Wie van de drie: wil de echte Maria Magdalena nú opstaan ? (I)

Foto: © Sargasso logo Goed volk
Serie: ,

COLUMN - Afgelopen donderdag, 22 juli, was het de feestdag van Maria Magdalena, een heilige die gevierd wordt in de Oosters-Orthodoxe kerken, de Rooms-Katholieke kerk, de Oriëntaalse kerken en vrijwel elke kerk die aan heiligenverering of -gedachtenis doet, inclusief de Lutherse kerk. Het zal dan ook niet toevallig zijn dat het museum het Catharijneconvent in Utrecht momenteel een expositie over Maria Magdalena houdt. Nu is het Catharijneconvent in de eerste plaats een museum van beeldende kunst, en in die context veel lof voor deze interessante tentoonstelling. Toch schoot het geheel mij enigszins in het verkeerde keelgat onder de gedachte: “Nee, hè, weer niet die onzin over Maria Magdalena”.

Ik ben niet in de gelegenheid naar de tentoonstelling te gaan, maar de catalogus had ik binnen de kortste keren in huis en de tekst op de achterflap bevestigde mijn vermoedens. Er staan enkele halve waarheden in, maar tenenkrommend is wel de zin “Ze is kroongetuige van het belangrijkste moment in het christendom, maar haar getuigenis wordt betwijfeld omdat ze een vrouw is”. Ik zal in het vervolg van dit artikel uitleggen wat er aan deze zin niet klopt.

Er zijn door de eeuwen heen vijf verschijningsvormen van Maria Magdalena te onderscheiden. Ten eerste is daar de Nieuw Testamentische Maria Magdalena, de enige die in zekere zin aanspraak kan maken op het kenmerk ‘historisch’. Aangezien er – ook onder niet-gelovigen – consensus bestaat over het feit dat er in het Nieuwe Testament de nodige historische feiten voorkomen, ben ik zo vrij consequent te spreken over de bijbels-historische Maria Magdalena. Vervolgens is daar de Maria Magdalena in de formele kerkgeschiedenis, waarbij onderscheid valt te maken tussen de Maria Magdalena van de oosterse kerken die de bijbelse figuur in ere hebben gehouden, en die van de Rooms-Katholieke kerk die door een misverstand van paus Gregorius de Grote in 591 een verkeerde kant op is gegaan door drie Maria’s op één hoop te gooien, een vergissing die pas in 2016 hersteld werd – daarover meer in deel twee van deze blog. Ten derde de Maria Magdalena in de (hagiografische) legendevorming, waarin ook de bijbelse figuur van Lazarus een rol speelt, waarbij Magia Magdalena verwisselt wordt met de zuster van Lazarus, Maria van Betanië. Hierna is er de Maria Magdalena die door gnostici werd gekaapt, en tenslotte de Maria Magdalena van de invented traditions  waarvan de feministische het minst – of beter gezegd, geheel – geen recht doet aan de bijbels-historische Maria Magdalena.

De cover van de catalogus van de tentoonstelling in het Catharijneconvent.

 

Kan je over al die ‘gezichten van Maria Magdalena’ dan geen tentoonstelling houden ? Natuurlijk wel en deze facetten kunnen ook wetenschappelijk bestudeerd worden. Maar daarbij moet mijn inziens duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de bijbels-historische Maria Magdalena en de tradities die later rondom haar ontstaan zijn en alle uiteindelijk fantasie zijn, en mogen ze niet op één lijn geplaatst worden, net of ze allemaal qua waarheidsvinding hetzelfde bestaansrecht hebben en waar elke ketter zijn letter uit kan halen. En dat onderscheid wordt naar mijn mening in de tentoonstelling en in de bijbehorende catalogus niet voldoende gemaakt.

