serie

Boeken

Sargassoredacteuren bespreken boeken in alle soorten en maten: van non-fictie tot kinderboek, van roman tot politieke essays.


Foto: Abhi Sharma (cc)

Recensie | 1945, biografie van een jaar

RECENSIE - Hoe kun je een samenleving en beschaafde omgangsvormen herstellen als de vrede uitbreekt? Wat kom je dan tegen: wraakzucht, problemen met het recht, politieke restauratie? Maar ook: vernieuwing, ongebreidelde vitaliteit, idealisme? Hoe ging men daar toen mee om?

In 1945 is onze beschaving opnieuw geboren. Het is ook mijn geboortejaar. Ik ben een aantal weken tijdgenoot van Hitler geweest en van Roosevelt, maar ik ben er door iets anders. Mijn moeder kreeg in 1939 ruzie met mijn grootouders over een affiche van de NSB op een raam van haar ouderlijk huis en vertrok. Zij trouwde drie jaar later met de man die in 1945 mijn vader werd. Ik werd geboren tijdens hevige gevechten tussen Duitsers en Canadezen. Een tante van mij, negentien tijdens de bevrijding ‘verbroederde’ met een Canadees en emigreerde.

Ian Buruma schreef een boek over dat jaar, getiteld “1945: biografie van een jaar.” Die ondertitel is een goede vondst. Buruma (1951) gebruikt veel primaire bronnen en ooggetuigen, wat een bijzondere kleur geeft aan wat we uit de geschiedenisboeken weten.

Ik vond het lezen van het boek een belevenis. Buruma’s herinneringen  lijken sprekend op de mijne. Hij vertelt over de oorlog, die er altijd was in de hoofden. In mijn straat woonde ook een oud NSB-er: geen idee wat het was, maar ik mocht er niet in de buurt komen.  Jaren later werkte ik als correspondent bij Vara’s ombudsman en kreeg een brief van een nabestaande die op 7 mei 1945 was neergeschoten bij een schietpartij op de Dam in Amsterdam, waarover ik toen nooit gehoord had. De klacht was: regelingen golden alleen voor slachtoffers van oorlogsgeweld en de oorlog was op 5 mei afgelopen, dus helaas…

Foto: Abhi Sharma (cc)

Recensie | Alles doet mee aan de werkelijkheid

RECENSIE - Paul Scheffer schetste het levensverhaal van zijn grootvader Herman Wolf. Het eindresultaat is jammer genoeg meer Scheffer dan Wolf.

‘Alles doet mee aan de werkelijkheid’ was het levensmotto van Herman Wolf (1893-1942), een bekende persoonlijkheid in Nederlandse intellectuele kringen gedurende het interbellum. Wolf was bovendien de grootvader van publicist en prominent PvdA-lid Paul Scheffer. Laatstgenoemde schetste – volgens de flaptekst – een ‘indringend beeld’ van een generatie intellectuelen die wordt overvallen door de opkomst van Hitler.

Lukt dit? Zomaar twee zinnen. De eerste:

Thomas Mann had in het Concertgebouw Goethe gepresenteerd als een uitbarsting van de Duitse cultuur, maar Herman Wolf ziet in hem allereerst de belichaming van het Europese humanisme.

Bovenstaande zin onthult niets over Goethe. Was hij een typisch voortbrengsel van de Duitse cultuur of toch een Europees georiënteerde humanist? Scheffer laat het in het midden. Maar ook over Thomas Mann en Herman Wolf komt de lezer zodoende weinig te weten: hadden ze gelijk? Ongelijk? Of hielden ze er allebei een overmatig eenzijdige blik op Goethe op na? Ook in het vervolg lost Scheffer het raadsel niet op.

Tweede zin:

Deze mengeling van idealisme en pessimisme geeft [Herman Wolfs] denken een geweldige lading en heeft ook in onze tijd haar zeggingskracht niet verloren.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Risicovolle samenleving eindigt bij opwindbare sinaasappels

ANALYSE - Culturele beschouwingen over PRISM leggen vooral het verband met de boeken 1984 van George Orwell en Het proces van Franz Kafka. In A Clockwork Orange staat misschien wel de belangrijkste aanname centraal wanneer je überhaupt in een samenleving zonder overheidsdwang wilt leven, legt Ralf de Jong uit.

