serie

Boeken

Sargassoredacteuren bespreken boeken in alle soorten en maten: van non-fictie tot kinderboek, van roman tot politieke essays.


Foto: Abhi Sharma (cc)

Post-atheïst | Gilgameš

COLUMN - Uw ouders hebt u gezegd dat u kerstavond doorbrengt bij uw schoonfamilie, u hebt uw schoonouders wijsgemaakt dat u de feestdagen viert met uw eigen vader en moeder. Van uw kinderen hebt u geen last want die kijken naar Sissi, die junge Kaiserin, die ook dit jaar weer wordt herhaald. De traditionele bijlagen van uw krant bevatten traditioneel niets interessants en omdat u 2014 in real life hebt meegemaakt voelt u weinig voor het jaaroverzicht op TV. Kortom: u zoekt een goed boek.

Fragment van de tekst van het Gilgameš-epos (Museum van Hattusa)

Fragment van de tekst van het Gilgameš-epos (Museum van Hattusa)

Ik adviseer u Het epos van Gilgameš, het tweeëndertig eeuwen oude nationale gedicht van Babylonië. De beste vertaling is die van Herman Vanstiphout, omdat hij niet slechts de twaalf kleitabletten van de standaardtekst vertaalt, maar ook het oudere materiaal, en zo inzicht biedt in de groei van een van de meest overdonderende teksten uit de geschiedenis.

In de Oudheid en Middeleeuwen werd informatie vooral mondeling doorgegeven en dat geldt ook voor de sage van de oersterke koning van Uruk in zuidelijk Irak, die ergens in de zevenentwintigste eeuw v.Chr. moet hebben geregeerd. Zo rond 2000 v.Chr., eeuwen na zijn dood, circuleerden over hem al enkele verhalen, die zijn opgeschreven in het Sumerisch. De verhalen werden echter ook in andere talen verteld, en een Babylonische optekening vond plaats rond 1800.

Foto: Abhi Sharma (cc)

De Indo-Europeanen hebben nooit bestaan

RECENSIE - Die Indo-Europeanen waarover je vroeger zoveel hoorde, bestaan die eigenlijk nog wel? Niet volgens een dik boek van de archeoloog Jean-Paul Demoule dat de afgelopen weken furore maakte in Frankrijk.

Het leek mij altijd de grootste ontdekking van de taalwetenschap van de afgelopen eeuwen: dat de meeste talen uit Europa en Azië familie zijn van elkaar, en uiteindelijk afstammen van dezelfde taal, het Indo-Europees, die misschien in de Caucasus gesproken werd, of in het zuiden van Turkije. Vandaaruit zijn ze ooit, duizenden jaren geleden allerlei richtingen op getrokken en hebben de grondslag gelegd voor het Hindi, het Nederlands, het Bulgaars, het Galicisch en allerlei andere talen.

Maar waar zijn die Indo-Europeanen dan gebleven? vraagt Demoule. Er zijn geen archeologische bewijzen voor een verovering door een volk van zulke grote delen van Europa. Nergens is een spoor te vinden van de Het is onduidelijk waar ze eigenlijk vandaan zouden zijn gekomen: daar zijn allemaal theorieën over (Scandinavië, de Caucasus, Zuid-Turkije) maar die zijn geen van allen erg aannemelijk. We hebben als enige bewijs van hun bestaan het feit dat de Indo-Europese talen zoveel op elkaar lijken. En dat zou ook op een andere manier verklaard kunnen worden.

Dierenhuiden

Foto: Abhi Sharma (cc)

Recensie | Gratis geld voor iedereen

RECENSIE - In zijn nieuwste boek ‘Gratis geld voor iedereen’ houdt historicus Rutger Bregman een pleidooi voor een wereldwijd basisinkomen voor iedereen. Hans Beerends las het werk met grote belangstelling.

De discussie over basisinkomen in Nederland is niet nieuw; in de jaren tachtig pleitte de vakbonden en de toenmalige PPR (een van de voorlopers van GroenLinks) al voor dit systeem. Toenmalig PPR-voorzitter Bram van Ojik, thans fractievoorzitter van GroenLinks, was een fervent voorstander. Ondanks het enthousiasme van Van Ojik cum suis is het idee nooit echt van de grond gekomen.

