Wie van de drie: wil de echte Maria Magdalena nú opstaan ? (II)

Foto: © Sargasso logo Goed volk
Serie: ,

LONGREAD - In deel I had ik het naar aanleiding van de huidige tentoonstelling over Maria Magdalena in het Catharijneconvent in Utrecht over de bijbels-historische Maria Magdalena en de overige belangrijkste Maria’s uit de evangeliën. Deel twee gaat over de andere verschijningsvormen van Maria Magdalena: in de kerkgeschiedenis, de legendevorming, de Maria Magdalena in de gnostische geschriften en tenslotte enkele woorden over de invented tradition inzake Maria Magdalena. Tevens zal ik als dit te pas komt commentaar geven op artikelen uit de catalogus, behorende bij de tentoonstelling.

Maria Magdalena in de geschiedenis van de kerk van Rome

In deel I hebben we gezien dat het vóórkomen van diverse Maria’s in het Nieuwe Testament voor de oppervlakkige lezer aanleiding kon geven tot misverstanden. Twee dames, waarvan één een “zondares” en de ander, Maria van Bethanië, iemand die aan de voeten van Jezus geboeid naar zijn woorden zat te luisteren, die beiden Jezus’ voeten afdroogden met hun haren, dat kon niet lang goed gaan. Bovendien kende men vroeger niet de wetenschappelijke schriftkritiek, exegese en hermeneutiek zoals men die vandaag de dag beoefend. Men las, vooral ten tijde van de Late Oudheid en de Middeleeuwen, de tekst meer symbolisch, allegorisch. Zie bijvoorbeeld het commentaar op het Hooglied door Gregorius de Grote (Expositio de Canticum Canticorum) waarbij hij de liefde tussen bruidegom en de bruid uitlegt als de verhouding tussen Christus en de kerk.

Op 14 september 591 werd de knuppel in het hoenderhok gegooid en wel door niemand minder dan de befaamde en tijdens zijn leven al bijzonder gezaghebbende en geliefde en zojuist genoemde paus Gregorius de Grote In zijn 23e preek, gehouden in de San Clemente in Rome, zegt hij: “Zij die door Lucas de zondige vrouw wordt genoemd en door Johannes ‘Maria’, geloven wij dezelfde te zijn als de Maria uit wie, volgens Marcus, zeven demonen gedreven zijn (Maria Magdalena dus – HO).”. Waarom gooide Gregorius deze drie vrouwen op één hoop onder de noemer Maria Magdalena ?  Dat hij zich in de bijbelse feiten vergist zou hebben ligt niet zo voor de hand. Gregorius was in zijn tijd al een vermaard bijbelexegeet (als volgeling van Origenes en had diverse bijbelcommentaren op zijn naam staan. Daarnaast was hij een waarachter zielenherder die zich bekommerde om zijn kudde; zie bijvoorbeeld zijn werk ‘Regula pastoralis’. Wilde hij op basis van de toen heersende wijze waarop men  met de bijbel omging (symbolisch, allegorisch) een bijbels-theologisch concept scheppen dat hem (pastoraal bezien) zinvol leek ? Wat is er tenslotte mooier dan dat de vrouw die Jezus na zijn opstanding voor het eerst aanschouwt een zondares is ? Het blijft gissen.

16e eeuwse icoon van Maria Magdalena met het kruis waaraan Christus stierf en de zalfpot.