Een vrije, open samenleving zoals de onze leidt automatisch tot een risicovolle samenleving. Dit stelde Rob Wijnberg afgelopen zomer in De Groene Amsterdammer. Het gedrag van de zeven miljard individuen op deze aardbol valt nauwelijks te sturen op een manier waardoor geen gevaar voor de ‘collectieve veiligheid’ dreigt. Dit kan alleen wanneer de staat daarvoor de vrije samenleving opoffert door van alles te verbieden  – van vliegtuigen en heggenscharen tot de voetbalwedstrijd Ajax-Feyenoord.

Literaire betekenis

Zoals bekend probeert de NSA met PRISM de risico’s in de samenleving ieder geval te verkleinen door de privacy van burgers op te offeren. Een vergelijking met de samenleving in 1984 van George Orwell lag vanuit literair perspectief direct voor de hand aangezien de staat (ook) hier het leven van zijn burgers probeert te domineren door hen dag en nacht te bespioneren.

De wereld uit Franz Kafka’s klassieker Het proces geeft goed de hopeloosheid van het individu weer wanneer hij niet de regels van het rechtssysteem kent. Of wanneer hij zoals de hoofdpersoon Jozef K in Het proces niet weet voor welke misdaad de politie hem arresteert. Volgens de Amerikaanse rechtsprofessor Daniel Solove problematiseert het zo de machtsrelatie tussen de staat en haar burgers, bijvoorbeeld wanneer de NSA dankzij PRISM over meer informatie van jou beschikt dan je zelf weet.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Terug in de tijd met… Simone de Beauvoir

RECENSIE - In 1949 publiceerde Simone de Beauvoir haar baanbrekende boek ‘De tweede sekse’ dat met name vanaf de jaren zestig een belangrijke inspiratiebron zou worden voor de Tweede feministische golf. Wat blijft er nu, 64 jaar later, nog over van dit boek?

Om met een een open deur te beginnen: een boek van 64 jaar oud is vanzelfsprekend op bepaalde punten achterhaald. De maatschappij is inmiddels veranderd – niet in het minst omdat gedurende de afgelopen decennia natuurlijk heel veel vooruitgang is geboekt op het gebied van vrouwenrechten. Verder blijkt de gedateerdheid van De tweede sekse bijvoorbeeld uit het gegeven dat De Beauvoir – ook al is ze het lang niet altijd eens met de beoefenaren van deze discipline – zoiets als psychoanalyse nog serieus neemt.

Daarbij is het overigens opvallend hoe bizar weinig de wetenschappelijke wereld toen afwist van toch tamelijk banale zaken als menselijke seksuele activiteit en, specifiek, orgasmes. Zo merkt De Beauvoir, in navolging van Freud, op:

[De vrouw] moet overgaan van clitoraal op vaginaal genot. […] ze loopt dus meer risico haar seksuele ontwikkeling niet te voltooien en in een infantiel stadium te blijven steken en daardoor weer neurosen te ontwikkelen. (p. 64)
Foto: Abhi Sharma (cc)

Verdedigde Immanuel Kant ooit theïstische evolutie?

RECENSIE - Een boek over geloof en wetenschap, van de hand van de Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant (1724-1804) – zo kan Kants natuurfilosofische werk Allgemeine Naturgeschichte und Theorie des Himmels uit 1755 wel gekenmerkt worden.

Het boek is recentelijk voor het eerst in het Nederlands vertaald, door Kant-vertaler Willem Visser, en met de mooie titel Het ontstaan van het heelal en de goede God.

Maar kosmologie uit de 18e eeuw, is dat niet volledig achterhaald? Niet helemaal dus. Een korte bespreking.

De Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant (1724-1804) is vooral beroemd geworden door zijn drie “Kritieken”, maar hij is ook beroemd buiten de filosofie. In de sterrenkunde is hij bekend vanwege de “zonnenevel-hypothese” of de “Kant-Laplace-hypothese” die het ontstaan van ons zonnestelsel en het universum verklaart op basis van een ordening uit chaos.

In Kants Allgemeine Naturgeschichte und Theorie des Himmels uit 1755, die nu voor het eerst in het Nederlands vertaald is door Willem Visser, beschrijft Kant hoe hij meent dat het zonnestelsel en het universum als geheel verklaard kan worden op basis van “aantrekking” (zwaartekracht) en “afstoting” (centrifugale kracht).

