Esarhaddon (2) – Een nieuw Babylon
COLUMN - Het is 680 v. Chr. De heilige stad Babylon ligt in puin. Negen jaar eerder had koning Sanherib van Assyrië (r. 705-681 v. Chr.) de stad verwoest. Na een belegering van ruim anderhalf jaar had hij de stadsmuren gesloopt, de huizen in brand gestoken en de dijken doorbroken, waardoor de stad blank was komen te staan. De godenbeelden had hij afgevoerd naar Nineveh. Op het moment dat Sanherib Babylon verwoestte, was de stad al ruim 1000 jaar de belangrijkste metropool in zuidelijk Mesopotamië. Bovendien was de stad een belangrijk religieus centrum, waar Marduk, de oppergod van het Babylonische pantheon, werd vereerd. Nu was de stad echter onbewoonbaar geworden.
Babylon in de ogen van de Assyriërs
De verwoesting van Babylon schokte vriend en vijand. Hoewel Babylon zich al sinds jaar en dag verzette tegen de Assyrische overheersing en daarbij niet zelden samenspande met aartsrivaal Elam, hadden de Assyriërs een zeker respect voor de stad. De Assyriërs vereerden immers dezelfde goden als de Babyloniërs en bovendien beseften zij zich dat de oorsprong van hun beschaving in Babylonië lag. Om die reden behandelde Sargon II (r. 722-705 v. Chr.), de vader van Sanherib, het volk van Babylon met respect toen hij de stad in 710 v. Chr. heroverde op de Chaldeeër Merodach-Baladan II. Hij plunderde de stad niet en doodde geen burgers, maar hij liet tempels herbouwen en nam deel aan de religieuze ceremonieën.