De eerste kritiek op deze ‘Mariamix’ van Gregorius kwam van Jacques Lefèvre d’Étaples (ca 1455–ca 1536) ook bekend onder de Duitse naam Jacob Faber, een theoloog en humanist, in zijn werk ‘De Maria Magdalena et triduo Christi disceptatio’ uit 1517. Hoezeer de Mariamix van Gregorius verankerd was in het Rooms-Katholieke geloof bleek uit de grote controverse die Jaques’ werk veroorzaakte. Zijn ideeën terzake werden veroordeeld door de Sorbonne in 1521. Intussen nestelde deze ‘Maria-doctrine’ van Gregorius zich steeds steviger in de kerk van Rome, met onder andere vanaf de 11e eeuw een populair bedevaartsoord in Vézelay (basiliek La Madeleine) waar men beweerde relieken van Maria Magdalena te bezitten en waar de pelgrims maar graag hun geld kwijt wilden (zie de paragraaf over legendevorming). Het heeft tot de tweede helft van de twintigste eeuw geduurd voordat de kerk onder druk van de theologie en andere wetenschappen uiteindelijk overstag moest gaan. In 1969 werden de ‘drie Maria’s’ van Gregorius door de toenmalige paus ‘ontbonden’ en sinds die tijd wordt Maria Magdalena niet meer als boetvaardige zondares opgenomen in de heiligenkalender. Op 10 juni 2016 heeft de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Regeling van de Sacramenten aangekondigd dat de verplichte gedachtenis van de heilige Maria Magdalena op 22 juli, wordt verheven tot een kerkelijk feest, een emancipatie ten opzichte van vele van Jezus’ apostelen. Zij kreeg aldus dezelfde positie als in de Oosters-Orthodoxe kerken waarin zij de titel ‘gelijke der apostelen’ heeft. In haar desbetreffende brief vermeldt de genoemde Congregatie onder meer dat Thomas van Aquino haar al “Apostel van de Apostelen” noemde – hetgeen een halve waarheid is, want deze titel werd haar ook al door bepaalde kerkvaders toegekend. Bovendien stelde de huidige paus in 2021 het feest in van het drietal Maria Magdalena, Marie van Bethanië en haar broer Lazarus op 29 juli.

Maria Magdalena in de geschiedenis van de Oosters-Orthodoxe kerken.

Van vermenging van diverse Maria’s zoals die in de kerk van Rome plaatsvond is in de Oosters-Orthodoxe kerken geen sprake. Maria Magdalena, zoals beschreven in de evangeliën, bleef gewoon zichzelf met haar feestdag (volgens de gregoriaanse kalender) op 22 juli. Maria van Bethanië wordt samen met haar zuster Martha (beiden zusters van Lazarus) vereerd op 4 juni. Maria Magdalena wordt op iconen en fresco’s in de regel met een zalfpot afgebeeld, uiteraard een verwijzing naar haar plan het lichaam van Jezus met welriekende kruiden te balsemen. Ook draagt zij soms een ei in haar rechterhand (voor de kijkers links). Dit is een verwijzing naar een legende, volgens welke Maria Magdalena tijdens een diner met keizer Tiberius  over de opstanding van Christus sprak. De keizer bespotte haar en zei dat een mens net zomin uit de dood kan opstaan als het ei in haar hand rood kan worden en zoals te verwachten viel, hierna kleurde het ei spontaan rood. Ook wordt aangenomen dat dit een verklaring is voor het rood verven van eieren met Pasen.

Met name het westen kent het verschijnsel van de ‘Drie Maria’s‘, in de Oosters-Orthodoxe kerken kent men het construct van de ‘mirre-dra(a)g(st)ers’ (Μυροφόροι/Myrophorae). Hieronder worden verstaan al diegenen (zowel mannen als vrouwen) die in de evangeliën worden genoemd in verband met de  begrafenis van Jezus en het lege graf. Totaal zijn dit tien personen waaronder uiteraard Maria Magdalena en alle Maria’s van de varianten van de ‘Drie Maria’s’, maar ook Jozef van Arimathea en Nicodemus . Er wordt aangenomen dat er nog andere Mirre-dragers of -draagsters bestonden van wie de namen niet meer bekend zijn. De mirredragers/-sters heeft als groep zijn eigen gedenkdag op de tweede zondag na Pasen.

In de catalogus van de betreffende tentoonstelling is het artikel over Maria Magdalena in de Oosterse traditie geschreven door Desirée Krikhaar, één van de betere iconenkenners die ons land kent. Ze benadert Maria Magdalena dan ook vanuit de iconografie. Daarnaast haalt ze enkele Byzantijnse Synaxaria en Menologia aan, maandkalenders met feestdagen en heiligenlevens. In het Synaxarion van Constantinopel (10e eeuw) is bij 22 juli geschreven dat Maria van Magdala, bezeten door zeven demonen, naar de Syrische bergen is gevlucht, door Christus is genezen en zijn volgelinge werd. Na de hemelvaart van Christus reisde zij met de Maria, de moeder van Jezus, en de apostel Johannes naar Efeze, waar zij na haar dood is begraven in de grot van de Zeven Slapers  Deze legende is waarschijnlijk gekopieerd van Gregorius van Tours (ca 538-ca 594) die aan het einde van de zesde eeuw deze overlevering in het westen verspreidde. Een andere interessante legende is opgetekend in het Menologion van keizer Basilius II waar wordt verhaald van relieken van Maria Magdalena die rond 900 overgebracht zouden zijn naar het Lazarusklooster in Constantinopel. Zij werden bijgezet bij de relieken van Lazarus die daar sinds 898 lagen. Hierbij is waarschijnlijk Maria Magdalena verwisseld met Maria van Bethanië, de zuster van Lazarus. Het zijn bijzonder interessante feiten die erop wijzen dat ook bij de oosterse kerken de legendevorming zijn werk deed. Dat is ook niet verwonderlijk: oost en west waren geen gescheiden werelden maar beïnvloedden elkaar, hetgeen nog versterkt werd door de kruistochten.