Toch is het plan, althans voor Nederland, de eenvoud zelve: schaf alle uitkeringen af alsmede het omvangrijke controleapparaat en het geld wat je bespaart is voldoende of bijna voldoende om iedereen een basisinkomen van rond de 1.200 euro te verschaffen. Verschil met de bijstand is dat het je vrij staat om boven dat basisinkomen meer te verdienen. De man of vrouw die zuinig wil leven en haar tijd wil besteden aan wandelen, yoga of wat dan ook kan dat doen en degene die van luxe houdt zoekt zijn of haar heil in een goed verdienende loopbaan. Niemand berispt elkaar, niemand wordt gecontroleerd en iedereen is vrij te doen wat hem of haar het beste lijkt.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Recensie | Aan de goede kant. Biografie van de Nederlandse anti-apartheidsbeweging 1960 – 1990

RECENSIE - Roeland Muskens schrijft in ‘Aan de goede kant’ over de geschiedenis van de Nederlandse anti–apartheidsstrijd van 1960 tot 1990. Naast de geschiedenis van de vele, elkaar soms beconcurrerende, actiegroepen is zijn boek ook het verhaal van de ontwikkeling van het politieke denken over Zuid-Afrika, welke liep van juichende bewondering tot diepe afkeer, zo las Hans Beerends.

In 1902 charterde koningin Wilhelmina een oorlogsschip om Paul Kruger, de president van de Zuid-Afrikaansche Republiek, op te halen. De Afrikaanse Boeren, onze stamverwanten, hadden de oorlog tegen Engeland verloren en Wilhelmina ontfermde zich over de president. In heel Nederland werd Paul Kruger als een held binnengehaald en veel straten en pleinen met namen als Krugerplein, Transvaalkade en Oranjevrijstaatkade herinneren nog aan deze uiting van onverholen bewondering.

Gedurende de eerste helft van de vorige eeuw bleef het respect voor Kruger en co. bestaan. Er verschenen spannende jongensboeken over Boeren die streden tegen de verfoeide Engelsen, Bosjesmannen of Hottentotten. Ook werden op scholen Zuid-Afrikaanse liedjes gezongen als: ‘O breng mij t’rug naar die ou transvaal daar waar mij Sari woon’. Kortom, de verbondenheid met onze heldhaftige stamverwanten was groot. Voor protestants en met name gereformeerd Nederland kwam daar nog bij dat de Afrikaners standvastig de ware calvinistische leer omhelsde.

De eerste barstjes ontstonden tijdens de Tweede Wereldoorlog vanwege de pro-Duitse houding van veel Afrikaners en omdat het blanke ‘baasskap’ in Zuid-Afrika achteraf gezien steeds meer nazistische trekken kreeg. In 1948 werd die barst groter toen in Zuid-Afrika de Herenigde Nasionale Partij van Daniël François Malan aan de macht kwam. Deze in de oorlogsjaren met de Duitsers sympathiserende politicus was een groot voorstander van verscherping van de bestaande apartheidspolitiek.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Recensie | De economie van goed en kwaad

RECENSIE - In ‘De economie van goed en kwaad’ houdt de Tsjechische econoom Tomás Sedlácek een gedreven en goed onderbouwd pleidooi om de ethische kant van de economie weer in ere te herstellen, schrijft Hans Beerends.

Economen gaan uit van data en statistieken, verwerken deze in een computermodel en de uitkomsten worden gepresenteerd als objectieve waardevrije adviezen. Morele overwegingen of ideologische vooronderstellingen spelen volgens hen geen enkele rol. Uitkomsten van het wiskundige onderzoek zijn onweerlegbare feiten waar de goegemeente het mee moet doen, of men dat nu leuk vindt of niet.

Volgens de Tsjechische econoom Tomás Sedlácek, schrijver van het boek De economie van goed en kwaad, is hier sprake van een verloedering van de economische wetenschap. Economen gaan zijns inziens wel degelijk uit van ideologische vooronderstellingen, alleen worden die niet benoemd. Ondertussen gaan zij, als ware het een vanzelfsprekendheid, uit van de vooronderstelling van de noodzaak van economische groei en van de vooronderstelling dat groei beperkt kan worden tot het meten van materiële zaken.

