastgelegd in de de landelijk Klimaatwet. Dat komt mooi uit, want het Klimaatakkoord bevatte al een optie om de doelstelling op te hogen van 49% CO2-reductie naar 55% CO2-reductie. In het hoofdstuk over elektriciteit zijn hier ook cijfers voor opgenomen:
Bron (in TWh)
49% basispakket
55,00%
Wind op zee
49
Hernieuwbaar op land (> 15 kW)
35
Overige hernieuwbare opties (incl. CO2 vrij regelbaar vermogen)
pm
127
Klein zon
7
Totaal
91
127
De getallen in bovenstaande tabel zijn 7 TWh (Terawattuur) hoger dan in het hoofdstuk uit het klimaatakkoord, omdat ik er voor gekozen heb ook kleine zonnestroominstallaties mee te rekenen in de totale opgave. Het goede nieuws is dat het doel voor kleine zonnestroominstallaties (7 TWh) in beeld is, zodat ook kleine zonnestroominstallaties mee gaan tellen voor het behalen van de RES-biedingen.
Voorgeschiedenis
Bij het klimaatakkoord werd afgesproken dat gemeenten, waterschappen en provincies zich zouden organiseren in regionale energiestrategieën (RES'en). Nederland werd daarmee opgedeeld in 30 RES'en, sommige zo groot als één gemeente, andere bestaande uit 15 tot 20 gemeenten. De logica van de indeling? Da's voer voor promotieonderzoek. In 2020 bleken de losse RES'en bij elkaar opgeteld ambitieuzer dan het minimum bod van tenminste 35 TWh. Uiteindelijk hebben de RES'en gezamenlijk 55 TWh hernieuwbare elektriciteit op te wekken. Deze biedingen zijn vastgesteld door bijna alle gemeenteraden, provinciale staten en algemene besturen van waterschappen. Al in 2019 en 2020 berichtte Sargasso dat het doel om tenminste 35 TWh hernieuwbare elektriciteit op land op te wekken in beeld was. Da's geen reden om achterover te leunen, want inmiddels heeft het kabinet de ambitie opgehoogd naar 55% CO2-reductie in 2030, terwijl voormalig minister Jetten de Kamer informeerde dat in 2024 besluitvorming over wind op zee plaats moest vinden om de doelstelling voor 2030 en 2035 te kunnen halen. Het Kabinet heeft dat besluit niet genomen, waarmee de druk om lokale elektriciteitsproductie te realiseren groeit.
Stand van zaken duurzame elektriciteit
Het goede nieuws is dat de productie van duurzame elektriciteit in Nederland nog steeds in de lift zit, dat blijkt uit de Klimaat en Energieverkenning 2024 van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Het slechte nieuws is dat volgens het PBL de pijplijn aan nieuwe projecten ook in 2024 verder is opgedroogd. Oftewel projecten waar al aan gewerkt wordt worden langzaam maar zeker gerealiseerd, maar het aantal nieuwe projecten is gering. Zo gering dat verschillende internationale projectontwikkelaars zich inmiddels terugtrekken van de Nederlandse markt, op zoek naar meer veelbelovende markten.
2030
Monitor RES
Bron (in TWh)
K.A. 55%
RES 1.0
KEV 2024
NPE
2023
2024
Wind op zee
65
65
48
95
48
48
Hernieuwbaar op land (> 15 kW)
55
55
46
67
39
41
Klein zon
7
7
12
11
Kernenergie
4
4
4
4
4
4
Totaal
131
131
98
166
103
104
Het opdrogen van de pijplijn aan nieuwe projecten betekent ook dat het lastiger gaat worden om de streefcijfers voor 2035 uit het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) te gaan halen. Het gat tussen streefcijfers uit het NPE en de cijfers uit de Klimaat en Energieverkenning en Monitor RES 2024 is voor 2030 al groot, voor 2035 loopt dit alleen maar verder op. Dat is slecht nieuws voor huishoudens, bedrijfsleven en industrie, die zitten te springen om betaalbare elektriciteit. Een kleiner aanbod zal namelijk een hogere prijs betekenen.
2035
2050
Bron (in TWh)
KEV
NPE
NPE
Wind op zee
91
158
315
Hernieuwbaar op land (> 15 kW)
58
99
185
Klein zon
Kernenergie
0
16
56
Totaal
149
273
556
Een grote blokkade voor hernieuwbare elektriciteit op land zijn zorgen over de (vermeende) impact op menselijke gezondheid. Aanvankelijk ging dat vooral om geluid en trillingen van windturbines, inmiddels ook om Bisfenol A en pfas emissies. En begrijp me goed, ik ben groot voorstander van het serieus nemen van de gezondheid en hinderbeleving van omwonenden (ik heb bij een van mijn werkgevers succesvol geadviseerd een lokale geluidsnorm voor warmtepompen en airco's op te nemen, zodat ook bestaande installaties aan de geluidsnormen moesten voldoen). Tegelijkertijd blijkt er uit RIVM meta-analyse van de beschikbare studies niet dat er sprake is van gezondheidsschade. Provincie Flevoland heeft onderzoek gedaan naar fijnstof, microplastics en bisfenol A in het oppervlaktewater en de bodem rond windmolens. Conclusie van dit onderzoek is dat het volgens Gedeputeerde Staten niet aan te tonen is dat windmolens de bron zijn van deze stoffen. De provincie heeft eind 2023 onderzoek laten doen door ingenieursbureau RoyalHaskoningDHV. Daaruit is gebleken dat de hoeveelheden bisfenol A die vrijkomen van windmolens bijna niet te meten zijn. De hoeveelheden zijn zelfs marginaal vergeleken met wat er vrijkomt door het verkeer, de industrie en de landbouw. Ook verspreidt BPA zich over een groot gebied en is er van een concentratie rond windmolens geen sprake. Ik bemoei me zelf al 15 jaar met het bisfenol A dossier, o.a. door bij de geboorte van mijn kinderen te kiezen voor BPA vrije flessen. Gelet op de zorgen bij Forum voor Democratie ben ik benieuwd naar de vervolgvragen over vervuiling van verkeer, industrie en landbouw.