Wat Krikhaar echter niet vermeldt is de actuele tekst van het Synaxarion waarin onder andere staat: “Na de hemelvaart van de Heer is er niets zeker over haar bekend. Sommige verhalen zeggen dat ze naar Rome ging en later naar Jeruzalem terugkeerde en van daaruit verder ging naar Efeze, waar ze Christus predikte en tenslotte overleed. Hoewel er soms wordt gezegd dat de heilige Maria Magdalena de “zondige vrouw” uit het evangelie was, wordt dit nergens vermeld in de traditie van de kerk, in de heilige hymnologie of in de heilige evangeliën zelf, die alleen vertellen dat onze Heer zeven demonen uit haar verdreef, niet dat ze een gevallen vrouw was.” (eigen vertaling van de Engelse tekst). Typisch voor het actuele Synaxarion is het feit dat latere legendevorming wel ter sprake wordt gebracht maar gerelativeerd wordt als niet-bijbels.

Aan het eind van haar plausibele artikel, dat samen met het relaas van cultuurtheoloog Frank Bosman over ‘De figuur van Maria Magdalena in de Rooms-Katholieke’ traditie mijn inziens tot de betere artikelen in de catalogus behoort, schrijft Krikhaar als een soort latere aanvulling die buiten haar artikel lijkt te vallen: “Mede door de recente ontsluiting van vroegchristelijke geschriften en een vrouwvriendelijker kijk op de geschiedenis is er een herwaardering van Maria Magdalena op gang gekomen”. Kom nou, mevrouw Krikhaar, is dat slot toegevoegd op verzoek van de samenstellers van de tentoonstelling ? Je zou het bijna denken.

Maria Magdalena en de legendevorming in het westen.

Zoals het actuele Synaxarion al zegt, “Na de hemelvaart van de Heer is er niets zeker over haar bekend.”, lees: buiten de evangeliën stopt de berichtgeving over de historische Maria Magdalena. Het vervolg is legendevorming, bijzonder interessant maar onhistorisch. Deze legendevorming is in eerste instantie geen product van volksdevotie maar van hagiografieën . Wie enig verstand van dit genre heeft weet dat een hagiografie niet kan functioneren als historische bron (zie het Wikipedia-artikel). De legendevorming inzake Maria Magdalena berust hoofdzakelijk op drie hagiografieën, in volgorde van anciënniteit: (1) de Vita Eremetica beatae Mariae Magdalenae (8e eeuw), (2) de Vita Apostolica (11e eeuw) en de bekende Legenda Aurea (13e eeuw)  Het is opmerkelijk maar eigenlijk niet meer dan logisch dat figuren die betrokken waren bij de dood en verrijzenis van Christus (Maria Magdalena, Lazarus [als voorafschaduwing van de opstanding van Christus, maar ook als broer van Maria van Bethanië die verwisseld werd met Maria Magdalena] en Jozef van Arimathea (graallegenden) onderwerp werden van verregaande legendevorming, maar dit terzijde.

Beeld van Maria Magdalena in de grot van Sainte Baune.

