Een apocriefe heilige
ACHTERGROND - Er zijn bijbelse personen in het Nieuwe Testament die er in de canonieke geschriften kwantitatief bekaaid vanaf komen – zoals Maria Magdalena – of waarbij de nodige hiaten vallen. Hiervoor hadden de schrijvers van de vroege kerk (eerste en tweede eeuw) een oplossing: men vulde de leemte naar eigen inzicht in in een geschrift, daarbij aansluitende aan een bestaande, algemeen geaccepteerde bron – meestal een geschrift dat later tot de canonieke geschriften zou gaan behoren – en een (vergeten) orale traditie. Kortom: beredeneerd uit hun duim gezogen, gewoon omdat daar in de jonge kerk behoefte aan was.
Ze hadden daarbij de mogelijkheid om bijvoorbeeld de apostelen af te schilderen als de ideale gelovigen. In feite waren het de voorlopers van de latere hagiografieën zoals die bijvoorbeeld in de Legenda Aurea hun beslag hebben gekregen.
De verzameling van dit soort vroegchristelijke geschriften (voor zover bewaard gebleven) staat bekend als ‘Apocriefen van het Nieuwe Testament’, deels in het Nederlands vertaald en toegelicht door dr A.F.J. Klijn (1984 en 1985). Er bestaan overigens ook apocriefen van het Oude Testament, maar dit terzijde. De term apocrief is afkomstig van het Griekse woord ἀπόκρυφος (apókruphos), dat ‘verborgen’ of ‘geheim’ betekent. Enkele van deze apocriefen zijn van gnostieke aard.