‘De afschaffing van werk’

LONGREAD/ESSAY A slave, Marcus Cato said, should be working when he is not sleeping. It does not matter whether his work is needed or not, he must work, because work in itself is good — for slaves, at least. This sentiment still survives, and it has piled up mountains of useless drudgery. — wéér die George Orwell Geloof het of niet, maar sommige mensen denken nog steeds dat het slecht voor onze welvaart zou zijn als we minder gaan werken. In de discussie over het basisinkomen hoor je mensen bijvoorbeeld wel eens de zorg uiten over de mogelijkheid dat, als mensen voor hun bestaan niet meer afhankelijk zijn van een baan, ze dan minder of helemaal niet meer gaan werken ... dat daardoor de productie niet op het huidige niveau blijft, en dat dáárdoor ons welvaartsniveau zal kelderen. Misschien is die zorg begrijpelijk, maar wat deze meestal over het hoofd ziet is dat lang niet al het werk dat nu wordt gedaan nodig of nuttig is. Niet alle productie levert welvaart op. No one should ever work. Neem telemarketeers als voorbeeld. Die produceren telemarketing. Is telemarketing een rijkdom, een aanwinst voor de samenleving als geheel? Stel dat alle telemarketeers van Nederland vandaag nog hun callcenters uit wandelen, een uitkering ter hoogte van hun loon aanvragen - en krijgen - en gewoon helemaal niks meer gaan doen. Daar worden we als samenleving vermoedelijk niet armer van. Niemand zal zeggen: "Ik zit heerlijk rustig en ongestoord van mijn eten te genieten, wat een armoe!" Ook de bedrijven die nu gebruikmaken van telemarketing zouden er waarschijnlijk niet echt rouwig om zijn. De meeste daarvan maken immers alleen maar gebruik van telemarketing omdat ze gevangen zitten in een marketingwedloop met hun concurrenten. Als een bedrijf het niet doet, en zijn concurrenten doen dit wel wel, dan verliest het daardoor marktaandeel ten opzichte van die concurrenten. Maar als geen enkel bedrijf het doet, dan is speelveld wat dat betreft gelijk, of eigenlijk gesloten, en kunnen de bedrijven concurreren op andere vlakken ... prijs en kwaliteit bijvoorbeeld. Wat dus weer goed is voor de samenleving als geheel, die nu voortaan niet alleen ongestoord van haar eten kan genieten, maar ook betere producten voor lagere prijzen krijgt – niet in de laatste plaats omdat ze de rekening voor die dure telemarketing niet langer op haar bordje krijgt. Dus als alle telemarketeers vandaag zouden stoppen met werken, en in plaats daarvan met een uitkering op zak gaan liggen lummelen op de bank, wordt iedereen daar dus rijker van: de voormalige telemarketeers, die liever niksen; de bedrijven die ze voordien inhuurden, die niet meer hoeven te concurreren op dat volkomen overbodige en dure speelvlak; en de rest van de samenleving, die voortaan betere producten voor scherpere prijzen krijgt – en daarbij nog ongestoord kan eten ook. Zo betalen die uitkeringen zichzelf dus feitelijk terug, met nog een beetje extra. ________ En dit is nog buiten het feit gerekend dat telemarketeers over het algemeen ook mensen zijn, die zich vaak veel nuttiger maken wanneer ze de mogelijkheid krijgen om hun roeping te volgen, en dus dat we in het geval van een basisinkomen tenminste een deel ervan zullen terugzien in een nieuw leven als vrijwilliger, ondernemer of omgeschoolde werkkracht die zich wel nuttig maakt, waar de samenleving dus nóg weer rijker van wordt ... ¯¯¯¯¯¯¯¯ That doesn’t mean we have to stop doing things. Natuurlijk is daarmee de zorg nog niet helemaal weggenomen, want nu eenmaal niet iedereen is telemarketeer. Sommige mensen doen werk dat gedaan moet worden om ons leven leefbaar en prettig te houden, en als mensen dat werk niet meer willen doen, dan worden we daar inderdaad armer van. Echter, dit geldt waarschijnlijk voor een stuk minder werk dan de meeste mensen zullen gokken. Zoals gezegd, er zijn nog steeds mensen die denken dat vrijwel alle werk goed is, omwille van zichzelf eigenlijk al. Terwijl een hoop werk welbeschouwd niet zoveel verschilt van dat van de telemarketeer: hooguit goed voor het boekhoudkundige BBP, maar in werkelijkheid worden we er alleen maar armer van. We zouden er eens wat vaker – buiten de misleidende boekhouding om – stil mogen staan bij de vraag hoe nuttig bepaalde beroepen, bedrijven of zelfs hele bedrijfstakken eigenlijk zijn. Zeker ten aanzien van de discussie over een basisinkomen kan dat geen kwaad. Door ons af te vragen welk werk eigenlijk best gestaakt kan worden, zonder dat we er armer van worden, krijgen we namelijk een beter zicht op hoe wenselijk of onwenselijk een eventuele invoering van een basisinkomen echt is. Een paar vragen die we onszelf zouden kunnen stellen zijn bijvoorbeeld: geldt wat voor de telemarketeer geldt niet voor marketing als geheel? Zou het niet voor iedereen beter zijn als we reclamejongens met vervroegd pensioen sturen producten zichzelf voortaan weer laten verkopen? En wat produceert een vastgoedhandelaar of -speculant eigenlijk precies in ruil voor de enorme sommen geld die hij aan de samenleving onttrekt? Zouden we ze missen, als samenleving, wanneer hun kantoren voortaan gesloten blijven? In hoeverre geldt dit voor handelaren in het algemeen? Valt hun makelaarsfunctie niet op te vangen zonder zoveel geld aan de samenleving te onttrekken? De winsten van banken zijn vanaf de jaren zeventig geëxplodeerd, terwijl hun rol als smeerolie voor de economie er niet veel groter op is geworden; zijn werkelijk al die dure bankiers en beurshandelaren wel nodig? Ook van de bedrijven die wel echt iets tastbaars produceren kunnen we ons afvragen hoe nuttig ze zijn. De hele cosmetische industrie bijvoorbeeld, produceren die niet gewoon oplossingen voor lichamelijke onzekerheden die hun marketingafdeling ons eerst heeft aangepraat? Chips- en frisdrankfabrieken, als die hun deuren zouden moeten sluiten omdat ze geen betaalbare productiemedewerkers meer kunnen vinden, zou dat echt erg zijn? Dat wil zeggen, zou het erg zijn als chips en frisdrank voortaan niet meer op grote schaal in fabrieken door loonslaven, maar op kleine schaal door ambachtelijk ingestelde ondernemers geproduceerd zouden worden? Het zou waarschijnlijk wat duurder worden, maar daardoor onze zorgkosten vermoedelijk weer goedkoper. Op deze vragen zijn natuurlijk moeilijk eenduidige, laat staan -voudige, antwoorden te geven. Toch zullen we erover moeten nadenken als we de gevolgen en wenselijkheid van een basisinkomen goed willen inschatten. Waarbij we vooral de kernvraag dus niet moeten vergeten: hoeveel van het werk dat nu wordt gedaan kunnen we missen, al dan niet als kiespijn? De Amerikaanse anarchist Bob Black heeft in een klassiek geworden essay The Abolition of Work zijn antwoord op die vraag gegeven: we kunnen ál het werk missen ... Weinig mensen zullen hem in die conclusie steunen, maar voor veel mensen - zeker in het licht van de discussie over een basisinkomen - is het kennisnemen ervan in elk geval een nuttige rek- en strekoefening voor de denkkaders. (6723 woorden ... )

Door: Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.