De Vita Eremetica beatae Mariae Magdalenae is in feite een projectie van Maria Magdalena op de in de Oosters-Orthodoxe kerken belangrijke heilige Maria van Egypte (rond 400), wiens leven 200 jaar later werd opgeschreven door Sophronius, patriarch van Jeruzalem. Maria van Egypte wordt vereerd als de patroonheilige van vrouwen die boete doen, waarbij de ‘boetvaardige zondares’ uit Lucas 7 om de hoek komt kijken. De legendevorming in de twee overige bronnen is wel bijzonder fantasierijk. Hierin gaat Maria Magdalena, op de vlucht voor de Joodse autoriteiten in Jeruzalem, samen met Martha en Lazarus (Maria Magdalena is hier wellicht verwisseld met Maria van Bethanië, de zuster van Martha en Lazarus) samen met een zekere Maximinus (die later de eerste bisschop van Aix-en-Provence werd) en Sidonis, op weg naar Zuid-Frankrijk. Daar aangekomen richt de groep zich op het bekeren van de plaatselijke bevolking waarna een ieder zijns weegs gaat. Deze ‘landing in Frankrijk’ wordt nog jaarlijks met een processie wordt herdacht. Lazarus trekt verder naar Marseille en Martha sticht in Tarascon een gemeenschap van maagden. Maria Magdalena zou dertig jaar in een grot nabij Plan-d’Aups-Sainte-Baume in het massief van la-Sainte-Baume hebben geleefd (zie de hagiografie van Maria van Egypte). Na haar overlijden zou zij in Aix-en-Provence of in Saint-Maximin zijn begraven. In de basiliek van Maria Magdalena in Saint Maximin is een graftombe waar zich haar stoffelijke resten zouden bevinden. Volgens een andere variant werd het gebeente van Maria Magdalena – vanuit het Heilige Land via Saintes-Maries-de-la-Mer en Aix-en-Provence –  in de 9e eeuw naar Bourgondië overgebracht. Deze relieken zouden zich bevinden in de basiliek La Madeleine te Vézelay , hetgeen sinds de 11e eeuw de verering van Maria Magdalena in West-Europa heeft bevorderd. Wat Lazarus betreft, de oosterse en westerse kerken houden er verschillende legenden op na. Volgens de oosterse legendevorming vertrok Lazarus na het paasgebeuren naar Cyprus en vestigde zich in Kition, een plaats waar zich nu de stad Larnaca bevindt. Hij werd aangesteld tot bisschop van Kition door de apostel Barnabas, ook geen onbekende op Cyprus. Op 60-jarige leeftijd overleed Lazarus (nu definitief) en werd begraven in zijn bisschopsstad. Volgens de westerse legendevorming werden de relieken van Lazarus werden op bevel van de Byzantijnse keizer Leo VI de Wijze (866-912) overgebracht naar Constantinopel, waar ze tijdens de Vierde Kruistocht tijdens de plundering van Constantinopel door de kruisvaarders werden buitgemaakt en meegenomen naar Marseille, waar ze later echter verloren gingen. Het opduiken van de relieken in Marseille leidde waarschijnlijk tot de legende over de aanwezigheid van Lazarus in Zuid-Frankrijk waar hij de eerste bisschop van Marseille zou zijn geworden.

De legendevorming mag dan op zich bijzonder interessant zijn, enig verband met de historische werkelijkheid is geheel afwezig. Ook de hierop gebaseerde idee om Maria Magdalena als mystica te bestempelen, hetgeen niet alleen in de Middeleeuwen maar ook in de invented traditions gebeurt, mist elke historische grond.

Maria Magdalena in gnostische geschriften, inclusief de literatuur van het manicheïsme.

Maria Magdalena komt, buiten het manicheïsme, voor in acht gnostische geschriften waarvan (naast de Pistis Sophia) het Evangelie van Filippus en het Evangelie van Maria Magdalena de belangrijkste zijn. De gnostische evangeliën hebben niet zoals de canonieke evangeliën, op basis van orale tradities, tot doel verslag te doen van leven, kruisiging en opstanding van Jezus Christus, maar staan ten dienste van de gnostische theologie. Ze zijn bovendien van later datum. In de gnostische literatuur staan niet per definitie positieve uitspraken over Maria Magdalena; er zijn ook uitgesproken vrouwonvriendelijke uitspraken over haar. In andere neemt zij een prominente plaats in als degene die de instructies van Jezus beter en vooral sneller begrijpt dan andere leerlingen. In de Pistis Sophia moedigt Jezus haar dan ook aan vaak te spreken. Er zijn echter vele teksten waar andere leerlingen van Jezus beschreven worden als degene met wie hij een bijzondere band had. Sommige gnostische groeperingen zagen bijvoorbeeld Judas Iskariot als de leerling die Jezus het beste heeft begrepen.

