ANALYSE - Het mag voor sommige Nederlanders misschien wel een held zijn, maar Beppe Grillo is vooralsnog vooral een dictator gebleken. Gelukkig heeft zijn partij nog mensen van goede wil aangetrokken, die de orders van de gillende Genovees in de wind slaan.
Dit weekeinde werden de voorzitters van Kamer en Senaat gekozen – dit zijn in Italië belangrijke ambten die samen met de president van het Constitutionele Hof en het staatshoofd tot de vier hoge staatsambten worden gerekend. Grillo was van plan de hele boel te blokkeren door alleen op de eigen kandidaten te stemmen, of blanco. Maar de Partito Democratico van Bersani had een verrassing in petto. In plaats van de bekende oude gezichten uit de partijtop kandideerden ze twee zeer gerespecteerde figuren van buiten de politiek: voormalig UNHCR-woordvoerster Laura Boldrini van de kleine linkse partij SEL in de Kamer van Afgevaardigden en voormalig nationaal antimaffiaprocurateur Pietro Grasso (PD) in de Senaat.
Vooral in de Senaat, waar de PD geen meerderheid heeft, zou het er om spannen. Tegenkandidaat van Berlusconi’s PdL was de man die de afgelopen regeerperiode al Senaatsvoorzitter was: Renato Schifani. Als er iemand een exponent van de oude politiek is, dan is het toch wel Schifani, onder andere (in 2003) verantwoordelijk voor een van die typische wetten ‘ad personam’ die Berlusconi moest redden van de magistratuur. De kersverse senatoren zagen zich voor de keus gesteld om te stemmen op de zeer respectabele Grasso of te riskeren dat Schifani weer voorzitter zou worden. Menigeen heeft dan ook op de rechter gestemd, trouw aan de belofte aan de kiezer om de politiek te veranderen.