Woef
COLUMN - Je komt nog eens ergens als je door een hond wordt gebeten. Bij de huisartsenpost in het ziekenhuis bijvoorbeeld. De hond kon er trouwens niets aan doen hoor. Hij is normaal hartstikke lief. Hij doet nooit wat. Maar deze keer wel. Zonder waarschuwing plantte hij zijn bek om mijn hand. Blijkbaar voelde hij zich bedreigd. Ik was al lang blij dat hij mijn hand te pakken had en niet die van de jongste sloper. Wij aaiden de hond namelijk samen. De jongste sprong achteruit en ik begon van schrik te janken. Met mij kun je de oorlog winnen…
Zijn hoektand had een spoor in mijn middelvinger getrokken. Ik belde met de huisartsenpost. Wanneer ik voor het laatst een tetanusprik had gehad? Geen idee. Mijn vaccinatieprogramma was 35 geleden al gestopt, volgens mij. Komt u dan maar even langs, was het antwoord. Afhankelijk van de wond krijgt u ook nog antibiotica mee. Ik keek naar de wond. Dat zou wel loslopen. Deze uit de hand gelopen schaafwond behoefde echt geen antibiotica. Een prik zou voldoende zijn.
In de wachtkamer zat een dame zich vreselijk aan te stellen. Ze kon niet goed meer lopen, tenminste, dat leek zo. Ze strompelde eerder aan de arm van haar man op 12-centimeterhakken de wachtkamer in. Ze weende prachtige tranen, op een manier die de dikke laag make-up op haar wangen intact liet. Haar hoofd hing op zijn schouder. Hij liet haar even achter om gegevens in te gaan vullen en koffie te halen. Terwijl hij voor haar op pad was, liep zij verrassend soepel richting rolstoel. Ze huilde ook niet meer. Ze plofte in de stoel, bekeek zichzelf in het spiegeltje dat uit haar handtas kwam en zwaaide heen en weer met haar zwaar geblondeerde haren. Haar parfum vulde de wachtruimte. Een te scherp en te zoet luchtje. Het irriteerde mijn neus. Ze jammerde direct weer toen haar man kwam aangelopen. Zonder die schoenen zou het volgens mij al best wel weer gaan met dit poppetje, maar ik keek medelijdend naar de man. Hij trapte erin. In alles. De lobbes.