Recensie | Symfonie van honger, dood en hoop
RECENSIE - Drie in één. Dat zie je tegenwoordig wel vaker bij nieuwe boeken. Door verschillende (deel)onderwerpen met elkaar te vermengen, wordt het potentiële lezerspubliek aanzienlijk vergroot. En daar zijn uitgevers vanzelfsprekend blij mee.
Symfonie van honger, dood en hoop. Leningrad 1941 – 1943 van de Britse historicus en journalist Brian Moynahan is ook zo’n boek dat drie verhaallijnen bij elkaar brengt. Te weten: de zevende symfonie van Dimitri Sjostakovitsj die door de componist werd opgedragen aan zijn thuisstad, het belegerde Leningrad; de sovjetterreur die zowel voorafgaand aan, als tijdens de Tweede Wereldoorlog de stad in zijn greep hield; en, tenslotte, het beleg, vanaf najaar 1941, van Leningrad door de Duitse Wehrmacht.
De jaren dertig waren geen gelukkige tijd voor de sovjetburger. Ook niet in Leningrad waar de moord in 1934 op de (te?) populaire partijfunctionaris Sergej Kirov de aanzet vormde voor een stevige dosis van Stalins beruchte zuiveringen.
Echt gezuiverd werd er natuurlijk niet. Het waren eerder decimeringen: de NKVD, de toenmalige incarnatie van de Russische staatsveiligheidsdienst, kreeg eenvoudigweg quota opgelegd: voor een bepaalde datum dienden zus of zoveel duizend mensen gearresteerd te worden ‘om doodgeschoten te worden’.
In arren moede arresteerde de NKVD dan bijvoorbeeld een ober die gruyèrekaas met te grote gaten serveerde wegens ‘sabotage’. En op sabotage stond uiteraard de doodstraf.