Volgens Sedlácek is economie echter bij uitstek een sociale wetenschap die zich van oudsher, in samenspraak met andere disciplines, bezighield met morele vragen. De huidige economische wetenschap heeft zich echter opgesloten in een ivoren toren en laat discussies over goed en kwaad over aan anderen.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Kleinstaterij! | Recensie

RECENSIE - Vincent Stuer, speechwriter van vertrekkend Commissievoorzitter Barroso en eerder woordvoerder van eurocommissaris De Gucht, neemt het in zijn essay “Kleinstaterij!” op tegen Thierry Baudet en andere propagandisten voor de “natiestaat”. Kijk naar de geschiedenis van Europa, betoogt hij aan de hand van een indrukwekkende stapel boeken,  en je ontdekt vanzelf dat er geen vanzelfsprekend verband is tussen het idee van een natie aan de ene kant en staatsvorming en democratie aan de andere kant. Staten zijn niet ontstaan uit naties, eerder omgekeerd, en nationalisme leidt niet vanzelf tot democratie. In Europa is een terugkeer naar de natiestaat geen garantie voor meer democratie en behoud van de soevereiniteit. Stuer levert een ontnuchterende analyse van het nationalisme in Europa en een scherpzinnige bijdrage aan het debat over de toekomst van de Europese samenwerking.

De geschiedenis van de Italiaanse natie neemt Stuers als voorbeeld. Aan de hand van de idealen en politieke praktijken van drie nationale helden, de radicale 19e eeuwse idealist Mazzini, de romantische strijder Garibaldi, en de realpolitiker Cavour laat hij zien dat de eenheidsstaat Italië is gegroeid voordat er van één natie sprake was. In Italië sprak ten tijde van de constructie van de eenheidsstaat ongeveer 2,5% Italiaans. Het Italiaanse nationale gevoel moest nog volledig ontwikkeld worden en gezien de grote tegenstellingen tussen noord en zuid en het nog altijd bestaande separatisme zou je je kunnen afvragen of het er ooit van gekomen is. De klacht van Mazzini bij de eenwording was typerend: “Het Italië dat we vandaag de dag vertegenwoordigen is een levende leugen. Dit is niet meer dan een schim van Italië.” Volgens zijn tijdgenoot Mme de Staël was het nationalisme meer begaan met het verleden en de toekomst dan met de hedendaagse realiteit, anders gezegd: realisme en concrete uitwerkingen mogen we er niet van verwachten.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Recensie | Symfonie van honger, dood en hoop

RECENSIE - Drie in één. Dat zie je tegenwoordig wel vaker bij nieuwe boeken. Door verschillende (deel)onderwerpen met elkaar te vermengen, wordt het potentiële lezerspubliek aanzienlijk vergroot. En daar zijn uitgevers vanzelfsprekend blij mee.

Symfonie van honger, dood en hoop. Leningrad 1941 – 1943 van de Britse historicus en journalist Brian Moynahan is ook zo’n boek dat drie verhaallijnen bij elkaar brengt. Te weten: de zevende symfonie van Dimitri Sjostakovitsj die door de componist werd opgedragen aan zijn thuisstad, het belegerde Leningrad; de sovjetterreur die zowel voorafgaand aan, als tijdens de Tweede Wereldoorlog de stad in zijn greep hield; en, tenslotte, het beleg, vanaf najaar 1941, van Leningrad door de Duitse Wehrmacht.

De jaren dertig waren geen gelukkige tijd voor de sovjetburger. Ook niet in Leningrad waar de moord in 1934 op de (te?) populaire partijfunctionaris Sergej Kirov de aanzet vormde voor een stevige dosis van Stalins beruchte zuiveringen.

Echt gezuiverd werd er natuurlijk niet. Het waren eerder decimeringen: de NKVD, de toenmalige incarnatie van de Russische staatsveiligheidsdienst, kreeg eenvoudigweg quota opgelegd: voor een bepaalde datum dienden zus of zoveel duizend mensen gearresteerd te worden ‘om doodgeschoten te worden’.

In arren moede arresteerde de NKVD dan bijvoorbeeld een ober die gruyèrekaas met te grote gaten serveerde wegens ‘sabotage’. En op sabotage stond uiteraard de doodstraf.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Recensie | De vrije val van Vestia

RECENSIE - Hans Verbraeken was er als eerste bij: hij meldde eind januari 2012 in het Financieele Dagblad dat Vestia dreigde te bezwijken onder de last van een enorme derivatenportefeuille. Hij beet zich in het dossier vast en liet niet meer los. Na tientallen artikelen en berichten over de affaire ligt er nu een reconstructie van zijn hand in de boekwinkels: De vrije val van Vestia. Ondanks de technische details — zie de lange verklarende woordenlijst aan het einde van het boek — is het een onverbiddelijke pageturner geworden, vergelijkbaar met andere reconstructies van bedrijfsongevallen als De prooi, De vastgoedfraude en De ondergang van SNS.

