De militaire machtsbalans rond de Perzische Golf verschuift, redeneert Michael Knights voor het Washington Institute for Near East Policy. Drie factoren spelen hierin een rol: een effectieve besteding van defensiegelden; een hoge mate van investering in nieuwe technieken en nieuwe technologieën; en het wegvallen van Irak als waarschijnlijkste vijand. Voorheen legden de noordelijke Golfstaten, Saoedi-Arabië, Koeweit en Bahrein, zich toe op infanterie, artillerie en anti- tank helikopters omdat zij een aanval van Saddam Hoessein verwachten.
Tegenwoordig is Iran gevaarlijker. Hierdoor liggen meer staten in de vuurlinie – met name de Verenigde Arabische Emiraten, Oman en Qatar – en hebben de krijgsmachten van deze landen meer aandacht gekregen voor verdedigingswerken tegen aanvallen vanuit zee en vanuit de lucht.
De Iraanse militaire strategie lijkt sinds de jaren tachtig weinig te zijn veranderd dus moeten de Golfstaten zich op twee fronten tegen het land beschermen. Ten eerste: op zee. Aangezien Iran in 1986 en in 1987 tal van olieplatformen van Saoedi-Arabië en de V.A.E. onder vuur nam en het eind jaren negentig sporadisch de wateren van Qatar schond moet in het geval van oorlog een slag op zee worden verwacht.
De V.A.E. zijn druk bezig hun marine uit te breiden en aangenomen mag worden dat zij binnen enkele jaren over de krachtigste in de regio zal beschikken. Zes Baynunah klasse korvetten van Franse makelij zullen de ruggengraat van de vloot van de emiraten vormen die tegen die tijd verder onder meer vierentwintig amfibieschepen en zeventig nieuwe helikopters in dienst zal hebben. Ook Oman investeert in haar zeemacht terwijl Bahrein en Saoedi-Arabië binnen internationaal verband samenwerken om piraterij in de Rode Zee te bestrijden.