COLUMN - Uw columnist ervoer een cultuurschok in China.
Wat begon als grap was al gauw realiteit, voor ik het wist zat ik met twee vrienden in een vliegtuig naar China, het land dat ik eigenlijk alleen kende omdat het vroeger op de buiken van mijn plastic dinosauriërs stond. Een dag later stond ik op Peking West, Een broeierig, lawaaiig en druk station. Vijf uur later verliet ik het gebouw weer. Een hoop illusies armer, uitgeput, maar wat nog veel erger was, het was niet eens gelukt om treinkaartjes te kopen.
Het was het eerste wapenfeit van het land China, met een ware cultuurshock als gevolg. Ik was al gewaarschuwd dat de eerste dagen over me heen zouden walsen als een bulldozer, maar begreep pas wat daarmee bedoeld werd toen het daadwerkelijk gebeurd was. De dynamiek van de Chinese steden is reusachtig, de tijd gaat daar twee keer zo snel. Toen ik aankwam in m’n hotel werd de weg ernaartoe opengebroken, toen ik de volgende ochtend wakker werd lag er al een nieuwe. Wat dat betreft is Nederland in vergelijking met China net een museum.
Toch, als alles op zo’n tempo gaat, lijkt het voor de gemiddelde Chinees erg moeilijk de kop erbij te houden. Ze racen op de automatische piloot door het dagelijks leven en gunnen zichzelf nauwelijks de tijd om ook maar eventjes na te denken waar ze nou eigenlijk mee bezig zijn. Er wordt op straat gespuugd en geplast, geschreeuwd in restaurants en eindeloos op de claxon gehangen in chaotisch verkeer. Het was smerig, storend en een grote herrie, maar toch had ik veel moeite het de Chinees kwalijk te nemen.