Verbraeken valt na een korte inleiding met de deur in huis: de inval van justitie bij de hoofdrolspeler in het miljardendrama, Erik Staal. Hij neemt ons mee naar het begin van zijn carrière bij de gemeente Den Haag en geeft een korte biografie. Hij schetst het beeld van een Macher, een vreemde, ondernemende eend in de bijt van de gemeentepolitiek. Staal wist lastige klussen snel en efficiënt op te lossen. Hij kreeg de vrije hand om het Gemeentelijk Woningbedrijf door reorganisaties en een reeks fusies om te vormen tot Vestia: de grootste corporatie en vooral een van de grootste projectontwikkelaars van Nederland. Voor rekening en risico van de huurder, en tegen een vorstelijk salaris, dat wel.

Staals ‘tomeloze geldingsdrang’ leidde tot steeds grotere en wildere projecten en ideeën, zo blijkt uit het vervolg. Die projecten moesten gefinancierd worden. Daarvoor zorgde de financiële rechterhand van Erik Staal: Marcel de Vries. Verbraeken beschrijft in detail hoe hij de rentelasten op de leningen van Vestia wist te drukken met financiële producten, vervolgens lage rentes voor toekomstige leningen regelde door opties op opties te stapelen, en geld verdiende door zelf opties te schrijven. Hij speculeerde een derivatenportefeuille van 23 miljard bij elkaar, vele malen groter dan de leningenportefeuille en dan Vestia zelf, met medeweten, goedkeuring en aanmoediging van Staal.

Foto: Abhi Sharma (cc)

‘Poetin democraat’

…is de kortste grap, die in Rusland circuleert. Rusland lijkt zoekende op een pad dat naar een nieuwe Koude Oorlog voert. Maar misschien voeden wij die angst van de Russen wel.

De vraag van betekenis is: wat denkt de Rus? En wat denkt Poetin?

Hoewel we niet weten wat Poetin denkt, is het dankzij het nieuwe boek van Svetlana Alexijewitsj, Het einde van de rode mens. Leven op de puinhopen van de Sovjet Unie nu een stuk duidelijker wat ‘de’ Rus denkt.

Het einde van de rode mens’ is fantastisch, want het is een meeslepend geschreven verhaal, oral history van het type dat je bij Bibeb of Gerard van Westerloo vindt. Het boek is kloek, meer dan vierhonderd pagina’s, maar er kan maar weinig uit worden weggelaten.

Het gaat over de politieke geschiedenis van de Sovjet-Unie en Rusland, maar ook over dat ongrijpbare, de Russische cultuur, de melancholie, de fixatie op strijd en lijden.

Politieke geschiedenis

Voor de sfeer in Rusland is de recente politieke geschiedenis van betekenis, maar ook de minder recente telt mee. In 1989 viel de muur in Berlijn en zakten de regimes in Oost-Europa als kaartenhuizen in elkaar. De oude mannen in het Kremlin stierven (Breznjev, Andropov) en Gorbatschov leek een nieuwe tijd in te luiden. Maar in 1992 was hij zo weinig populair in de USSR, dat een staatsgreep tegen hem plaats vond. Niks glasnost en perestroika, meende een deerniswekkende junta.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Recensie | Wie is er bang voor de vooruitgang?

RECENSIE - Na een mailwisseling met de redactie van het Trouw-katern Letter en Geest, waarin een voorpublicatie van Jaffe Vink’s boek Wie is er bang voor de vooruitgang? verscheen, ben ik Vinks boek deze zomer zowaar gaan lezen. Ik zag aanvankelijk geen reden dat te gaan doen, omdat de eerste de beste fact check van een willekeurige bewering van Vink, namelijk dat de zure regen een overtrokken hype zou zijn, opleverde dat Vink selectief winkelde in de kennis, de kennis niet begreep, en blijkens een interview met Vrij Nederland kennelijk bewust een onderzoeker verkeerd citeerde.