In het apocriefe Evangelie van Filippus wordt Maria Magdalena als een bijzondere leerlinge van Jezus voorgesteld met wie Jezus een speciale band zou hebben. Het Evangelie van Filippus bevat niets over het leven van Jezus. Het zijn onderling niet samenhangende gedachten, overwegingen en uitspraken. De vroegste datering is vanaf de tweede helft van de tweede eeuw.

Het Evangelie van Maria Magdalena valt na zes ontbrekende pagina’s midden in een gesprek tussen de (reeds opgestane) Jezus en zijn discipelen, waarin Maria Magdalena optreedt als één van hen en in conflict is met Petrus en Andreas die betwisten dat Maria Magdalena door Jezus toegang gehad zou hebben tot bijzondere kennis, lees: gnosis. In een latere vijfde eeuwse tekst (de vroegste fragmenten dateren uit de derde eeuw) wordt de autoriteit van Maria Magdalena betwist op grond van haar vrouw-zijn. Hoe vrouwonvriendelijk wil je het hebben ?

Maria Magdalena komt ook in de literatuur van het manicheïsme  voor. In 1928 werd nabij Medinet Madi in de Egyptische regio El-Fajoem een psalmenboek gevonden, een Koptisch handschrift dat drie psalmen bevat die onder meer over Maria Magdalena gaan. Alle drie de psalmen maken deel uit van de codex dat de zogenaamde psalmen van Heracleides bevat, een discipel van Mani. Het Koptisch is een vertaling van wat een Grieks of Syrisch origineel moet zijn geweest. De oorspronkelijke tekst moet tussen het einde van de derde en midden vierde eeuw zijn geschreven. De eerste psalm is een hymnische dialoog tussen Maria Magdalena en de herrezen Christus die zij als eerste herkende. Maria krijgt van Christus opdracht de mannelijke discipelen te zoeken en hen weer naar hem te brengen. In de tweede en derde psalm wordt verslag gedaan van deze opdracht. Zij wordt hierin beschreven als een toonbeeld van en voorbeeld voor manichese gelovigen en missionarissen. Zij representeert ook de geest van wijsheid omdat zij als eerste de herrezen Christus herkende. Zij neemt in de psalmen echter geen bijzondere positie in ten opzichte van de overige discipelen.

In de tentoonstellingscatalogus is het artikel over Maria Magdalena en het gnosticisme uitbesteed aan een zekere Robin Griffith Jones  en is een ware ramp. Hij leutert er als een ware Jacob Slavenburg stevig op los zonder de historiciteit van de gnostische teksten in twijfel te trekken en begint met de tenenkrommende opmerking “De teksten (de evangelies van Filippus en Maria Magdalena – HO) werden in de vierde eeuw na Chr. ongetwijfeld achterhouden door celibataire mannen die toen al aan het hoofd stonden van de belangrijkste kerken; die teksten worden ook nog tot op de dag van vandaag door de kerken gebagatelliseerd.”. Ik viel pas echt van mijn barkruk toen Griffith-Jones het gnostische verhaal van Maria Magdalena liet beginnen bij het canonieke evangelie van Johannes. Tegen het einde van het artikel verraadt hij zijn insteek: “In het evangelie van Maria horen we ongetwijfeld de weerklank van de discussies die de kerken in de derde eeuw na Chr. onderling ernstig verdeelden. Zo werd de mannelijke hiërarchie bedreigd door de autoriteit van vrouwen die over inzichten en capaciteiten beschikken die duidelijk verder gingen dan die van de mannen”. Hij zal bedoelen dat de betreffende vrouwen in tegenstelling tot mannen beschikten over gnosis , transcendente kennis. Ongegronde, onhistorische en onwetenschappelijke speculatie en voer voor feministen.

Moderne icoon van de mirre-dragende vrouwen bij het lege graf.

De invented traditions

Tegen het einde van dit toch al lange artikel wil ik hier niet teveel woorden aan vuil maken. Hoe je ook over feminisme denkt, het moge duidelijk zijn dat ‘hun’ Maria Magdalena selectief en arbitrair is en gebaseerd op niet-historische beelden van Maria Magdalena. Betitelingen als ‘powervrouw’ hebben niets maar haar te maken en doen haar ook geen recht.