Het universum een systematisch geheel

Het boek bestaat uit drie delen. In het eerste deel beschrijft Kant hoe het universum een systematisch geheel is. Onze melkweg is één van vele sterrenstelsels, maar de onderliggende principes zijn allen gelijk. In het tweede deel – het langste van het boek – beschrijft hij de wording van ons zonnestelsel (hij kende alleen de zes planeten Mercurius, Venus, de aarde, Mars, Jupiter en Saturnus, maar vermoedde dat er wellicht nog meer planeten zouden zijn).

Foto: Abhi Sharma (cc)

Recensie | Who owns the future

RECENSIE - Is er een alternatief voor de huidige data-gedreven samenleving? Jaron Lanier geeft er in zijn nieuwe boek Who Owns The Future een interessante visie op.

Eind jaren ’80, begin jaren ’90 stond de naam van Jaron Lanier gelijk aan virtual reality. Lanier was een pionier op dit gebied, wat door hype en hoop werd omgeven. De beloften van de nieuwe digitale wereld lonkten en Lanier maakte de eerste stappen. Een jaar of 20-30 later is Lanier stukken veel minder optimistisch ove’r de mogelijkheden die de digitale netwerksamenleving heeft gebracht.  Dat bleek al uit zijn  kritiek op user-generated content in You are not a Gadget (2010) en nu ook in zijn nieuwste boek Who owns the Future.

“Who owns the future” bouwt hier en daar voor op het vorige boek, maar gaat nog een flinke stap verder. Lanier doet een ideologisch relaas over hoe, door de architectuur van hedendaagse digitale netwerken, onze economie in grote problemen komt. Door het digitale-efficiëntiedenken verdwijnen de banen en zekerheden van de economische middenklasse, en concentreren data, geld en macht zich bij centrale servers van de mensen met de beste computers en de slimste programmeurs. Siren servers, zoals Lanier ze noemt.

De manier waarop het moderne internet is ingericht zorgt ervoor dat alleen deze siren servers geld verdienen aan de waardevolle informatie die op het web wordt gecreëerd. Zij monitoren en verzamelen alle informatie die over het netwerk wordt verstuurd. De servers die op het hoogste overzichtsniveau informatie verzamelen, creëren de meeste waarde en hebben de macht om de markt naar hun hand te zetten. Dit zijn de bekende internetreuzen zoals Google, Facebook en Amazon, maar ook de verzekeraars en supermarktketens als Wal-Mart die informatie over klanten verzamelen. De siren servers verdienen miljarden, maar de makers van de informatie worden hier niet voor gecompenseerd. Een succesvolle informatie economie kan volgens Lanier niet functioneren op dit principe waarin een kleine groep grof geld verdient aan informatie, terwijl de rest van de samenleving het gratis weggeeft.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Integratie

RECENSIE - Momenteel ben ik De Gouden Eeuwen van Andalusië aan het lezen van Maria Rosa Menocal (uitgegeven bij de leukste uitgeverij van Nederland: Bulaaq). Het is een populair boek zonder wetenschappelijke pretenties dat in de vorm van een reeks biografische schetsen een aantal vensters opent op de geschiedenis van al-Andalus, islamitisch Spanje. Het boek is met enthousiasme geschreven en leest als een trein. De schrijfster beperkt zich in haar boek niet tot de grenzen van haar onderwerp: Spanje, maar laat de lezer ook kennismaken met de invloed die islamitisch Spanje tot in Parijs en Londen heeft gehad. Daarmee maakt Menocal de reikwijdte van de netwerken die er in het middeleeuwse Europa lagen mooi inzichtelijk. Dat laatste maakt het boek toch tot een aanrader.

Want het enthousiasme waarmee het boek geschreven is, geeft het ook een keerzijde: het beeld van islamitisch Spanje, vooral onder de Umayyaden, is soms wel héél erg roze. De veelgeroemde tolerantie en vrijheid van godsdienst in al-Andalus was er wel degelijk, maar was er alleen verhoudingsgewijs.  Van de werkelijke invulling van die tolerantie en vrijheid in de Andalusische praktijk zouden we tegenwoordig behoorlijk schrikken. Was al-Andalus nu een bestaande staat, dan zou zelfs Nederland daar graag vluchtelingen uit opnemen.