De Maria’s van het Nieuwe Testament

Er komen in het hele Nieuwe Testament niet minder dan acht Maria’s voor die niet altijd even duidelijk te onderscheiden zijn. De belangrijkste zijn:

Maria 1: Maria, de Moeder van Jezus van Nazareth. Dit is de bekendste en belangrijkste Maria (de Oosterse kerken noemen haar zelfs Theotokos , de ‘God barende’. Over haar status bestaan in het Nieuwe Testament geen misverstanden.

Maria 2: Maria van Magdala, beter bekend onder de verlatijnisering van haar naam uit de Vulgaat: Maria Magdalena. Zij komt op drie plaatsen in het Nieuwe Testament voor. Zij wordt geïntroduceerd in Lucas 8, 2 e.v.. Naast de twaalf discipelen werd Jezus op zijn rondtrekkingen om het Koninkrijk des Hemels te verkondigen ook vergezeld door diverse vrouwen die van boze geesten en ziekten verlost waren. Lucas noemt ze bij name: “Maria uit Magdala, bij wie zeven demonen waren uitgedreven, Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna – en nog tal van anderen, die uit hun eigen middelen voor hen zorgden”. De uit Galilea afkomstige vrouwen namen kennelijk een eigen plaats in te midden van de discipelen. Dat ze de groep verzorgden uit hun eigen middelen duidt er op dat de vrouwen waarschijnlijk niet onbemiddeld waren. Of ze echt leerlingen van Jezus waren zoals de twaalf discipelen blijkt niet uit de tekst. Het is mogelijk, maar misschien hadden ze alleen een ‘logistieke’ functie. Maria Magdalena en Johanna worden ook genoemd in Lucas 23, 49: “Alle mensen die Jezus gekend hadden waren op een afstand (van de kruisiging – HO) blijven staan, ook de vrouwen die hem vanuit Galilea gevolgd waren en alles hadden zien gebeuren”. De vrouwelijke ‘support group‘ wordt ook genoemd in Marcus 15, 41, waarin wordt bevestigd dat Maria Magdalena en “Maria, de moeder van Jakobus de jongere en van Joses” (zie onder bij Maria 4) en Mattheus 27, 55, waar ongeveer hetzelfde staat.

Het plaatsje Magdala (al-Majdal) rond 1900.

Afgezien van de introductie van Maria Magdalena in Lucas 8 komt Maria Magdalena uitsluitend voor bij de kruisiging en de verrijzenis. In de tussentijd wordt in het Nieuwe Testament geen melding van haar gemaakt wat er op duidt dat zijn geen bijzondere rol in de groep vrouwen rondom Jezus speelde en zeker geen bijzondere relatie tot/met hem had. In feite zijn de mededelingen die de evangelisten over haar doen sumier. Bovendien wijkt Johannes in 19, 25 af van de rest. Hij schrijft in deze perikoop dat Maria Magdalena, samen met zijn moeder en Maria, de vrouw van Klopas (de ‘Drie Maria’s‘), bij het kruis stonden, terwijl de andere evangelisten, zoals hierboven vermeld, beschrijven dat de dames vanaf een afstand hadden toegekeken.

De opvallendste vermelding van Maria Magdalena, die ook door alle vier de evangelisten wordt gedaan, is als zij na de sabbat volgend op de kruisiging bij het graf van Jezus komt met de bedoeling zijn lichaam te balsemen. Marcus beschrijft in hoofdstuk 16 hoe na de sabbat, op de eerste dag van de week Maria van Magdalena, Maria de moeder van Jakobus en (Maria) Salomé (een andere versie van de ‘Drie Maria’s’), met geurige oliën naar Jezus’ graf gingen om zijn lichaam te balsemen. De vrouwen vinden echter een leeg graf op een in het wit geklede jongeling na, die hen mededeelt dat Jezus uit de dood is opgewekt. Hij draagt hen op terug te gaan en tegen zijn leerlingen te zeggen dat Jezus in Galilea aan hen zal verschijnen. De dames schrikken zich echter te pletter, vluchten en zeggen aan niemand iets. Tot zover de rol van Maria Magdalena bij het lege graf volgens Marcus.