Interessanter maar ook bedenkelijker vind ik de volgende invented tradition. In 2003 publiceerde Dan Brown zijn inmiddels roemruchte ‘esoterische roman The Da Vinci Code, in eerste instantie niet meer dan één werk in een rijtje van originele thrillers. Het boek is voor een groot deel gebaseerd op het in 1982 verschenen The Holy Blood and the Holy Grail, dermate zelfs dat de schrijvers Brown voor de rechter daagden wegens plagiaat. Het boek van Baigent, Leigh en Lincoln overstijgt niet de schrijfsels van Erich von Däniken , flauwekul dus. In het boek combineren de schrijvers de legendevorming rond Maria Magdalena met die van Jozef van Arimathea (in dit artikel wel genoemd maar niet verder uitgewerkt). Dit overigens volgens de Franse fantast Pierre Plantard (1920-2000), uitvinder van de Priorij van Sion. Volgens zijn versie zou Maria van Magdalena met de hulp van Jozef van Arimathea naar Frankrijk vertrokken zijn waar zij een dochter, Sara (Hebreeuws voor prinses) ter wereld bracht, het kind van haar en Jezus. Deze Sara zou stammoeder van de Merovingen geweest zijn. In dit verhaal wordt Maria Magdalena gezien als de San Greal (Latijn voor de Heilige Graal), waarbij San Greal als Sang Real (oud-Frans voor koninklijk bloed) wordt beschouwd. Of Plantard deze onzin zelf geloofde is niet zeker, maar de stof werd door Brown verwerkt in The Da Vinci Code en bijvoorbeeld The Expected One (2006) van Kathleen McGowan . Hartstikke leuk allemaal, zolang je je maar realiseert dat het fictie is maar dat deed de goegemeente niet. Hoewel Dan Brown altijd – waarschijnlijk in opdracht van zijn uitgever – in het midden heeft gelaten in hoeverre The Da Vinci Code als non-fictie bedoeld was, ging het grote publiek met het boek aan de haal, kennelijke vanwege het sensationele onderwerp en de schijnlogica van complottheorieën. Het was nu eindelijk duidelijk hoe de kerk ons honderden jaren voor de gek had gehouden !

Slot

Tot zover een overzicht van Maria Magdalena en enkele van haar naamgenoten in het Nieuwe Testament, de kerkgeschiedenis, de legendevorming, in bepaalde gnostische geschriften en in invented traditions. Uiteraard is lang niet alles aan de orde gekomen, want dan was het artikel uitgegroeid tot een bescheiden boekwerk. Zo heb ik het ‘Noli me Tangere‘ uit het evangelie naar Johannes, waar feministen nogal eens mee aan de haal gaan, niet besproken, evenals het feit dat een latere toevoeging aan Marcus de gebeurtenissen rondom de verrijzenis nogmaals beschrijft, kennelijk gebaseerd op Lucas. Je moet ergens grenzen trekken. Het doel van het tweedelige artikel is de voornaamste feiten inzake Maria Magdalena en de andere belangrijkste Maria’s uit de evangeliën objectief op een rijtje te zetten en historie van fictie te scheiden, iets dat in de onderhavige tentoonstelling in het Catharijneconvent voor mij explicieter had gemogen. Het gevolg is dat de media zich over het algemeen gretig vastbeten in thema’s als Maria Magdalena de zondares en Maria Magdalena de powervrouw en daarbij sensatie en subjectiviteit verkozen boven de feiten. Dat ik op mijn beurt in deel I Maria Magdalena een ‘randfiguur’ heb genoemd is weliswaar chargerend, maar wel conform aan de bijbelse informatie die ter zake behoorlijk summier is. De bekendheid van Maria Magdalena is in de eerste plaats te danken aan wat kerk, legendevorming en de moderne tradities van haar gemaakt hebben.

Tenslotte, om in een relativerende noot te eindigen, de volgende anekdote. Komen drie Maria’s een (wat louche) bar binnen. Zegt Maria Magdalena tegen de barkeeper: Doe mij maar een zoete rode wijn. Zegt Maria van Bethanië: Doe mij maar hetzelfde. Vraagt de derde vrouw: Waar kan ik mij omkleden ?

Wie deze flauwe grap niet begrijpt is derhalve gedwongen het hele artikel nogmaals te lezen.

 

(Alle bijbelcitaten in zowel deel I als II zijn uit de Nieuwe Bijbelvertaling [NBV, 2004]. Alle afbeeldingen zijn uit het public domain.)

Reacties zijn uitgeschakeld