Dit is de veertiende aflevering van een reeks over de Atheense filosoof Plato, die veel mensen vooral kennen om zijn zogenoemde ideeënleer, om de Platonische liefde en om zijn ideale filosofenstaat. Dat is echter wat misleidend. Plato’s filosofie is breder en gaat dieper.]
Plato vergelijkt de levende mens met een persoon die geketend in een grot naar een schaduwspel op de diepste rotswand kijkt. De schaduwen zijn afspiegelingen van vormen die eeuwig en onveranderlijk zijn. De schaduwen zijn imperfect, omdat ze worden vervormd door het flakkeren van het licht achter de personen, dat de schaduwen werpt. Het probleem is dat de meeste mensen denken dat de door hen waargenomen schaduwen een accurate weergave van de werkelijkheid zijn.
Wij moeten volgens Plato onze zintuigen continu wantrouwen. De filosofie is er om mensen te helpen hun ketenen af te werpen en zich niet tot de verschijnselen te richten (de schaduwen op de rotswand), maar tot de abstracte ideeën zelf, en het licht daarachter dat de projecties veroorzaakt. Dit licht staat symbool voor het Goede, het Hogere. Alleen door zich daarop te richten komt een mens tot ware kennis die niet vluchtig is, zoals de verschijnselen, maar onveranderlijk en vast als abstracte ideeën, vormen.
Veel mensen zullen hier afhaken. Plato kan daar wel inkomen. Wie de werkelijke waarheid heeft gezien, wordt niet serieus genomen door mensen die nog geketend in hun grot zitten. Zo gaat dat nu eenmaal altijd als iemand kennis bezit die anderen niet kunnen bevatten. Maar als iemand het licht gezien heeft, zal hij dan nog hechten aan dat rare schaduwspel in die grot? Welnee.
Het afwerpen van onze ketenen en het aanschouwen van de vormen en het licht van het Goede is volgens Plato geen kwestie van een geloof of een plotseling inzicht. Het vergt een lange training van de ratio, die uiteindelijk tot kennis leidt. Het is deze filosofische training die de bestuurders van Plato’s ideale samenleving met succes hebben doorlopen. Daardoor weten deze mensen wat eeuwig en goed is, en laten ze zich niet verleiden door vluchtige zaken.
Zij houden zich niet bezig met gekissebis en het opstellen van onnodige wetten, zij ontwerpen een simpele maatschappij waarin ‘teveel’ niet bestaat, en iedereen zijn eigen plaats en functie heeft.
Zonder meer gaan deze regenten akkoord met een sober leven, ze weten immers dat het ware geluk niet in de uiterlijke verschijnselen ligt, maar in kennis van het hogere. Met deze mensen aan het roer krijgen we een filosofenstaat.
Deze reeks is gebaseerd op het boek De wereld vóór God van Kees Alders. Het boek biedt een introductie tot de filosofische stromingen van de oude wereld en is hier te bestellen.
Reacties (2)
Zo zie je maar hoe zelfs de grootste filosofen er wel eens helemaal naast kunnen zitten. Want de zoektocht naar een of andere Hogere Waarheid heeft natuurlijk nog nooit het minste beetje ‘ware kennis die niet vluchtig is’ opgeleverd. Integendeel. Alleen systematisch onderzoek van de banale realiteit blijkt ware kennis op te leveren, die bestand is tegen de tand des tijds. Al blijkt die banale realiteit wel zo complex in elkaar te zitten, dat we hem nooit helemaal zullen doorgronden. Of is dat dan misschien die Hogere Waarheid?
Plato vindt blijkbaar dat iemand die de hoogste waarheid kent, aan een sober leven voldoende heeft.
Voor zover ik weet is dat niet een inzicht dat uit de wetenschap komt.
(Al zullen onderzoekers eerder gemotiveerd zijn door nieuwsgierigheid dan door hebzucht).
Op zich zal elke mysticus het met Plato eens zijn dat het vergaren van rijkdom niet veel nut heeft, en dat zou ook voor elke christen en moslim gelden moeten.
Maar dat betekent niet dat Plato gelijk heeft.
Ik denk dat het trainen van de ratio niet bij iedereen dezelfde resultaten geeft.