Aan de overkant van de Atlantische plas is een levendige discussie over de vrijgegeven “martelmemo’s” aan de gang. Het leuke van deze discussie is dat het regelmatig tot bizarre gedachtenkronkels leidt en dan vanzelfsprekend vooral bij diegenen die de gebruikte methodes nog altijd verdedigen.
Zoals altijd begint het verdedigen van onoorbare zeken met zorgvuldig woordgebruik. Ik noem de gebruikte ondervragingtechnieken hierboven nog martelen, maar dat is natuurlijk niet correct. Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen marteling en overtuigende ondervragingstechnieken. Zoals altijd in de taal, hoe iets heet is belangrijk voor de beeldvorming.
Het juridische argument, ofwel het valt gewoon binnen de grenzen van de War Crimes Act (1994) en de Geneefse Conventies. Hiertoe heeft onze Assistant Attorney General een sluitende juridische onderbouwing bedacht. Marteling zijn die dingen die niet mogen onder de Geneefse Conventie. Overtuigende ondervragingstechnieken zijn dingen die ook niet mogen onder Geneefse Conventie, maar wel zolang degenen die je eraan onderwerpt zelf niet onder de Geneefse Conventie vallen.
De volgende truc is het bedenken van het meeste extreme geval dat mensen zich kunnen voorstellen en dan een beroep doen op primitieve emotie. Stel je heb Bin Laden op Guantanamo zitten en hij vertelt je dat hij precies weet wanneer en waar de volgende aanslagen plaats zullen vinden. Maar hij zegt het niet, mag je hem dan martelen om duizenden landgenoten te redden? Precies, zo is het maar net en dan moet je bedenken dat wij alleen maar een beetje met water hebben gespeeld met onze gevangenen. Het is niet alsof we hun testikels door de gehaktmolen hebben gedraaid.