Menocals aanpak maskeert dat behoorlijk en dat komt voornamelijk omdat ze voor haar biografische schetsen – ze kon ook haast niet anders natuurlijk – mensen genomen heeft die de geschiedenis van al-Andalus mede hebben bepaald. Uitschieters dus, zoals Hasdai ibn Shaprut en Samuel de Nagid bijvoorbeeld: joden die het in islamitisch Spanje bijzonder ver schopten. De een was vizier van de kalief, de ander de generaal van een islamitisch heerser.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Recensie | Het wonder van Denemarken

RECENSIE - Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn in Nederland -zoals bekend- veel Joden afgevoerd en omgekomen. In Denemarken niet. Bo Lidegaard probeert in zijn nieuwe boek het verschil te verklaren.

In Denemarken woonden in 1940 ongeveer 6000 Joden.  Tijdens de “vreedzame bezetting”  in de Tweede Wereldoorlog wisten die vrijwel geheel te ontkomen naar het neutrale Zweden, door een evacuatie met vissersboten over de Sont. Hoe was dit mogelijk? De mythe zegt dat naar het voorbeeld van Koning Christiaan alle Denen een Jodenster droegen, toen de Duitsers dat voor Joden verplicht stelden en dat zulks verwarring schiep bij de Duitsers , waarvan handig gebruik is gemaakt. Maar zo is het niet helemaal gegaan, volgens Bo Lidegaard in zijn boek “Landgenoten”, recent verschenen bij Balans.

Hannah Arendt noemde de houding van het Deense volk en zijn regering uniek.

De bestudering van deze houding zou men voor alle studenten in de politieke wetenschappen verplicht gesteld willen zien: hier valt namelijk te leren welk een geweldige kracht er is gelegen in het geweldloze verzet tegen een tegenstander die over veelvoudig superieure machtsmiddelen beschikt. (H. Arendt, p.286)

Dat is niet onjuist, maar het beeld is toch genuanceerder, zo blijkt uit het verhaal van Lidegaard. Er werd door Denen wel gesaboteerd, terwijl de bezettingsmacht van de Duitsers zeer beperkt was.  Dus helemaal geweldloos waren de Denen niet en de tegenstander had slechts beperkte macht paraat. Maar het is niet ten onrechte dat wij een collectief schuldbesef cultiveren, omdat er zoveel Nederlandse Joden zijn afgevoerd en omgekomen. Hoe kon het verschil met Denemarken ontstaan?

Foto: Abhi Sharma (cc)

Edmund Burke en het hedendaagse conservatisme

ANALYSE - Overtuigde conservatieven kennen weinig grotere helden dan Edmund Burke. Maar in hoeverre zijn de ideeën van deze achttiende-eeuwse denker nog relevant?

De Anglo-Ierse politicus en schrijver Edmund Burke (1730-1797) wordt algemeen gezien als een van de grondleggers van het moderne conservatisme. Het is dan ook geen toeval dat in december 2000 enkele Nederlandse conservatieven de Edmund Burke Stichting oprichtten, met als doel ‘in de Nederlandse samenleving het goede te behouden, en te herstellen wat er aan goeds verloren is gegaan’.

Burke’s invloedrijkste geschrift is zijn Reflections on the Revolution in France (1790), een felle aanklacht tegen de Franse Revolutie en al haar uitwassen (alhoewel ten tijde van publicatie de echte terreur nog een aantal jaren op zich zou laten wachten).

Tegen democratie en mensenrechten

Wat echter in veel gevallen onvermeld blijft, is dat Burke niet alleen hevig ageert tegen de methoden van de Franse Revolutie, maar ook tegen de idealen ervan. Zo moet Burke niets hebben van de Revolutionaire eisen dat een volk zijn eigen regering moet kunnen kiezen, dat een regering bij wangedrag of disfunctioneren mag worden ontslagen, en dat een volk zeggenschap heeft over de regerinsgvorm waaraan het onderworpen zal zijn. Ook het concept ‘mensenrechten’ is hem een gruwel:

Foto: Abhi Sharma (cc)

Recensie | Een kleine stad bij Auschwitz

RECENSIE - De morele schuld van individuele Duitsers aan de Holocaust is al jarenlang onderwerp van verhitte discussie. Mary Fulbrook doet met haar boek ‘Een kleine stad bij Auschwitz’ een nieuwe duit in het zakje.

Ongeveer dertig kilometer van Auschwitz, in het deel van Polen dat door Nazi-Duitsland tot onderdeel van het Reich werd gemaakt, ligt het stadje Będzin. Om dit nieuwe stukje Duitsland judenrein te krijgen, werden ongeveer 85.000 Joden uit deze streek naar het nabijgelegen werk- en vernietigingskamp gedeporteerd. Het aantal overlevenden was minimaal.