Duurzame elektriciteit projecten hebben ook te maken met van een stapeling van ambities: natuurinclusief, lokaal eigendom, 'draagvlak' (hoorde je bij de nieuwe kolencentrales en gascentrales begin deze eeuw geen politicus over...), landschappelijke inpassing etc. Terwijl de subsidie vanuit het Rijk tot en met 2024 vooral gericht was op kilowattknallen: wie het meeste kilowatturen hernieuwbare elektriciteit weet te produceren tegen de laagste prijs krijgt de subsidie toegewezen. Pas vanaf 2025 komt er ruimte in de subsidieregeling om kwaliteitsaspecten mee te wegen en te waarderen in de vorm van een hogere subsidie.
Stand van zaken per RES
Onderstaande tabel laat de ontwikkelingen per RES zien. Waarbij goed te zien is dat er grote verschillen zijn in de resultaten per RES. Dat hangt echter ook samen met hoe ambitieus het RES-bod was ten opzichte van wat er daadwerkelijk gerealiseerd was in 2018. Over het algemeen doen RES'en waar in 2018 al een aanzienlijke hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit werd geproduceerd het beter, dan RES'en die in RES 1.0 een hoge ambitie hebben neergelegd zonder dat er al productie plaatsvond. Waarbij Friesland en Groningen de uitzonderingen zijn die de regel bevestigen.
RES-regio
Bod RES 1.0
2018
2021
2023
2024
%
Achterhoek
1.350
30
162
375
412
31%
Alblasserwaard
320
10
42
72
26
8%
Amersfoort
500
20
55
0
107
21%
Arnhem/Nijmegen
1.620
30
178
229
700
43%
Drechtsteden
370
20
41
313
209
56%
Drenthe
3.499
10
560
91
1.838
53%
Flevoland
5.810
80
581
1.909
5.628
97%
Foodvalley
750
90
368
4.812
269
36%
Friesland
3.000
30
450
158
2.515
84%
Fruitdelta Rivierenland
1.200
100
336
2.325
439
37%
Goeree-Overflakkee
853
20
281
427
934
109%
Groningen
5.700
110
1.881
908
4.093
72%
Hart van Brabant
1.000
40
340
441
494
49%
Hoeksche Waard
386
0
85
325
343
89%
Holland Rijnland
1.140
30
638
353
212
19%
Metropoolregio Eindhoven
2.000
80
260
142
641
32%
Midden-Holland
435
10
87
486
36
8%
Noord- en Midden-Limburg
1.200
70
252
88
959
80%
Noord-Holland Noord
3.600
80
900
247
2.048
57%
Noord-Holland Zuid
2.700
80
1.377
2.472
800
30%
Noord-Veluwe
530
10
95
1.030
51
10%
Noordoost-Brabant
1.600
70
144
114
561
35%
Rotterdam/Den Haag
2.800
30
476
378
1.835
66%
Stedendriehoek
1.070
70
321
1.562
387
36%
Twente
1.500
50
270
370
534
36%
U16
1.800
50
270
369
473
26%
West-Brabant
2.200
80
682
1.261
1.671
76%
West-Overijssel
1.826
50
402
526
797
44%
Zeeland
3.055
80
1.680
2.286
2.453
80%
Zuid-Limburg
1.330
20
93
142
221
17%
Totaal
55.144
1.450
13.307
28.180
31.686
57%
Kernenergie
Wie goed op heeft gelet heeft gezien dat kernenergie in het NPE een behoorlijke rol speelt. De productie moet groeien van 4 TWh nu naar ruim 56 TWh in 2050. De eerste nieuwe kerncentrales zouden rond 2035 online moeten komen, maar lopen tegen vertragingen op, doordat er nog te veel onzekerheden zijn over de mogelijke locaties. Die zullen dus eerder rond 2040 operationeel worden. Als dat niet nog later wordt, wat gezien de ervaringen met kernenergie in de EU, VS en China niet onverwacht zou zijn. Want ook China, vaak aangehaald als voorbeeld van een land met een succesvolle nucleaire strategie, loopt achter bij het halen van zijn doelstellingen voor kernenergie: 58 GW in 2020, 70 GW in 2025 en 120 tot 130 GW in 2030. Met de kerncentrales in voorbereiding komt China uit op 88 GW in 2030. Eind 2024 heeft China volgens de World Nuclear Association 56,9 GW geïnstalleerd vermogen. Wat betekent dat China minstens 5 jaar achterloopt bij het behalen van z'n doelen voor kernenergie.
Voor de voorstanders van kleine modulaire kerncentrales (SMR's) is er ook minder goed nieuws. Nadat het eerste project van Nuscale werd afgeblazen, omdat de investeringskosten opgelopen waren naar $20.000 per kilowatt, wordt inmiddels ook duidelijk dat de bouwkosten van de BWRX-300 van GE-Hitachi een factor drie hoger ligt dan de oorspronkelijk begroot $2.250 per kilowattuur. Het goede nieuws voor GE-Hitachi is dat Ontario vooralsnog wel doorzet om de de SMR te realiseren. Het slechte nieuws is dat andere potentiële kopers voorlopig de kat uit de boom lijken te kijken om te zien of GE-Hitachi de kostprijs omlaag weet te krijgen.