“Ik ben wel nieuwsgierig, ja. Ik moet zeggen: ik beschouw het als een slechte eigenschap. Toen ik in die brieven van Juliana zat te grasduinen, waren er momenten waarop ik dacht: wat ben jij toch een vervelende, nieuwsgierige vent. Het gevoel van de pottenkijker die zit te loeren in een correspondentie die niet aan zijn adres is gericht”
Cees Fasseur in een interview naar aanleiding van het verschijnen van zijn boek over de Greet Hofmans-affaire, over het feit dat hij door de prive correspondentie van Bernard en Juliana kon grasduinen en daar lustig uit citeert in zijn hoek. Overigens een aparte opmerking van hem, want veel historici doen niets liever dan grasduinen in de levens van anderen
“Het boek wemelt van de kattebelletjes en brieven tussen ‘Bernilo’ en ‘Jula’. Juliana op 19 oktober 1940 bijvoorbeeld, aan Bernhard: ‘Besef je eigenlijk wel hoe weinig ik van je afweet. (-) Ik weet niet in wiens gezelschap je slaapt. Ik weet niets, niets niets!’ “
Reacties (3)
Overigens een aparte opmerking van hem, want veel historici doen niets liever dan grasduinen in de levens van anderen
Dat ligt voor mij, als historicus, nogal wat subtieler. Vaak is de overgebleven correspondentie de enige manier om dichtbij mensen te kunnen komen, en iets van hen te begrijpen. Maar bij types als Benno en Juul ligt dat heel anders; daar weet iedereen al van; die zijn al geïnterpreteerd; daar is al een beeld van, dat misschien eens bijstelling behoeft.
Ik kan me dan ook niets saaiers voorstellen dan me te moeten verdiepen in zo’n uitgekauwd onderwerp.
Ik vind het een boeiend citaat want een historicus behoort dat gevoel niet te hebben. Als hij/zij de beschikking heeft over de correspondentie en daar vrij mee om kan en mag gaan dan moet hij daar ook vanuit de professie de consequenties uit trekken. Het is een bron.
@ijsbrand
Ik kan me dan ook niets saaiers voorstellen dan me te moeten verdiepen in zo’n uitgekauwd onderwerp.
Als iets duizenden jaren oud is kan ik me voorstellen dat dat effect gaat werken. Maar hier moet toch iets nieuws tussen zitten. Ik vind het slotcitaat van het logje dan ook wel degelijk interessant. Ik had nl altijd de indruk dat die twee geheel langs elkaar leefden maar blijkbaar hadden ze zelfs in die tijd al een afstandelijke maar goede relatie. Gewoon open pratend over Bernards bedgenoten. Die openheid is voor mij onverwacht. En dus een bijstelling van mijn beeld over Juliana.
De historicus heeft iets toegevoegd. Dat is interessant. Dat die historicus zichzelf dan een onterecht voyeurist vindt is denk ik zijn probleem. Hij kwijt zich verder blijkbaar overigens toch behoorlijk van zijn taak: het publiceren van gegevens uit bronnen.
’t Is weer typisch iets voor een vrouw hoor: zeggen dat je niets van ‘m weet.