In Een kleine stad bij Auschwitz. Gewone nazi’s en de Holocaust beschrijft Mary Fulbrook, hoogleraar Duitse geschiedenis aan University College London, de gebeurtenissen in Będzin tussen het begin van de Duitse bezetting en het moment in 1943 dat de stad officieel judenfrei werd verklaard. Hierbij besteedt Fulbook speciale aandacht aan de rol van Landrat Udo Klausa, een hoge civiele districtbestuurder in Będzin en omgeving. Dit is allerminst toevallig: Landrat Klausa was getrouwd met Fulbrooks latere peettante, het meisje dat ooit hartsvriendin van haar moeder was – totdat laatstgenoemde om politieke en raciale redenen halverwege de jaren dertig Duitsland moest ontvluchten.

Een kleine stad bij Auschwitz heeft zodoende een drievoudige focus. Allereerst vertelt het boek het verhaal van de Joodse gemeenschap in Będzin tussen 1939 en 1943. Ten tweede is er aandacht voor de activiteiten van het Duitse bestuur en de rol van Klausa hierin. Tenslotte besteedt Fulbrook aandacht aan de manier waarop Klausa – die na afloop van de Tweede Wereldoorlog als Landesdirektor van de regio Rijnland nog een mooie ambtelijke carrière zou hebben – zijn betrokkenheid bij de deportatie van tienduizenden Joden achteraf presenteerde.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Het trucje dat Dan Brown uitstekend beheerst

RECENSIE - ´Holy Mary, Mother of God, Batman!´

Vooruit, de televisieavonturen van de caped crusader uit de jaren zestig zijn niet het eerste waar je aan denkt bij het lezen van Dan Browns Inferno, maar voor mij wel het tweede.

Een voorbeeld: in een van de heerlijk absurde afleveringen van de serie bindt de Joker Batman en Robin vast in een zwembad en laat ze alleen met een mensetende schelp. Uiteraard heeft hij van tevoren al zijn duistere plannen tot in detail aan het dynamische duo uitgelegd, want hé… onze helden kunnen niet ontsnappen. Toch?

Fout! Want de Joker heeft natuurlijk niet gerekend op het flesje ‘Bat Clam Repellant’ dat Batman voor dit soort gelegenheden aan zijn riem heeft hangen. Blam! Thud! Kapow! Waarom heeft de clowneske crimineel zijn tegenstanders dan ook niet gelijk doodgeschoten?

Simpel, omdat er anders geen verhaal te vertellen valt.

In Inferno van Dan Brown zien we dezelfde dynamiek. Als Zobrist – de antagonist in het verhaal, met een nogal radicale oplossing voor het probleem van overbevolking – zijn plan om een derde van de mensheid uit te roeien immers gewoon had doorgezet, was Brown al na vijftig pagina’s klaar geweest.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Gratis meesterwerk: Sara Burgerhart

RECENSIE - Deze zomer bespreekt Marc van Oostendorp elke donderdag een gratis te downloaden meesterwerk uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Deze week: ‘Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart‘ van Elisabeth Wolff en Agatha Deken, uit 1778.

Met wie breng je liever je tijd door als je negentien bent, geld hebt, net ontsnapt bent aan het huis van je kwezelachtige tante? Met een betrouwbare man die je nooit zal aanraken voordat je degelijk getrouwd bent? Of met een charmante edele man die je de mooiste boeken uitleent en prachtig en vlammend kan vertellen over de meest uiteenlopende onderwerpen.

Sara Burgerhart weet het ook niet precies. In de gelijknamige roman, volgens sommige criteria de eerste in de Nederlandse literatuur, luistert ze beleefd naar alle volwassenen die haar aanraden om met de o zo beschaafde Edeling om te gaan, maar ondertussen voelt ze ook het avontuur met de man die van de auteurs vanaf het begin een initiaal krijgt zodat je weet dat het niet pluis is: R.

Zo’n 220 jaar oud is de roman Sara Burgerhart nu, en het behoort nog steeds tot de levendigste van de Nederlandse letterkunde. In een goede roman zie je een situatie door zoveel mogelijk verschillende ogen; zie je dat iedereen gelijk heeft ook al spreken alle personen elkaar voortdurend tegen. Sara Burgerhart heeft even gelijk dat ze met R. meegaat naar het huis van zijn vriend waar hij haar nog een heel mooie medicinale plant zal laten zien als haar hospita die haar voor R. waarschuwt.

Vorige Volgende