Bij Mattheus is Maria Magdalena vergezeld van “de andere Maria”. Wat er bij het graf gebeurt is sensationeler dan bij Marcus, maar waar het om gaat is dat de engel ongeveer hetzelfde zegt als de man in het wit bij Marcus. Nu zijn de dames wel in staat om het nieuws van de opstanding aan de discipelen mede te delen, maar voor ze zover kwamen, kwam de opgestane Jezus hen tegemoet. Hij zei hen de discipelen te vertellen naar Galilea te gaan waar Christus aan hen zou verschijnen. Jezus verscheen hier dus voor het eerst niet alleen aan Maria Magdalena, maar ook aan ‘de andere Maria’.

Lucas beschrijft in hoofdstuk 24 het volgende. Maria Magdalena, Maria de moeder van Jacobus, Johanna en nog enkele andere vrouwen die hen vergezelden, gaan op de eerste dag van de week naar het graf van Jezus met geurige olie. Ook zij vinden een leeg graf met niet één maar twee mannen in stralende witte gewaden. De vrouwen gaan naar de discipelen en vertellen hen wat ze gezien en gehoord hadden. De discipelen vinden het maar kletspraat en geloven hen niet (er staat dus niet dat ze hen niet geloofden omdat ze vrouwen waren, iets wat de traditie en met name het feminisme er regelmatig van maken) maar Petrus rende naar het graf en bevestigde dat het leeg was. Christus verschijnt bij Lucas voor het eerst in de volgende perikoop met de Emmaüsgangers..

Tenslotte Johannes. Dit niet-synoptische evangelie is het jongste canonieke evangelie en wordt gedateerd tussen 90 en uiterlijk 110. Johannes noemt alleen Maria Magdalena die op de vroege ochtend naar het graf gaat. De precieze reden waarom zij gaat, bijvoorbeeld het balsemen van Jezus’ lichaam, wordt niet genoemd. Na haar constatering dat de steen voor de ingang van het graf was weggerold liep ze snel terug naar Petrus en ‘de andere leerling van wie Jezus veel hield’ en vertelde hen haar observatie. Vervolgens spoedden de twee discipelen met Maria Magdalena zich naar het graf en constateren daar dat het graf op de linnen lijkdoeken leeg is. De twee discipelen gingen hierna terug naar huis, maar Maria Magdalena bleef achter. Ze huilde en zag nu in het graf twee engelen. De engelen vroegen haar waarom ze huilde en Maria antwoordde dat ze haar heer hadden weggehaald en dat ze niet wist waar ze het lichaam naartoe hadden gebracht. Vervolgens draaide Maria zich om en zag iemand staan waarvan zij dacht dat het de hovenier was en die haar dezelfde vraag stelde. Vervolgens herkent Maria Magdalena Jezus als hij haar bij haar naam noemt en zij antwoordt met “Rabboeni” (meester). Hierna draagt Jezus Maria Magdalena op naar zijn ‘broeders en zusters’ te gaan en hen mede te delen dat hij zal opstijgen naar zijn vader. Maria Magdalena gaat naar de discipelen en zei tegen hen: “ik heb de heer gezien” en vertelde hen alles wat hij tegen haar gezegd had.

De hele heldenrol van Maria Magdalena als ‘apostel der apostelen’ en ‘kroongetuige’ is dus opgehangen aan die ene perikoop uit Johannes. Bij Mattheus moet ze deze eer delen met “de andere Maria”. Bij Lucas verschijnt Jezus voor het eerst aan de ‘Emmaüsgangers’ en bij het oudste evangelie, dat van Marcus, is de rol van Maria Magdalena eerder beschamend. Ook blijkt uit het evangelie naar Johannes niet dat het een speciale reden heeft dat Jezus voor het eerst, althans in dit evangelie, aan een vrouw is verschenen, iets dat in de feministische theologie maar al te graag wordt aangehaald. Maria Magdalena blijft achter als de twee discipelen terug zijn gegaan, kennelijk om nog even bij de plek te verwijlen waar haar heer begraven was geweest. De achtergeblevene had net zo goed een man kunnen zijn. Of een transgender. Of een alien. Het enige bijzondere aan Maria Magdalena is het feit dat als zij genoemd wordt tesamen met anderen, zij als eerste genoemd wordt. Verder is Maria Magdalena, afgezien van haar ‘rol’ in het evangelie naar Johannes, eigenlijk weinig meer dan een randfiguur die uitblinkt aan trouw aan haar heer.