Maar allez, de Trouw-katernredacteuren waren enthousiast (al konden ze me niet duidelijk maken waarom) en her en der waren er naast kritische recensies ook zeer positieve reacties, blijkens Vinks eigen website.

Misschien is het omdat Vink oprichter en katernredacteur van Letter en Geest is geweest dat de huidige reactie zo positief was, maar ik moet bekennen: na lezing begrijp ik het enthousiasme nog steeds niet. Op één punt na: Vink kan voortreffelijk schrijven: puur tekstueel is lezing van Wie is er bang voor de vooruitgang? een genoegen.

Enthousiasme over de inhoud is echter niet ontstaan. Dat komt vooral omdat me in het geheel niet duidelijk is geworden welk punt Vink nu eigenlijk wil maken. Het boek fladdert heen en weer tussen anti-foulings-middel tributyltin, zure regen, de zegeningen van de uitvinding van de lift, de voedselvoorziening van India, de ‘smeerpijp’ aan het Winschoterdiep, en de Club van Rome, waaraan Vink een pesthekel blijkt te hebben.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Recensie | De eerstgevallenen

RECENSIE - Door een gelukkige speling van het lot woont mijn collega Theo Toebosch bij me in de buurt. We komen elkaar elke maand wel eens in de winkelstraat tegen, lunchen regelmatig en komen ook wel eens bij elkaar over de vloer. Dat maakt me niet tot de meest objectieve recensent van zijn laatste boek, De eerstgevallenen, maar dat weerhoudt me niet dit boek over de Eerste Wereldoorlog onder uw aandacht te brengen.

De eerste eerstgevallene is de Franse korporaal André Peugeot, die op 2 augustus 1914 om het leven kwam bij een incident aan de Frans-Duitse grens. Dat was dertig uur voordat Duitsland met een oorlogsverklaring aan Frankrijk een tot dan toe kleinschalig conflict tussen Oostenrijk-Hongarije en Servië deed escaleren en misschien moet je daarom zeggen dat de dood van Peugeot geen oorlogshandeling was maar een moord in vredestijd. Hoe dat ook zij, Peugeot geldt als de eerste dode van de Eerste Wereldoorlog.

De andere eerstgevallene is Albert Mayer, die die ochtend was uitgestuurd op een missie over de grens, bij het dorpje Joncherry stuitte op Franse troepen en Peugeot doodde. Misschien was de Duitse cavalerist een moordenaar. Misschien was hij het slachtoffer van een bevel dat hij beter niet had kunnen opvolgen. Hoe dat ook zij, Mayer geldt als de eerste Duitse dode van de Eerste Wereldoorlog.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Post-atheïst | Boekenjood

COLUMN - Elke maandag verzorgt Ewoud Sanders – full disclosure: ik ken hem persoonlijk – op de achterpagina van het NRC Handelsblad de ‘woordhoek’, waarin hij vertelt over de geschiedenis van Nederlandse woorden en uitdrukkingen. Hij kan die geschiedenis reconstrueren dankzij een digitale databank waarin tienduizenden boeken zijn opgenomen. Als Sanders dus zegt dat het woord ‘speleoloog’ voor het eerst in gedrukte vorm verscheen in de Opregte Haarlemsche Courant van 16 juni 1896, dan is dat een snoeihard feit.

Vorige maand publiceerde Sanders een leuk boek over één enkel woord: ‘boekenjood’. Achter dit vergeten begrip gaan negentiende-eeuwse handelaren in tweedehandsboeken schuil, en achter hen schuilt een wereld die voor mij volkomen nieuw was.

Het boek begint met een anekdote over Vincent van Gogh, die geïllustreerde tijdschriften koopt bij een boekenjood in Den Haag. Dan volgen Sanders’ verrukkelijke, onweerlegbare statistieken: tussen 1877 en 1882 had Van Gogh het in zijn brieven zevenmaal over boekenjoden.

Het was niet de minste boekenjood bij wie Van Gogh zijn tijdschriften kocht: de familie Blok bood haar waren aan op het Binnenhof en mocht ministers, premiers en andere politici rekenen tot haar vaste klanten. Het riep bij mij het beeld op van een jonge schilder die stond naast de toenmalige minister president, Theo van Lynden van Sandenburg: de toen onbekende kunstenaar is nu wereldberoemd, de toen beroemde politicus is nu zo vergeten dat in maar twee van de talloze staatsliedenbuurten straten naar hem zijn vernoemd.

Vorige Volgende