Andrea da Firenze: Christus aan het kruis met Johannes en de drie Maria’s.

Maria 3: Maria van Betanië, de zuster van Lazarus en Martha. Deze Maria komt voor in Lucas 10, 39, waar Maria in tegenstelling tot haar zuster Martha, de bezige bij, aan de voeten van Jezus ging zitten en luisterde naar zijn woorden. Verder in Johannes 11, 1 e.v. waar deze Maria wordt geïdentificeerd met de persoon die de voeten van Jezus gezalfd heeft en met haar haren heeft afgedroogd. Het is echter niet waarschijnlijk dat dit dezelfde persoon is als de ‘zondares’ uit Lucas 7, 36 (zie Maria 0), aangezien de context geheel anders is. Bij een maaltijd ter ere van Jezus, waarbij ook de uit de dood opgewekte Lazarus aanlag, valt in Johannes 12, 3 te lezen: “Maria nam een kruikje kostbare, zuivere nardusolie, zalfde de voeten van Jezus en droogde ze af met haar haar”. De verwarring ligt niettemin voor de hand.

Maria 4: Maria, de vrouw (of dochter) van Klopas uit Johannes 19, 25. Indien deze Klopas dezelfde is als Alfeüs (Klopas zou een Griekse transliteratie zijn van Alfeüs), is deze Maria de moeder van Jacobus de Jongere en van Jozef/Joses uit Mattheus 27, 56 en Marcus 15, 40-47. Als dan Johannes 19, 25 wordt vergeleken met Marcus 15, 40, zou daaruit kunnen worden opgemaakt dat de vrouw van Klopas dezelfde persoon is als Maria, de moeder van Jakobus de Jongere.

Maria 0: Tenslotte is er nog de bekende ‘Maria 0’ zoals ik haar noem, de naamloze ‘zondares’ (waarschijnlijk een prostituee) uit Lucas 7, 36 e.v.. Deze vrouw ging naar het huis van een farizeeër omdat zij vernomen had dat Jezus daar was. Ze ging achter Jezus staan aan het uiteinde van het aanligbed waarop de eters lagen. Ze begon te huilen en Jezus’ voeten werden nat van haar tranen waarop zij zijn voeten met haar haren afdroogde. Vervolgens kuste zij ze en wreef ze in met olie die ze in een albasten kruik had meegenomen. De naam van de vrouw wordt niet genoemd, laat staan de naam Maria Magdalena. Maria Magdalena komt wel voor in de volgende perikoop, maar die speelt ‘kort daarop’, waarschijnlijk enkele dagen later. Maria Magdalena is hier geen ‘zondares’ wiens zonde vergeven zijn, maar één van de vrouwen bij wie Jezus demonen had uitgedreven en die met Jezus meetrokken.

Wordt vervolgd

Dit eerste deel concentreert zich op de bijbels-historische Maria Magdalena. In deel twee komen de kerkelijke tradities rondom Maria Magdalena, de legendevorming rondom haar, Maria Magdalena in de gnostische evangeliën aan de orde en tenslotte enkele woorden over de invented tradition van de ‘feministische Maria Magdalena’.

Reacties (2)

#1 beugwant
  • Volgende discussie
#2 Co Stuifbergen

waarvan de feministische het minst – of beter gezegd, geheel – geen recht doet aan de bijbels-historische Maria Magdalena

Dit moet denk ik zijn:

waarvan de feministische het minst – of beter gezegd, geheel geen – echt doet aan de bijbels-historische Maria Magdalena

  • Vorige discussie